is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Serristenwoning Raussens met serres
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Serres
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Serristenwoning Raussens met bijgebouwtje
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Serristenwoningen met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Serristenwoning Rausens met serres
Deze vaststelling was geldig van tot
Aansluitend op het succesvolle voorbeeld van de gebroeders Sohie kende de druiventeelt onder glas in de periode 1873-1910 in Hoeilaart en omstreken een pijlsnelle vlucht. De rijk geworden serrist affirmeerde zijn welstand met de bouw van een nieuwe woning die op een expliciete wijze zijn bedrijf domineerde.
De serristenwoning, die momenteel onderdak biedt aan de conciërge van het tuinbouwcentrum, werd circa 1900 opgetrokken door Eugène Raussens. Zijn initialen vinden we terug als gevelankers van het eveneens originele, vrijstaande bijgebouwtje, waarin de druiven werden verpakt. Deze compacte, tweegevelwoning met twee bouwlagen onder een wolfsdak (mechanische pannen) is een typisch product van de eerste bouwfase. Gesitueerd op de noordgrens van het terrein kijkt ze op de 18 lager gelegen serres.
De symmetrische gevelbehandeling van deze ruime, drie traveeën brede woonst wordt getemperd door een weloverwogen picturale toets, ontleend aan een grijze breukstenen plint, en helrood gevelmetselwerk doorstreept met lichtgrijs geschilderde speklagen en hoekkettingen. De risalietvormige, centrale inkom wordt extra beklemtoond door een fraai, houten portiek en een balkon met smeedijzeren borstwering.
Veel aandacht ging ook uit naar de houten kroonlijst - vooral ter hoogte van het centrale puntgeveltje - ondersteund door elegante houten consoles en een bakstenen muizentandfries. Alhoewel bescheidener uitgevoerd is de structuur van de achtergevel vrijwel identiek. Ook hier werd gebruik gemaakt van decoratieve, smeedijzeren muurankers. Het tegen de zijgevel aangebouwde bijgebouwtje met glazen luifel dateert van circa 1930.
Het interieur is, op de traditionele ruimte-indeling na, minder gaaf bewaard: verlaagde plafonds, verwijdering van stucbepleistering. Wel nog aanwezig zijn de typische tegelvloeren, de parketvloer in het salon, de dubbele paneeldeuren met koperen sluitwerk én de eenvoudige, houten steektrap aan het uiteinde van de gang.
Bron: Beschermingsdossier DB000099
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)