De sluizen op de Dijle vormen het sluitstuk op de 'Afleidingsdijle', een aftakking op de Dijle die de stad moest beschermen tegen de jaarlijks terugkerende overstromingen. Het afleidingskanaal zou voor een deel in een nieuwe bedding lopen en voor een deel de loop van de oude stadsgracht volgen, die echter werd verbreed en uitgediept. Deze grootse infrastructuurwerken namen een aanvang in 1895 en waren in 1907 voltooid.
Niet alleen werd het afleidingskanaal gegraven, ook de spoorweginfrastructuur onderging een grondige aanpassing. De spoorwegbedding van de lijn naar Antwerpen werd immers verhoogd en vele overwegen afgeschaft. Aan de Nekkerspoel kwam een nieuwe spoorwegbrug en gelijkgronds werd over de nieuwe waterweg een 'wafelijzerbrug' voorzien. Op die manier kreeg de wijk Nekkerspoel een betere ontsluiting. Deze infrastructuurwerken vormen één van de belangrijkste stedenbouwkundige ingrepen in het Mechelen van vóór de Eerste Wereldoorlog.
Aan begin en einde van de Afleidingsdijle werden sluizen gebouwd. Die moesten verhinderen dat het water vanuit het afleidingskanaal in de Dijle zou opgestuwd worden. Beide sluizen zijn vrijwel in originele toestand bewaard. Aan het begin van de aftakking, bij de fabriek van Roestenberg, werd reeds in 1890 een sluis met een aparte stuw gebouwd (Bovensluis). De tweede sluis, op de plaats waar de Afleidingsdijle weer in de Dijle vloeit, dateert uit 1905 (Benedensluis). Ze sluit het Keerdok af, met andere woorden een zwaaikom en losplaats voor binnenschepen op de Dijle.
Ooit hebben er plannen bestaan om op de site waar zich nu het Keerdok bevindt een heuse haven te bouwen. Deze megalomane plannen werden nooit uitgevoerd. Het Keerdok is niettemin uitgegroeid tot een bescheiden havensite die gedomineerd wordt door het douane-entrepôt en door de laad- en losinfrastructuur van een aantal bedrijven die bouwmaterialen verkopen en produceren. Tot op heden doen binnenschepen deze kleine binnenhaven aan.
De site 'Keerdok' met de kom en het douane-entrepôt vormt niet alleen een zeer belangrijke verwijzing naar de industriële ontwikkeling van Mechelen. Als grensgebied tussen de stad en de open ruimte is ze ook op ruimtelijk vlak een gebied met grote betekenis.
Benedensluis
Schutsluis uit 1905, van het type getijdesluis, die bestaat uit een brede kom met natuurstenen, schuine komwanden en rechte wanden ter hoogte van de sluishoofden. De natuursteen is gebouchardeerd of gefrijnd en voorzien van arduinen boordstenen. In beide wanden bevinden zich stenen trappen, afgeschermd met leuningen in gietijzer (stijlen met leeuwekopjes) en smeedijzer. In de sluishoofden zijn groeven voor schotbalken voorzien en twee stellen gelaste stalen puntdeuren. De deurbediening vindt plaats met een tand- en (recht) heugelsysteem waarvan de kaapstanders zijn vervangen door een reducerend tandradsysteem in gesloten kast op gietijzeren voet. Verder zijn er een omloopriool, gietijzeren meerpalen en ijzeren, geklonken stoot- en geleidingswerken aanwezig.
Sluiswachterswoning en loods
De sluiswachterswoning is een vrijstaand woonhuis, gelegen in de spie gevormd door Dijle en afleidingsDijle, opgetrokken in eclectische stijl van circa 1905. Het gebouw heeft een vrijwel vierkant grondplan van tweemaal drie traveeën en twee bouwlagen met verspringende volumes onder haakse zadeldaken (mechanische pannen). In tegenstelling tot het sluiswachtershuis aan de bovensluis bleef hier de hoektoren met ingesnoerde spits wel bewaard.
De bakstenen lijst- en tuitgevel zijn sober versierd met enkele zandstenen ornamenten zoals hoekkettingen en aandaken. De segmentbogige muuropeningen zijn voorzien van arduinen onderdorpels en de benedenvensters zijn beluikt.
De bijhorende bakstenen loods, eveneens onder zadeldak (mechanische pannen), is voorzien van betraliede segmentboogvensters en zijtrapgevels.