De drie domeinen Vogelzang, Middelheim en Den Brandt, die in oorsprong respectievelijk teruggaan tot de 13de en 14de eeuw, vormen samen het Nachtegalenpark. Dit park van circa 90 hectare is een goed bewaard voorbeeld van een parkaanleg uit de 19de eeuw en vormt een groen geheel binnen een verder sterk verstedelijkte omgeving.
Het goed “Vogelensanck” dateert vermoedelijk uit de 13de eeuw en is het oudste van de drie domeinen. Omdat het vroeger een niet ontgonnen heidegebied was, dat zich uitstrekte van Luythagen via Wilrijk tot Hoboken, werd het in de 14de eeuw “ten Woestyne" genoemd, pas vanaf de 16de eeuw veranderde de naam in “Vogelensanck”. Het goed werd opeenvolgend bewoond door de adellijke families Lippeloo, van Liere, Engelgrave en de Caters.
In 1457 was de "hoeve van Lippeloo” of “ter Woestine" eigendom van het Kapittel van Kamerijk. Dit landgoed van 22 bunders groot met een klein lusthof, werd in 1630 uitgebreid tot een "huis van plaisantie" met een lusthof "staande in het midden van ene motte of berg, rontsomme bewaterd en bevrijd met een doorne haag, landen, weiden ende bosschen, brugge ende poorten utten watere, opgemetst daarboven een duyvecot met een torenken, met schone boomgaard, pachterswinning, schuur, stal, plaats waar een brouwerij op gestaan heeft, rondom in zijn muren, met een leie vol opgaande eiken ...". In het begin van de 18de eeuw werd ‘Vogelensanck’ aangekocht door Hendrik Engelgrave, tweede rentmeester van Antwerpen, die het domein uitbreidde tot 32 hectare.
Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) wordt het goed Lippeloo niet bij naam genoemd, maar is het wel duidelijk herkenbaar. Binnen een volledige omgrachting bevindt zich het kasteelgebouw met twee symmetrisch ten opzichte van elkaar liggende bijgebouwen. Aan de oostzijde van het kasteel ligt een door water omgeven moestuin en net buiten de omgrachting een smal perceel als boomgaard. Aan de westzijde zijn kleine bosjes van kreupel- of laagstammig hout zichtbaar, mogelijk in gebruik als hakhout.
De kaart van Vandermaelen (1846-1854) toont rechts van het kasteel twee grillig aangelegde vijvers die in verbinding staan met een aantal grachten, sporen van een landschappelijke aanleg. Rondom het kasteel zijn er een aantal gebouwen bijgekomen en de oorspronkelijke omgrachting wordt op deze kaart aangegeven als een wandelpad. In 1865 wordt een belangrijk deel van het domein opgeofferd voor de aanleg van de Antwerpse vestingen. Het resterende deel wordt in 1895 verkocht aan een bouwmaatschappij en van dan af verwaarloosd. In 1906 volgt de afbraak van het kasteel en worden een aantal mooie bomen geveld. Enkel de bijgebouwen (oranjerie, stallingen) bleven bewaard en werden later gerestaureerd.
Op de kaart van het Institut Cartographique Militaire uit 1924 is deze inkrimping van het domein duidelijk zichtbaar: de twee vijvers en een deel van de grachten zijn verdwenen. Ten zuiden van de bijgebouwen is een parkaanleg in landschappelijke stijl herkenbaar, ten noorden liggen moestuinen en een klein perceel bos.
De benaming ‘Middelem’ of ‘Middelheem’ was oorspronkelijk op verschillende goederen van toepassing. Dit maakt het moeilijk om te bepalen welk het embryonale goed is waaruit het domein Middelheim zou groeien. Bovendien werden in de loop der tijden een aantal “Middelheimgoederen” samengevoegd. De oudste vermelding van een plaats 'Middelhem' gaat in elk geval terug tot 1342, toen William Drake en zijn echtgenote Margriete acht bunders land verkochten aan de Duitser Heinricke van Loen. De oudste gekende eigenaar voor “de huizing met hof en 21 bunder landerijen”, genaamd “Middelheem”, is de in 1399 vermelde Laureys van Aerschot de Jonge.
Pas vanaf de 14de-15de eeuw kan men met zekerheid aantonen dat de beschikbare akten over het latere kasteel Middelheim spreken. In een delingsakte uit 1498 is sprake van “Groot en Klein Middelhem”, waarbij “Groot Middelhem” staat voor een woonhuis met schaapskooi en “Klein Middelhem” voor een schuur met wagenhuis. In een document uit 1499 werd voor het eerst een beschrijving gevonden van het goed: “een omwaterd huis met stallen, duifhuis, boomgaarden, bossen met grachten en struikgewas rondom”. Deze beschrijving doet sterk vermoeden dat Middelheim toen reeds bestond uit een lusthof of kasteel met neerhoeve en de functie van buitenverblijf vervulde. Vanaf de 16de eeuw hadden opeenvolgend verschillende Antwerpse families hun zomerresidentie te Middelheim.
In 1645 werd Middelheim beschreven als een stenen huis van plaisantie dat op een omwaterde berg stond, een typische evolutie van de primitieve schans of motte. Het goed met bijhorende hoeve met schuur en stal was één van de vrije hoven onder Berchem. In het midden van de 17de eeuw was Middelheim eigendom van Joan van Weerden, 'heer van Blocklant' en Antwerps burgemeester. Hij liet het kasteel vergroten en naar zijn wens werd in 1689 een lindendreef tussen het Middelheimhof en de hoeve Sint- Michiels aangelegd. Landmeter J.C. van Lyere beschreef het Middelheimdomein in het begin van de 18de eeuw als een speelhof met een kapel, standbeelden, een bloementuin, brouwerij, galerij en een poorthuis. Het water rond het goed telde drie ophaalbruggen en er lag een 'speelschuit'.
