Het koetshuis maakte oorspronkelijk deel uit van het grote complex Kloosterstraat 1-3 dat in 1845 werd opgetrokken in de tuinen van de oude preposituur, mogelijks met incorporatie van oudere constructies. Het pand en de achterliggende terreinen werden progressief uitgebreid, tot het goed in 1879 intern werd opgedeeld, waarbij de oude, centrale poortdoorgang van het huis als grens werd gebruikt; het linkse gedeelte, een breedhuis parallel met de straat, liep tot aan de poort; het rechtse gedeelte omvatte de poortdoorgang en een breedhuis dwars op de straat, langsheen het kloosterpand.
Het koetshuis verschijnt in 1882 voor het eerst op de kadasterplannen. De achterkoer was toegankelijk via een laterale entrée à sec met een monumentale ingangspoort aan de zijde van de Kloosterstraat, die tot op heden bewaard is gebleven, bekroond met een smeedijzeren balkon waarin de verstrengelde initialen ‘AV’ zijn verwerkt. Dit motief keert terug als muurankers op de façade van het koetshuis en verwijst naar bouwheer Vroonen.
Neorenaissance dubbelhuisconstructie van zes à zeven traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldak; bakstenen constructie met kalkstenen details; licht geaccentueerd middenrisaliet met getrapte tuitgevel; in het metselwerk gesuggereerde speklagen en strekse bogen boven de muuropeningen, kalkstenen details: plint, poort- en deuromlijstingen, de lekdrempels van de ramen, de bij de muuropeningen aansluitende aanzetten van de speklagen, sleutel- en kraagstenen; muuropeningen over het algemeen getoogd, met uitzondering van het hoogste risalietraam, dat rondbogig is; gelijkvloerse verdieping met centrale dubbele ingangsdeur, geflankeerd door twee kleine vensters, waarvan er één is gedicht; brede poort in de linkervleugel, secundaire kelder(?)ingang en monumentale, in drielichtsraam met drieledig bovenlicht verwerkte zijdeur in rechtervleugel; de centrale deur en de poort zijn geaccentueerd met negblokken; zijdeur en vensters in de drielichtsstructuur worden van elkaar gescheiden door gebeeldhouwde speren; gevarieerde venstertypen maken de verdieping uit, met een accent op de risaliet, waar het centrale raam via een kalkstenen dorpel versmelt met de bovenste rondboog die bekroond wordt met een sleutelsteen waarop een bolvorm rust. De dakgoten van de zijvleugels zijn voorzien van afhangend, rustiek aandoend lijstwerk; de risaliet is afgewerkt met smeedijzeren muurankers, waarvan het exemplaar in de uiterste geveltop de vorm heeft van de verstrengelde initialen A en V.