erfgoedobject

Papiermolen De Meurs

bouwkundig element
ID
200197
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200197

Juridische gevolgen

Beschrijving

Restanten van het 19de-eeuwse papiermolen De Meurs, gelegen op de noordelijke oever van de Molenbeek. Voorloper van de mechanische papierfabriek de Meurs in Lot.

Historiek

De naam 'Steenput' komt in archieven voor sinds 1475. In de buurt van de Steenputmolen werd oorspronkelijk steen ontgonnen, meer bepaald kwartsiet voor het verharden van wegen. De groeve (steenput) werd later als spaarbekken gebruikt en gaf later zijn naam aan een molen die in 1552 vermeld werd. In 1586-87 was er sprake van een papiermolen op de site.

De Steenputmolen werd uitgebaat door de familie Fastenaekels. Bij een vererving in 1582 en 1586 is er sprake van een papiermolen samen met de 'steenput'. De papierindustrie ging in de 17de eeuw achteruit en de papiermolen, inclusief de steenput en bijhorende hoeve, werd in 1643, in volle papiercrisis, verkocht aan Pieter Gheeroms en Joanna Van Cutsem. Vermoedelijk was Gheeroms een investeerder en papierverkoper die zijn papieraanvoer wilde veilig stellen, eerder dan een producent. Joos Festenaekels bleef immers nog een hele tijd op de molen wonen als uitbater. In 1686 werd Festenaekels vervangen door een nieuwe producent, Joos van Volxem. Uit in archieven vermelde grondstoffen en installaties wordt afgeleid dat er in de Steenputmolen elf soorten papier werden gemaakt, waaronder het voor de streek typische grauwpapier én het kwalitatievere witpapier.

In 1729 (sommige bronnen zeggen 1712) verkocht Nicolaes Broeckmans, functionaris bij de Brusselse Rekenkamer en via zijn moeder afstammeling van Pieter Gheeroms de molen aan Pieter Van Hemelryck en Emerantia de Nayer. Bij zijn dood huwde de weduwe met haar huurder Peeter Houwaert, de volle eigendom ging echter naar de kinderen Van Hemelryck.

De Ferrariskaart suggereert twee kernen op de site: drie gebouwen op de oevers van de Molenbeek, wellicht de eigenlijke watermolen, en een viertal gebouwen met de 'steenput' ten noorden van de Sint Laureinsborreweg, vermoedelijk de hoevegebouwen. Wellicht zijn deze laatste de kern van de huidige bebouwing op nummer 10. Beide kernen wijzen op de combinatie van molen en hoeve. Peter Houwaert pachtte beide én de omliggende gronden. Op de Ferrariskaart zijn tevens twee wegen zichtbaar die van de molen in noordelijke richting naar de Meigemheide lopen. Om ongevallen in de holle weg te verwijden werd de weg ontdubbeld. Volgens Ph. Winderickx (1976) werd de middenberm beplant met bomen dienstig voor de papierproductie. De beplante berm bleef bewaard.

In 1810 werd Michel Parijs eigenaar. Hij was de schoonvader van Ferdinand De Meurs. De Meurs was telg uit een geslacht van papierfabrikanten uit Sint-Genesius-Rode. Hij bezat tijdens zijn leven de papiermolens van Rode, Dworp en Huizingen. In 1827 volgde de eerste belangrijke investering in de papiermolen door De Meurs. Hij verbond de vijver met de beek en de vijver werd opgewaardeerd tot een spaarbekken. Het waterpeil in de beek kon immers niet verhoogd worden om de Herisemmolen te sparen. De beek werd verlegd, er kwamen nieuwe sluizen en de waterwielen werden vergroot.

In 1830 bescheef Vandermaelen de papiermolen als volgt "Waterpapierfabrijk aan de Molenbeek gelegen bestaande uit een hecht sterk in baksteen gebouwde batiment met droogzolders pakhuizen en wooning voor den fabriek bewaarder, drij wrijfrollen, vier schepkuipen met vuurovens, vier stofbakken vier handpersen. Eene leimpers een leimketel een vernys ketel een waterketel een water bak. De vrijfrollen worden door een molenrad in beweging gebracht in goeden staat. Men maakt er meerdeels wit papier". De productie van wit schrijfpapier was een uitzondering in de streek. De inrichting was opmerkelijk groot waardoor Papiermolen De Meurs op dat ogenblik als de belangrijkste van Dworp kan worden beschouwd. Opvallend detail: er was maar één rad om de verschillende schepkuipen en wrijfstenen aan te drijven. De meeste molens hadden één rad per kuip.

In 1833 werd een verbinding gerealiseerd met de nieuwe Steenweg Buizingen-Alsemberg, onmiddellijk nadat die was aangelegd. Daarom ook dat in de brug over de Molenbeek een sluitsteen met "F.D.M. (Ferdinand De Meurs) 1833" werd geplaatst.

Vanaf 1836 was de molen uitgerust met een papiercontinu in vervanging van de papierschepkuipen. Om de continuïteit van de productie te bevorderen werd de stoommachine ingevoerd naast het gebruik van waterkracht. Zo werd nog in 1883 een nieuw waterwiel geplaatst.