In de tweede helft van de 18de eeuw kwam het goed in het bezit van burgemeester P.G. van Schorel. In deze periode werd het kasteel, naar een ontwerp van de Parijse architect Gilles-Barnabé Guimardé (1734-1790), omgebouwd naar Lodewijk XVI-stijl. Guimardé zou ook het park heraangelegd hebben Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) wordt deze geometrische aanleg weergegeven: de omgrachting aan de zuidzijde van het kasteel heeft een spiegelboogvorm, langs de binnenzijde van de westelijke buitenste grachtarm staat een dubbele bomenrij aangeplant en de schematisch weergegeven plantvakken zijn omhaagd. Aan de zuidzijde buiten de omgrachting liggen nog vijf omhaagde plantvakken, waarvan vier vermoedelijk aangeplant als bosquet (omhaagde parterres beplant met bomen). In de nabije omgeving van het domein bevinden zich voornamelijk landbouwgronden en enkele opvallende dreven. Middelheim-Laag omvat landbouwgronden met centraal wel een opvallende structuur van twee parallel lopende dreven die eindigen in een cirkelvormig patroon.
Rond 1820 werd E. Parthon du Von de nieuwe heer van kasteel Middelheim. Als groot plantenliefhebber richtte hij Middelheim in met serres, een orangerie en vermoedelijk een vroeg landschappelijk park. De volgende eigenaar E. Le Grelle verwierf in 1842, samen met het kasteel, het belangrijkste gedeelte van de plantencollectie.
De kaart van Vandermaelen (1854) toont opnieuw het domein met de dubbele omgrachting, maar nu vertoont de aanleg van het park sporen van een landschappelijke aanleg. De geometrische aanleg van de Ferrariskaart is hier vervangen door een kronkelend padenpatroon. Middelheim-Laag heeft opvallende veranderingen ondergaan: de dreven hebben plaats gemaakt voor een smalle, kronkelende waterpartij, uitmondend in een organisch vormgegeven vijver met een eilandje. Vermoedelijk gaat het hier om een opgestuwde beek, een aanlegconcept dat typerend is voor de vroeg landschappelijke stijl. In 1910 kocht het stadsbestuur van Antwerpen het hele domein Middelheim.
Al vrij vroeg werd een aanzienlijk deel van het Middelheim domein afgesplitst, dit deel groeide later uit tot het domein van kasteel de 'Brandt'. Naamkundig is het toponiem 'Brandt' veel jonger dan Middelheim. Het toponiem 'Brandt' werd in 1396 voor het eerst als benaming voor een stuk land teruggevonden. De betekenis is tweeledig ofwel was het een plaats waar men vrij brandhout mocht halen ofwel een 'afgebrande plek'.
Vermoedelijk was Den Brandt oorspronkelijk een hoeve met woonhuis en evolueerde het later tot hof van plaisantie. Het goed kende in de loop van haar geschiedenis verschillende eigenaars en werd meermaals aangepast en vergroot. Volgens A. De Lattin stond het oude kasteel tegen de Beukenlaan waar nu het grasplein is. Dit gebouw zou tegen het einde van de 18de eeuw gesloopt zijn en vervangen door een laat-classicistisch kasteel dat zijn huidige uitzicht kreeg in de tweede helft van de 19de eeuw.
In 1775 is er sprake van de aanleg van een 'sterre' en andere aanplantingen in het park van Den Brandt. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) wordt echter geen bos met stervormig wegenpatroon weergegeven, wel een strak geometrische tuinaanleg rondom het kasteel. Het domein heeft een vierkant grondplan en wordt langs de noord-, zuid- en westkant door beboomde lanen afgezoomd. Een oost-west gerichte zichtas loopt vanaf de ingang aan de huidige Beukenlaan over de toegangsbrug doorheen het kasteel langs het centraal pad in de tuin, kruist in het centrum een centraal rond waterbekken, en gaat verder tot aan de omgrachting om vervolgens te eindigen in een korte dreef. Deze aanleg illustreert het dan vigerende model van “vivre entre cour et jardin”. Het kasteelgebouw wordt omgeven door een vierkante binnenste ringgracht, de buitenste ringgracht is langs de oostzijde aan het voorplein onderbroken en beide uiteinden eindigen in een decoratieve spiegelboogvorm. De tuin, ingericht tot nut en sier, heeft langs de noord- en zuidzijde twee langgerekte omhaagde compartimenten die de contouren van de ringgracht volgen. Rond het centrale waterbekken liggen vier parterres. Ten noorden en zuiden van het voorplein liggen twee met sierbeplanting aangelegde percelen, ieder met een klein bijgebouwtje symmetrisch tegenover elkaar.
Vanaf 1804 tot 1910 is de familie della Faille eigenaar van het kasteel en het bijhorend domein, zij stelt in 1806 Fr. Van de Perck als hovenier aan. In deze periode is er wat betreft de tuinaanleg sprake van “bergen, een Engelse hof en een prieel”. Deze verwijzingen naar een vroeg landschappelijke aanleg zijn zichtbaar op de kaart van Vandermaelen (1854). De kleine gracht rond het kasteel is vooraan gedempt en achteraan omgevormd tot een smalle vijver bij het kasteel, die aansluit op de bewaarde buitenste ringgracht. Vanaf de ingang van het kasteeldomein vertrekt nu een dreef in westelijke richting, die de scheiding vormt tussen het domein Vogelzang in het noorden en Middelheim-Laag in het zuiden. Bovendien is het park voorbij de ringgracht in westelijke richting uitgebreid. De reeds bestaande dreef doorsnijdt twee percelen parkbos waarin fijne lijntjes een netwerk van stervormige paden aangeven.
