De bakstenen boogbrug van 1908 is een sobere constructie met segmentbogig gewelf en een eenvoudige kordonversiering aan de zijkanten. De betonnen bovenbouw van 1933 bestaat uit liggers rustend op beide landhoofden en vier over heel de breedte van de reeds bestaande brug gebouwde steunmuren met pijlers op de kop; de ontmoeting tussen de ondersteunende kolommen en het brugdek wordt versterkt door een afgeschuinde balk.
De verhoogde spoorbrug over de Dijle is gezien haar opbouw in twee fazen een merkwaardig bouwkundig fenomeen. De oorspronkelijke boogvormige constructie is karakteristiek voor de bruggenbouw omstreeks de eeuwwisseling; de betonnen bovenbouw daarentegen is representatief voor het functionele bouwen in het interbellum.
Een maatregel die voor Mechelen verstrekkende gevolgen had was de wet van 1 mei 1834 waarbij een stelsel van "ijzeren wegen" werd ingesteld "hebbende Mechelen tot middelpunt". Hoewel aanvankelijk het ongehinderd goederenvervoer tussen Schelde, Maas en Rijn beoogd werd, kreeg het reizigersvervoer voorrang. Op 5 mei 1835 werd, als eerste spoorlijn op het vasteland, de sectie Mechelen-Brussel ingehuldigd, kort daarop gevolgd door andere spoorverbindingen met Mechelen als draaischijf; de sectie Mechelen-Antwerpen werd op 3 mei 1836 ingehuldigd.
De evolutie en modernisering van het spoor vergden in de loop der jaren omvangrijke spoorwegwerken en de bouw van meerdere kunstwerken. Op 14 juli 1890 werd beslist de hoofdsporen van de lijn Brussel-Antwerpen te verhogen. De ophogingswerken tussen de Dijle en de grens met Sint-Katelijne-Waver dateren van 1908-1910 met inbegrip van de bakstenen segmentboogbrug over de Dijle.
In 1933-1935 werd het baanvak Brussel-Mechelen-Antwerpen geëlektrificeerd. Hiervoor werd tussen Zenne en Leuvensevaart een berm met een hoogte van 7 tot 11 meter aangelegd, samen met een vaste metalen brug over de vaart. Vandaar liep de verhoogde baan oostwaarts van de toenmalige stations-koepel, via de nu nog bestaande en voor bescherming voorgestelde Vierendeelbrug over de Leuvensesteenweg en het spoor naar Leuven, door tot aan de Dijle, waar bovenop de bestaande bakstenen brug van 1908 een betonwerk van 9 meter gebouwd werd; hier sloot de verhoogde baan aan bij de reeds eerder aangelegde dijk op Nekkerspoel. De officiële inhuldiging had plaats op 5 mei 1935, precies honderd jaar na de openstelling van de eerste spoorlijn.
- ROGIER M.C.G., Bijdrage tot de geschiedenis van de Belgische spoorwegen te Mechelen, Mechelen, 1978.
- ROGIER M.C.G., Mechelen middelpunt van de Belgische staatsspoorweg, Mechelen, 1983.
- VERMOORTEL F., Mechelen, de mémoires van een stad, Brugge 1986.