Bovengronds is de oudste afleesbare bouwfase zichtbaar in de façade: de eerste bouwlaag omvat rechthoekige, in kalksteen afgeboorde muuropeningen, die stilistisch in de late 18de tot vroege 19de eeuw te dateren zijn. De deur behield een oud ruitvormig bovenlicht. De rest van de gevel is laat-19de-eeuws en hangt vermoedelijk samen met de in 1875 geregistreerde uitbreiding van het huis in het kadaster en die een uitbreiding van het bestaande volume en de constructie van een achterbouw omvatte. De tongewelfde kelder en gelijkvloerse voorgevel werden gerecupereerd, maar blijkens niveauverschillen op de eerste en tweede verdieping moet een oudere structuur in meerdere andere opzichten een stempel hebben gedrukt op de nieuwbouw. Zuiver laat-19de-eeuws zijn een nieuwe kelderruimte onder bakstenen troggewelven, de bovenste bouwlagen van de straatgevel, de achtergevel en achterbouw, en vermoedelijk ook de interieurelementen in het achterste deel van het huis.
Reeds aangeduid op het voorprimitief kadasterplan: geblokt volume, nog zonder de huidige, langgerekte vleugel rechtsachter. Het gebouw is echter veel ouder, blijkens een kelderruimte linksvoor, overspannen door een mergelstenen tongewelf, aan straatzijde afgesloten door een mergelstenen wand met twee driepasnissen.
Bakstenen volume van vier traveeën en twee bouwlagen. De wit gekalkte straatgevel omvat een gelijkvloerse bouwlaag met rechthoekige muuropeningen in een vlakke kalkstenen omlijsting. Onder het schrijnwerk is het oorspronkelijke bovenlicht van de deur vermeldenswaardig. De gevel wordt bekroond door een eenvoudige fries. De achtergevel heeft een eenvoudige structuur met getoogde muuropeningen, waaronder enkel de achterdeur is voorzien van een mogelijk gerecupereerde, rechthoekige, kalkstenen omlijsting met sluitsteen. De achterwaartse vleugel heeft sobere karakteristieken, met eenvoudige, getoogde vensters.