Na 1870 laat Emile della Faille op zijn beurt grondige veranderingen aanbrengen in het park (vijvers), mogelijk naar ontwerp van tuinarchitect L. Fuchs. Ook het kasteel, dat reeds door zijn vader werd verbouwd, wordt opnieuw aangepast met kroonlijsten, een vooruitspringend balkon, schouwen en neoclassicistische ornamenten. Aan de beide toegangshekken laat hij een ‘aviarium’, een vogelkooi met exotische vogels, aanbrengen. Deze vernieuwde aanleg van het park is zichtbaar op de militaire topokaart van 1902-1903. Naast de aangelegde vijvers is ook het parkbos ten westen nog verder uitgebreid.
In 1910 koopt de familie Kreglinger het kasteel met 16 hectare park, de rest van het domein wordt door de stad Antwerpen aangekocht en zal samen met de domeinen Middelheim en Vogelzang het Nachtegalenpark vormen. De familie Kreglinger blijft nog tot 1963 eigenaar van het kasteel en 5 hectare park, nadien wordt ook dit laatste gedeelte door de stad aangekocht.
Zowel het stadsbestuur van Antwerpen als het gemeentebestuur van Wilrijk aasden van bij het begin van de 20ste eeuw op een verkaveling, maar het provinciebestuur kon tot een akkoord komen met burgemeester van Rijswijck, zodat Antwerpen de domeinen Middelheim en Den Brandt mocht overnemen van de gemeente Wilrijk, op voorwaarde dat ze Vogelzang kocht en van het geheel een openbaar park maakte.
Het jaar 1909 betekende - wegens de gestarte verkavelingen - het einde voor het landelijke uitzicht rond de drie kasteeldomeinen. De 'Vereniging tot behoud van Monumenten en Landschappen van de Provincie Antwerpen' richtte zich toen tot de heer Paul della Faille de Waerloos, eigenaar van Den Brandt, met het verzoek om de monumentale beuken in de laan aan de Dikke Mee van velling te willen sparen. Tevens drukten ze hun spijt uit over de gemiste kans om in de buurt van Antwerpen een tweede Ter Kamerenbos te creëren.
In 1910 kocht de stad 186 hectare grond aan. De aankoop omvatte een gedeelte van de eigendom della Faille (kasteel Den Brandt) met een oppervlakte van ongeveer 48 hectare, de eigendom Le Grelle (kasteel Middelheim) met een oppervlakte van 51 hectare, de eigendom Latinie (kasteel Vogelzang) met een oppervlakte van ongeveer 17 hectare, het oefenterrein en het oude fort met een oppervlakte van ongeveer 40 hectare en de uitsprong van de Wilrijkse poort en het aangrenzende deel van de vestingen, samen ongeveer 30 hectare. Van deze 186 hectare kreeg 90 hectare de bestemming van openbaar besloten park, het overige gedeelte van de gronden werd als 'bewoond park' opgedeeld in bouwkavels van minstens 1000 vierkante meter. Aangezien het grootste gedeelte van het park op het grondgebied van Wilrijk en Berchem gelegen was, werden deze gronden via de wet van 9 mei 1912 bij Antwerpen gevoegd.
Het nieuwe park van de 'grootstad' kreeg naar het toponiem 'Nachtegaalshoek' in de buurt van de Hagedoornlaan, de naam Nachtegalenpark. Ter ere van de opening liet de stad in 1911 in park Den Brandt een reproductie van het beeld 'De David van Michelangelo' plaatsen. Van 1910 tot 1939 werden in het park nieuwe parkgedeelten als sportvelden en speeltuinen aangelegd en werden er bloemperken aangeplant.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikten zowel de Duitse als de geallieerde legers deze groene, onbebouwde ruimte als opslagplaats. Graspleinen werden verhard en de aanleg van benzine- en olieopslagplaatsen vervuilde de grond waardoor de bomen wegkwijnden. Ook nu zijn nog oorlogssporen aanwezig: acht bunkers in het park Den Brandt. Ze maken deel uit van een bunkerdorp dat verspreid lag over het park Den Brandt en het Wilrijkse plein. Dit bunkerdorp deed vanaf juli 1942 dienst als het hoofdkwartier voor de verdediging van de Belgische kust. Het korpshoofdkwartier in Antwerpen is het enige nog complete geheel van de Atlantikwall. In één van de twee grote bunkers werd ondertussen een Atlantikwall museum ingericht.
De groene open ruimte rond het park is na de Tweede Wereldoorlog sterk veranderd. Het Middelheim-ziekenhuis, het RUCA, het theologische en pastoraal centrum, een volgebouwd Wilrijks plein, de kleine ring en de Craeybeckxtunnel hebben van het Nachtegalenpark een groen eiland gemaakt binnen een sterk verstedelijkte omgeving. Van de oorspronkelijke 48 hectare van het eigendom Kreglinger dat in 1910 door de stad werd aangekocht blijven nu nog 16 hectare over. De rest werd verkaveld en omgevormd tot een residentiële woonwijk.
De boomlaag in de drie parken bestaat voornamelijk uit beuk, esdoorn en wintereik, aangevuld met paardenkastanje en linde. Daarnaast komen heel wat uitheemse soorten voor zoals valse Christusdoorn, atlasceder, Libanonceder, metasequoia, mammoetboom, Lawsoncipres, honingboom, doodsbeenderenboom, amberboom, Perzische parotia en suikeresdoorn.
Voor de kruidlaag werden een driehonderdtal plantensoorten opgetekend waaronder dolle kervel, kleefkruid, klein springzaad, kruipende boterbloem, liggende vetmuur, paarse dovennetel, reukloze kamille, ringelwikke, tijmereprijs, vogelmuur en zachte ooievaarsbek. Onder de boomlaag wordt onder meer knopig helmkruid, salomonszegel en bosandoorn aangetroffen. Verder groeien er een aantal minder evidente soorten, zoals hazenpootje, melige toorts, schermhavikskruid, smalle stekelvaren en zwarte zegge.
