De kapelanij, opgetrokken omstreeks 1857 (zie kadaster) is een sober dubbelhuis, drie traveeën breed en twee bouwlagen hoog, opgetrokken in baksteen boven een kalkstenen plint en onder een laag leien zadeldak tussen aandaken. Tegen de rechterzijgevel is een aanbouw opgetrokken van één bouwlaag onder leien schilddak. Voor- en achtergevel zijn geritmeerd met een licht geaccentueerde middenrisaliet en hoeklisenen. Een onderbroken kalkstenen Kordonlijst (enkel over de breedte van de middenrisaliet en hoeklisenen) markeert het niveau van de onderdorpels van de verdiepingvensters, een volwaardige Kordonlijst (over de volledige gevelbreedte) markeert de kroonlijst. De hoeklisenen zijn verder verlevendigd met mergelstenen kapitelen onder de Kordonlijsten; enkele van deze kapitelen zijn versierd met een kruis.
Voor- en achtergevel zijn voorzien van muuropeningen in een regelmatige spreiding. De rechthoekige voordeur is voorzien van een kalkstenen omlijsting met kroonlijst, de ramen zijn alle getoogd, met kalkstenen onderdorpels. Binnen de kroonlijstzone is zowel aan voor- als achterzijde een sequentie van mergelstenen steigergaten voorzien. De linkerzijgevel omvat een rechthoekig zijdeurtje in kalkstenen omlijsting, één getoogd raam van het type in de hoofdgevels, alsook twee kleine raampjes op zolderniveau. De rechterzijgevel gaat grotendeels schuil achter de aanbouw en omvat slechts een klein venstertje op zolderniveau. De aanbouw tegen de rechterzijgevel omvat een getoogd deurtje aan tuinzijde.
De kapelanij behield een tuinperceel (voor- en achtertuin), dat wordt afgeboord door de kerkhofmuren. Aan de andere zijden grenst het aan boomgaarden. De tuin heeft geen noemenswaardige aanleg meer.