Gustaaf De Meurs, zoon van Ferdinand (+1846), leidde de fabriek en woonde er. Hij verhuisde later naar Huizingen om er de grote industriële fabriek De Meurs op te richten. Gustaaf moderniseerde de fabriek na 1850. Dat leidde tot problemen met het waterpeil dat hoger kwam te liggen. De raderen van de Herisemmolen kwamen in het water te liggen met een dispuut tussen beide eigenaars als gevolg. Uiteindelijk bouwde de provincie Brabant een nieuw sluizencomplex op Steenput en een waterpassing aan beide molens.

In 1865 volgde een nieuwe beschrijving van de site. De fabrieksgebouwen stonden op beide zijden van de beek. Centraal stond de papiermachine met waterwiel, lompenwasser, raffineerkuipen, langzeef-machine. Ten oosten lagen magazijnen voor grondstoffen en afgewerkte producten. Aan de overzijde van de weg lag het woonhuis met lompenblekerij met stoomketels. Er was een grote nieuwigheid: een lichtgasinstallatie.

Op het einde van de 19de eeuw had de familie de Meurs meer aandacht voor de fabrieken van Rode en Huizingen. De ligging in de vallei maakte modernisering en uitbreiding van de Steenputmolen niet evident. De eeuwenoude troef werd nu een remming en modernisering bleef uit. Aan- en afvoer van goederen werd een probleem. Omstreeks 1903 probeerde De Meurs zijn fabriek te verkopen aan Francois-Xavier Winderickx, wat mislukte. De Meurs beslist daarop zijn molen te slopen. Het molengebouw had drie verdiepingen wat uitzonderlijk was. Dat was wellicht het gevolg van de nauwe vallei met weinig ruimte om uit te breiden. Enkel het fundament van de molen en een kapel bleven bewaard als getuigen van het industriële verleden van de plaats.

Beschrijving

Van de nu gesloopte papiermolen "De Meurs" of "Steenputmolen" uit 1827, zijn nog een aantal resten bewaard: de steenputvijver, een stenen brug, een kanaal met twee sluizen (verdeelwerk, toevoergeul, sas met waterval), de oude turbinekamer en resten van funderingen en stukken muur.

Om het grote waterwiel met een diameter van vijf meter te laten functioneren, werd in de oude steengroeve een vijver aangelegd die diende als spaarbekken. Een afwateringskanaal leidde het water in een optimale stroming naar het wiel. Verbinding van de Steenputvijver met de waterloop door gemetselde gewelven.

Het verdeelwerk bestaat uit twee sluizen. De eerste sluis (met waterval) zorgt voor de doorstroming via de beekbedding. Natuurstenen (hardstenen) borst- en regelwerk, twee houten sluisdeuren waarvan één bediend door middel van een tandheugel bleven bewaard. De saswanden bestaan uit baksteen- en natuursteenmetselwerk. De tweede sluis bestaat uit twee geleiders voor schotbalken ter hoogte van de aanzet van het verbindingskanaal van aan de Steenputvijver naar de waterval.

Het verbindingskanaal is een rechtlijnig kanaal met wanden in baksteenmetselwerk, gedeeltelijk van een bakstenen vloer voorzien. De waterval met natuurstenen vervalwand heeft zijwanden met rondbogige openingen die toegang verlenen tot gemetselde kamers.

Van de loogkamers zijn enkel het onderste gedeelte en de funderingen bewaard. De watergevel is voorzien van een uitlaatopening voor afgewerkt water. Er is een klein brugje met bruggenhoofden in baksteenmetselwerk, het loopvlak rust in I-profielen, gesmede brugleuning. De brug van 1833 is een zware gemetselde constructie met rondbogige doorstroomopening (tunnelvorm) met natuurstenen afboording. De brug heeft ijzeren brugleuningen.

Bakstenen pijlerkapel uit 1849, opgericht door de familie de Meurs. De kapel heeft een rondboognis, afgesloten met een smeedijzeren deurtje. De afdekking gebeurt met een hardstenen schoudervormig topstuk. Uit hetzelfde materiaal is de herdenkingssteen. In de nis staan verschillende heiligenbeelden. De kapel is door de gemeente heropgebouwd in 1990.

  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier, De watergang van de voormalige papiermolen "De Meurs" of "Steenputmolen" (J. de Schepper 1993).
  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Lopend archief, Beersel, dossier 618, 1993 renovatie van het woonhuis + uitbreiding volgens oorspronkelijke toestand.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • DE GELAS J. 1990: De industriële geschiedenis als verklaring voor een legende, Eigen schoon en de Brabander, 23.4-5-6.
  • DE GELAS J. 2003: De industriële geschiedenis voorloper en vormer van het natuurgebied de Steenput, En het dorp duurde voort …, 5.17, 42-61.
  • THEYS C. 1948: Geschiedenis van Dworp, Brussel.
  • VERBESSELT J. s.d.: Verdwenen en verplaatste dorpscentra, s.l.

Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Papiermolen De Meurs [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200197 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.