Van het voormalige kasteel Lippeloo zijn enkel de twee gerestaureerde dienstgebouwen bewaard. De gebouwen in classicistische stijl op een rechthoekig grondplan en onder leien schilddaken doen dienst als kantoor- en opslagruimte.
Het park, aangelegd in landschappelijke stijl, wordt doorkruist door eiken- en beukendreven die dienst doen als wandelpromenades en herbergt een aantal bijzondere bomen: een mammoetboom (Sequoiadendron giganteum), Oostenrijkse eik (Quercus turneri ‘Pseudoturnei’), Californische torreya (Torreya californica) met een stamomtrek van 1,70 meter (opname in 1997, stamomtrek standaard gemeten op 150 cm hoogte), dadelpruim of persimoen (Diospyros virginiana), een Aziatische berk (Betula platyphylla) met een stamomtrek van 1,62 meter en een grootbladige berk (Betula maximowicziana) met een stamomtrek van 1,55 meter (opname in 2005).
In 1930 werd in het park een gedenkteken der gesneuvelden van de zevende linie (1914-1918) naar ontwerp van A. De Mol en E. Vereycken geplaatst. Datzelfde jaar werd naar ontwerp van F. Van den Heede en met medewerking van H. Pick een gedenkteken voor Nikolaas Jan Cupérus in het park opgericht. In 1949 bracht men een bronzen meisjesfiguur op een hardstenen sokkel van de Sint-Jansvliet naar het park over. Het beeld getiteld 'Ritmische beweging ' is een werk van E. Wijnants uit 1930.
In het park is een sportcomplex van circa 12 hectare ingericht. Ter hoogte van de taverne Melkerij ligt het kinderpark 'Koningin Astrid' met bijhorend klein dierenpark.
Het huidige park Middelheim bestaat uit twee delen: ten zuiden van de Middelheimlaan ligt Middelheim-Hoog, ten noorden van de Middelheimlaan en aansluitend op het park Vogelzang, bevindt zich Middelheim-Laag. Het park is sinds 1950, op initiatief van toenmalig Burgemeester Craeybeckx, ingericht als openluchtmuseum voor beeldhouwkunst.
Het classicistisch kasteel van twee à twee en een halve bouwlaag onder een afgeknot schilddak van leien, is vandaag in gebruik als feestruimte. De onderbouw dateert van voor 1645, de andere delen uit de tweede helft van de 18de eeuw zijn ontworpen door Gilles-Barnabé Guimard. De ten oosten van het kasteel gelegen classicistische oranjerie herbergt sinds 1976 het "Documentatiecentrum Lode Creaybeckx" met documentatie en informatie over beeldhouwkunst. Ten zuidoosten van het kasteel ligt een L-vormige hovenierswoning in cottagestijl , ten westen van het kasteel en de omgrachting staat een paviljoentje op vierkant grondplan met een leien schilddak met topbekroning.
De parkaanleg bevat nog relicten uit het laatste kwart van de 18de en het midden van de 19de eeuw, waarbij de dubbele omgrachting het opvallendste element is. Op het grote grasplein achter het kasteel staan een aantal opmerkelijke bomen: een apenboom (Araucaria araucana), trompetboom (Catalpa bignonioïdes), sassafras (Sassafras albidum) met een stamomtrek van 1,72 meter (standaard gemeten op 1,50m hoogte) en een moerascipres (Taxodium distichum) met een stamomtrek van 5,15 meter. Andere merkwaardige bomen die tot de top twintig qua stamomtrek van hun soort behoren zijn twee gewone robinias (Robinia pseudoacacia) met stamomtrekken van 3,41 en 3,10 meter, een zilveresdoorn (Acer saccharinum) met een stamomtrek van 3,55 meter en twee Corsicaanse dennen (Pinus nigra subsp. laricio) met stamomtrekken van 3,40 en 2,55 meter (opname in 2004).
In 1971 werd op Middelheim-Hoog het Braem-paviljoen ingehuldigd, naar een ontwerp van de Antwerpse architect Renaat Braem. In deze tentoonstellingsruimte worden kleinere beelden en werken tentoongesteld. Sinds 1993 staat ook in Middelheim-Laag een permanente kunstcollectie in openlucht opgesteld.
Het kasteel Den Brandt, een laatclassicistisch bouwwerk met latere aanpassingen in neoclassicisme, heeft een rechthoekig grondplan en twee bouwlagen onder een leien schilddak met zes schouwen en ijzeren kappen en een gekorniste kroonlijst met tandlijst op klossen. Hoofd- en dienstgebouwen staan in U-vorm rondom het voorplein geschikt. Enigszins afgezonderd van de andere gebouwen staat ten noordoosten van het kasteel een alleenstaand dienstgebouw in cottagestijl uit het eerste kwart van de 20ste eeuw waar halfweg de jaren 1990 een serre werd aangebouwd. Het kasteel en de bijgebouwen zijn in gebruik als horecazaak.
Ten zuiden van het kasteel bevindt zich de "Villa La Chapelle", een tussen 1910 en 1918 gebouwde villa in baksteen en witte natuursteen. Architect Joseph Hertoghs ontwierp deze woning in eclectische stijl met middeleeuws inslag (en latere aanpassingen) voor de familie Kreglinger. Vandaag is de villa eigendom van het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen en herbergt kantoorruimten.
Sinds het einde van de 19de eeuw heeft de parkaanleg nabij het kasteel geen ingrijpende wijzigingen ondergaan. De voortuin is symmetrisch opgebouwd rond een zichtas die vanuit het kasteel naar het park Vogelzang leidt. In deze zichtlijn staat in een ronde, met bladwerk versierde kuip het beeld 'De Dansende Nimfen'. Dit bronzen beeld van de Duitse beeldhouwer Walter Schott werd door de familie Kreglinger op de Brusselse wereldtentoonstelling van 1910 gekocht. Met buxus omzoomde grasparterres en kegelvormig gesnoeide taxussen onderstrepen het formele karakter van de voortuin. Een smeedijzeren hek geflankeerd door met siervazen bekroonde hardstenen hekpijlers sluit de toegang af.
Achter het kasteel is het park aangelegd in landschappelijke stijl met een serpentinevijver overspannen door twee gietijzeren boogbruggen uit de tweede helft van de 19de eeuw, een gazon bezaaid met talrijke solitaire bomen en indrukwekkende bomengroepen. Nabij de vijver ten zuiden van het kasteel staat een zogenaamde ‘folly’, een huisje in cottagestijl met rieten schilddak van circa 1910, ook wel ‘de peperkoek ‘genoemd.
Het parkbos achteraan bestaat uit een opgaand bomenbestand van Amerikaanse eik, zomereik, tamme kastanje, robinia, gewone esdoorn, beuk en ruwe berk. In de heesterlaag komen wilde lijsterbes, Amerikaanse vogelkers, gewone vlier, brem en gewone braam voor. De kruidlaag wordt in hoofdzaak gevormd door klein springzaad, roodbloeiende framboos, lelietje-van-dalen, wilgenroosje en duizendknoop.
De Belgische Dendrologische Inventaris vermeldt de aanwezigheid van een zilverlinde(Tilia tomentosa ‘Orbicularis’) met een stamomtrek van 2,80 meter (standaard gemeten op 1,50 m hoogte), nootkaschijncipres (Chamaecyparis nootkatensis) met een stamomtrek van 1,40 meter, blikeik (Quercus velutina) met stamomtrekken van 4,67 en 4,90 meter, zwarte walnoot (Juglans nigra) met een stamomtrek van 3,76 meter, Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipifera) met een stamomtrek van 3,40 meter, Oostenrijkse den (Pinus nigra subsp. nigra) met een stamomtrek van 3,40 meter en Europese hopbeuk (Ostrya carpinifolia) met een stamomtrek van 0,38 meter (opname in 2005, stamomtrek standaard gemeten op 150 cm hoogte).
De vroegere ommuurde moestuin van Den Brandt, gelegen naast de Villa La Chapelle, werd tot 1995 gebruikt als kwekerij. In 1998 werd de braakliggende moestuin op initiatief van de stad Antwerpen en in samenspraak met de Nationale Boomgaardstichting, beplant met verschillende fruitsoorten (appel, peer, kweepeer, moerbei, mispel, kers en pruim). Naast een haag van kleinfruit werd tegen de fruitmuren leifruit (druivelaars en peren) aangeplant.
Doorheen het Nachtegalenpark lopen twee beeldbepalende dreven: de Beukenlaan en de Middelheimlaan. De huidige Beukenlaan, die de scheiding vormt tussen het park Den Brandt en het Vogelzangpark, maakte vroeger deel uit van de Brandse Straat of Brandstraat. Deze straat, die haar naam aan het kasteel de Brandt ontleende, was de verbindingsweg tussen Wilrijk en de vijfde wijk van de stad Antwerpen. De dreef is vandaag beplant met eiken waarbij wintereik (Quercus petraea) overheerst. De Middelheimlaan verwierf haar naam nadat de laan in 1912 eigendom van de stad Antwerpen werd. Deze vroegere ‘Wilrijkse Hofdreef’ loopt doorheen het Nachtegalenpark tussen Middelheim-Hoog en Middelheim-Laag . De gekasseide laan is beplant met zomerlinde (Tilia platyphyllos).
De ‘Hortiflora’, aanvankelijk ingericht als showtuin met een heidelandschap, rotstuin en kruidentuin, ligt tussen Middelheim-Laag en Vogelzang. Deze tuin van ongeveer 5 hectare werd midden de jaren 70 van de 20ste eeuw omgevormd tot een educatieve tuin, waarbij een gedeelte van de showtuin behouden bleef, maar een ander gedeelte vervangen werd door een bosplantsoen met een rijke variatie aan heesters en bomen. In 1977 werd naar aanleiding van het Rubensjaar een historische tuin in renaissancestijl aangelegd. Het ontwerp van landschapsarchitect Prof. Latinne bestaat uit een symmetrisch aangelegde omhaagde tuin waarvan de bloem- en grasperken met buxushaagjes afgeboord zijn. De plantenkeuze bestond uit een vijftigtal soorten die in de tijd van Rubens bekend waren om hun sierwaarde of als keuken- of geneeskrachtig kruid. In 1984 werd ter herdenking van de kruidkundige/herborist Rembert Dodoens een kruidentuin aangelegd. In de omringende greenbelt werd een grote variatie aan struiken en planten aangeplant, onder meer doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus), Perzisch ijzerhout (Parrotia persica) en katsuraboom of Judasboom (Cercidiphyllum japonica).
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Cox, Lise; Van Olmen, Mira
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Cox L. & Van Olmen M. 2016: Nachtegalenpark [online], https://id.erfgoed.net/teksten/192737 (geraadpleegd op ).
De drie domeinen Vogelzang, Middelheim en Den Brandt, die in oorsprong respectievelijk teruggaan tot de 13de en 14de eeuw, vormen samen het Nachtegalenpark. Het park is een goed bewaard voorbeeld van een parkaanleg uit de 19de eeuw en vormt een groen geheel binnen een verder sterk verstedelijkte omgeving.
De oppervlakte van dit landschap bedraagt circa 90 hectare, onderverdeeld in 23 hectare voor het park Middelheim, 21 hectare voor het domein Den Brandt en 45 hectare voor het domein Vogelzang.
Vogelzang - of naar oudere schrijfwijze 'Vogelensanck' - zou het oudste domein zijn van de drie en vormt het grootste deel van het huidige Nachtegalenpark. Het is gelegen op de zandige gronden ten zuiden en zuidwesten van Berchem. Omdat het vroeger een niet ontgonnen heidegrond was, die zich uitstrekte van Luythagen via Wilrijk tot Hoboken, werd het in de 14de eeuw "ten Woestyne" genoemd. In de 16de eeuw veranderde de naam dan in 'De Vogelensanck'. Het goed zou haar ontstaan vinden in de 13de eeuw. In een lange geschiedenis werd het opeenvolgend bewoond door de adellijke families Lippeloo, van Liere, Engelgrave en de Caters.
In 1457 was er reeds een "hoeve van Lippeloo” of “ter Woestine" die eigendom was van het Kapittel van Kamerijk en waarvan een gedeelte van de rente gebruikt werd om de pastoor van de parochie te onderhouden. De hoeve was toen 22 bunders groot. Dit winstgevend landgoed, met oorspronkelijk slechts een klein lusthof erop, werd in 1630 tot een ‘huis van plaisantie’ met een lusthof omgetoverd, volgens de literatuur "staande in het midden van ene motte of berg, rontsomme bewaterd en bevrijd met een doorne haag". De beschrijving vermeldt ook: "landen, weiden ende bosschen, brugge ende poorten utten watere, opgemetst daarboven een duyvecot met een torenken..." en verder "...met schone boomgaard, pachterswinning, schuur, stal, plaats waar een brouwerij op gestaan heeft, rondom in zijn muren, met een leie vol opgaande eiken, 42 bunders groot, ...".
In het begin van de 18de eeuw werd ‘Vogelensanck’ aangekocht door Hendrik Engelgrave, tweede rentmeester van Antwerpen. Het domein was op dat moment 24 bunders groot. Hij zou het uitbreiden tot 32 hectare, een oppervlakte die het goed behield tot 1865.
Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) wordt het goed Lippeloo niet bij naam genoemd, maar is het wel zeer duidelijk herkenbaar. Binnen een volledige omgrachting bevindt zich het kasteelgebouw met twee symmetrische ten opzichte van elkaar liggende bijgebouwen. Aan de oostzijde van het kasteel lag een door water omgeven moestuin en net buiten de omgrachting tevens een smal perceel als boomgaard. Aan de westzijde zijn kleine bosjes van kreupel- of laagstammig hout zichtbaar, mogelijk in gebruik als hakhout.
De kaart van Vandermaelen (1846-1854) toont rechts van het kasteel twee grillig aangelegde vijvers die in verbinding staan met een aantal grachten. Rondom het kasteel zijn er een aantal gebouwen bijgekomen en de oorspronkelijke omgrachting wordt op deze kaart aangegeven als een wandelpad.
Vogelzang bleef relatief lang vrij gaaf bewaard om in 1865 voor een belangrijk deel te worden opgeslorpt door de Antwerpse vestingen. De rest werd in 1895 verkocht aan een bouwmaatschappij en van dan af verwaarloosd. Het kasteel werd uiteindelijk in 1906 afgebroken en gelijktijdig werden een aantal mooie bomen neergehaald. Enkel de bijgebouwen zoals de oranjerie en de stallingen bleven bewaard en werden later gerestaureerd.
Op de kaarten van het Institut Cartographique Militaire (1924), die de toestand weergeven in het begin van de 20ste eeuw, is te zien dat een aanzienlijk gedeelte van het goed Vogelzang plaats heeft moeten maken voor een gedeelte van de fortificatie. De twee vijvers zijn verdwenen, alsook een deel van de grachten. De rest van het domein wordt op deze kaart echter gedetailleerd weergegeven. Ten zuiden van de kasteelgebouwen is een kleinschalige parkaanleg in landschapelijke stijl herkenbaar. Bossages en kronkelende wandelpaden wisselen af met graspartijen en de restanten van de eerder vernoemde grachten. Ten noorden van het kasteel liggen moestuinen en een klein perceel bos.
Zowel het stadsbestuur van Antwerpen als het gemeentebestuur van Wilrijk aasden van bij het begin van de 20ste eeuw op een verkaveling, maar het provinciebestuur kon tot een akkoord komen met burgemeester van Rijswijck, zodat Antwerpen de domeinen Middelheim en Den Brandt mocht overnemen van de gemeente Wilrijk, op voorwaarde dat ze Vogelzang kocht en van het geheel een openbaar park maakte. Het Koninklijk Besluit van 30 december 1909 verbood de opening van straten ter hoogte van Vogelzang. Dit was immers in strijd met het algemeen belang, met name de oprichting van een park voor stadsbewoners. Op deze manier kon verkaveling worden voorkomen.
Het huidige goed of park Middelheim bestaat uit twee delen. Ten zuiden van de Middelheimlaan ligt Middelheim-Hoog, ten noorden van de Middelheimlaan en aansluitend op het park Vogelzang, is er Middelheim-Laag.
De oorsprong van de geschiedenis van het kasteel Middelheim - oorspronkelijk was de naam ‘Middelem’ of ‘Middelheem’ - is vrij verward, omdat er in de oude documenten meer dan één goed onder de naam ‘Middelem’ vermeld wordt. Het is moeilijk te achterhalen welk van die goederen en hoeven nu precies het latere kasteel zou worden. Bovendien hebben er doorheen de geschiedenis nog een aantal versmeltingen plaatsgevonden, waarbij het kasteel aangroeide en werd uitgebreid met percelen van de andere Middelheimdomeinen. De oudste vermelding van een plaats 'Middelhem' genoemd gaat in elk geval terug tot 1342, toen William Drake en zijn echtgenote Margriete acht bunders (of 8 hectare) land in dat goed verkochten aan de Duitser Heinricke van Loen. Aangezien deze koopman procurator was van de Kartuizers, werd deze kloosterorde eigenaar van de grond. De oudste eigenaar die te achterhalen is voor “de huizing met hof en 21 bunder landerijen”, genoemd “Middelheem”, is Laureys van Aerschot de Jonge, vermeld in 1399.
Pas vanaf de 14de-15de eeuw is er zekerheid dat beschikbare akten handelen over gegevens die het latere kasteel Middelheim betreffen. Het domein van het kasteel, moet samen met de goederen in de omgeving, die eveneens de benaming ‘Middelem’ droegen, een uitgestrekt gebied hebben gevormd, dat er als een echte 'wijk' moet hebben uitgezien, gelegen in het midden tussen Berchem, Wilrijk en Edegem. In een delingsakte uit 1498 is sprake van “Groot en Klein Middelhem”, waarbij “Groot Middelhem” staat voor een woonhuis met schaapskooi en “Klein Middelhem” voor een schuur met wagenhuis. In een document uit 1499 werd voor het eerst een beschrijving gevonden van bepaalde delen van het goed. Het betrof “een omwaterd huis met stallen, duifhuis, boomgaarden, bossen met grachten en struikgewas rondom”. Deze beschrijving doet sterk vermoeden dat het toen reeds een lusthof of kasteel met neerhoeve betrof dat de functie van buitenverblijf vervulde.
Het Berchems Kasteel Lippeloo of Vogelzang dat aan 'Middelheim' paalde en dat op feodaal gebied zowat het centrum moet geweest zijn van waaruit het laat- of cijnshof van Lippeloo zijn cijnzen in de omtrek inde, hief ook zeker cijns op het goed Middelheim. Hieruit moet niet direct besloten worden dat Middelheim oorspronkelijk afhankelijk zou geweest zijn van Lippeloo, maar veeleer dat het ging om enkele percelen grond die eenmaal door Middelheim werden bijgekocht.
In 1563 komt in een akte voor de eerste keer de term “hof van plaisantie” voor, hoewel reeds in vorige akten verschillende elementen van zo'n “hof van plaisantie” werden aangehaald. Vanaf de 16de eeuw hadden opeenvolgend verschillende Antwerpse families hun zomerresidentie te Middelheim.
Uit documenten van 1645 kan worden opgemaakt dat het goed Middelheim toen een stenen huis van plaisantie betrof, dat op een omwaterde berg stond - een typische evolutie van de primitieve schans of motte. Daarnaast stond er een hoeve met schuur en stal. Het goed werd bestempeld als één van de vrije hoven onder Berchem.
Een belangrijke figuur in de lange geschiedenis van Middelheim, is Joan van Weerden die de titel 'heer van Blocklant' droeg en halverwege de 17de eeuw burgemeester van Antwerpen was. Hij liet het 'kasteel' vergroten en verfraaien en naar zijn wens plantten zijn zonen in 1689 een lindedreef tussen Middelheimhof en de hoeve St. Michiels, vroeger gelegen op de plaats van de herberg 'De Nachtegaal'.
Uit een beschrijving van landmeter J.C. van Lyere is iets meer geweten over het uitzicht van het goed Middelheim in het begin van de 18de eeuw. Volgens zijn kaart en bijhorende tekst had het speelhof stenen figuren - de gebruikelijke park- en hofbeelden - een kapel, een bloementuin, een brouwerij, een galerij en een poorthuis. Het water rond het goed telde drie optrekkende bruggen en er lag een 'speelschuit'.
In de tweede helft van de 18de eeuw kwam het goed Middelheim in het bezit van burgemeester P.G. van Schorel. In deze periode werd het kasteel, naar een ontwerp van de Parijse architect Gilles-Barnabé Guimardé (1734-1790), omgebouwd naar Lodewijk XVI-stijl of late barok en het heeft sindsdien geen opmerkelijke veranderingen meer ondergaan. Ook de heraanleg van het park zou in deze periode naar zijn hand zijn uitgevoerd.
Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) wordt het goed Middelheim niet benoemd. Wel herkennen we ter hoogte van het huidige Middelheim-Hoog duidelijk een dubbel omgrachte nederzetting en tussen de binnenste en buitenste gracht een tuin met strakke symmetrische opbouw. Deze symmetrie loopt verder door buiten de buitenste omgrachting in een gedeelte dat wordt aangegeven als park. In de nabije omgeving van het domein bevinden zich voornamelijk landbouwgronden en enkele opvallende dreven. Middelheim-Laag omvat landbouwgronden met centraal wel een opvallende structuur van twee parallel lopende dreven die eindigen in een cirkelvormig patroon.
Rond 1820 werd E. Parthon du Von de nieuwe heer van kasteel Middelheim. Als een groot liefhebber van planten richtte hij Middelheim in met serres, een orangerie, een park, en dergelijke. Op 6 maart 1838 kwam zijn goed Middelheim in het nieuws doordat er door de zoon van de kasteelheer een arend was geschoten, waarvan de uitgestrekte vleugels “3,5 ellen maten” betrof. De volgende eigenaar E. Le Grelle verwierf in 1842, samen met het kasteel, het belangrijkste gedeelte van de plantencollectie.
De kaart van Vandermaelen (1854) toont ons ter hoogte van Middelheim-Hoog opnieuw de dubbele omgrachting met buiten de omgrachting een resterend gedeelte van het park. De op de Ferrariskaart duidelijk herkenbare symmetrische opbouw kunnen we nog steeds terugvinden. Wel lijken enkele landschapselementen, zoals paden, te zijn ingebracht. Middelheim-Laag heeft opvallende veranderingen ondergaan: de dreven lijken plaats te hebben gemaakt voor een waterloopje, geflankeerd door grasland en loofhout.
Op de kaarten van het Institut Cartographique Militaire (1903) zijn weinig of geen veranderingen merkbaar voor wat betreft Middelheim-Hoog en Middelheim-Laag. Ten zuiden van de Middelheimlaan bevindt zich opnieuw een strak, symmetrisch domein, gekenmerkt door een opvallende dubbele omgrachting. Middelheim-Laag heeft nog steeds een sterk gelijkaardige structuur als op de kaart van Vandermaelen met centraal een waterloop die verder doorheen het toenmalige domein Vogelzang loopt en geflankeerd wordt door grasland in het oosten en loofhout in het westen.
In 1910 kocht het Stadsbestuur van Antwerpen het hele domein Middelheim - dat ondertussen verlaten en vervallen was - aan om verkaveling te voorkomen en stelde zij het park open voor publiek. Sindsdien werden wel reeds delen van het terrein ter beschikking gesteld voor de bouw van het Middelheimziekenhuis, de Universiteit Antwerpen en het Pastoraal en Theologisch centrum.
Al vrij vroeg zou er een aanzienlijk deel van het oude Middelem zijn afgesplitst, wat zou uitgroeien tot het naburige kasteel de 'Brandt'. Naamkundig is het toponiem 'Brandt' veel jonger dan Middelheim. Het toponiem 'Brandt' werd in 1396 voor het eerst als benaming voor een stuk land teruggevonden. Ofwel was het een plaats waar men vrij brandhout mocht halen ofwel een 'afgebrande plek'.
Vermoedelijk was Den Brandt oorspronkelijk een hoeve met woonhuis en evolueerde het later tot hof van plaisantie. Het goed kende in de loop van haar geschiedenis verschillende eigenaars en werd meermaals aangepast en vergroot. Volgens A. De Lattin stond het oude kasteel tegen de Beukenlaan waar nu het grasplein is. Dit gebouw zou tegen het einde van de 18de eeuw gesloopt zijn en vervangen door een laat-classicistisch kasteel dat zijn huidige uitzicht kreeg in de tweede helft van de 19de eeuw.
De parkaanleg van Den Brandt gebeurde in verschillende fasen. In 1775 is er sprake van de aanleg van een 'sterre' en andere aanplantingen. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) wordt het “Hof op den Brandt” vermeld. Een stervorm is echter niet herkenbaar. Wel is een strak symmetrische tuinaanleg in Franse stijl te zien. Het kasteelgebouw wordt omgeven door de binnenste ringgracht, de tuin met blokvormige plantsoenen en hagen door de buitenste ringgracht. Aan de voorzijde bevinden zich tussen de binnenste en buitenste ringgracht twee symmetrische ten opzichte van elkaar gelegen bijgebouwen.
Vanaf 1804 tot 1910 was de familie della Faille eigenaar van het kasteel en bijhorend domein. In 1806 werd door C.A. della Faille dhr. Fr. Van de Perck aangesteld als hovenier op de Brandt. In die periode is er wat betreft de tuinaanleg sprake van bergen, een Engelse hof en een prieel.
De kaart van Vandermaelen (1854) toont aan dat het goed “Chateau Den Brandt” gedurende het einde van de 18de eeuw en de eerste helft van de 19de eeuw ingrijpende veranderingen heeft ondergaan. De strak symmetrische, Franse tuinaanleg heeft plaats gemaakt voor grilligere vormen die doen denken aan de Engelse landschapsstijl. De dubbele omgrachting is gereduceerd tot een enkele gracht. De kleine gracht rond het kasteel werd vooraan immers gedempt en achteraan omgevormd tot een smalle vijver bij het kasteel, die aansluit op de bewaarde buitenste ringgracht. Vanaf de ingang van het kasteeldomein vertrekt nu een dreef in westelijke richting, die de scheiding vormt tussen domein Vogelzang in het noorden en Middelheim-Laag in het zuiden. Deze dreef is (tot op het moment van de bescherming) een belangrijk structurerend element in het landschap. Bovendien blijkt rond het midden van de 19de eeuw het park achteraan te zijn uitgebreid. Waar op de Ferrariskaart nog akkers herkenbaar waren, ligt nu een parkbos, dat door een opvallende dreef in tweeën wordt verdeeld.
Na 1870 liet Emile della Faille op zijn beurt grondige veranderingen aanbrengen in het park, zoals het graven van de vijvers - mogelijk naar ontwerp van tuinarchitect L. Fuchs. Ook het kasteel, dat reeds door zijn vader werd verfraaid, werd opnieuw aangepast. Zo kreeg het een vooruitspringend balkon, kroonlijsten, schouwen en neo-Lodewijk XVI-ornamenten. Tevens liet hij aan beide toegangshekken een ‘aviarium’, een enorme vogelkooi met exotische vogels, aanbrengen.
De aangelegde vijvers zijn te herkennen op de kaarten van het Institut Cartographique Militaire die teruggaan tot de eeuwwisseling (1902-1903). Verder is te zien dat ondertussen nog meer landbouwgrond aan de achterzijde van het domein plaats heeft moeten maken voor bebossing. Het parkbos bereikt rond deze periode ook haar grootste oppervlakte.
Een in 1907 in het leven geroepen commissie, die zich bezighield met de inrichting van de stad Antwerpen, kwam tot het besluit dat ter hoogte van het park den Brandt en omgeving een 90 hectare groot stadspark zou worden aangelegd, omringd door lustwoningen, die aan het geheel het uitzicht van een bevolkt park zouden geven.
In april 1909 werd Paul della Faille bezocht door een afvaardiging van de 'Vereniging tot Bescherming van Monumenten en Landschappen van de Provincie Antwerpen'. De bezoekende leden betreurden de op til zijnde en onvermijdelijk geworden verkaveling van een aanzienlijk deel van het goed Den Brandt. Tevens drukten ze hun spijt uit over het feit dat de kans gemist werd om in de buurt van Antwerpen een tweede Ter Kamerenbos te creëren. Nu zou de 'ville tentaculaire' - de stad met haar vangarmen - de serene en indrukwekkende schoonheid van de aan elkaar grenzende kasteeldomeinen zeker bederven.
In 1910 kocht de familie Kreglinger het kasteel en 16 hectare van het park; een ander deel van het park kwam in handen van de stad en werd samen met Middelheim en Vogelzang het Nachtegalenpark.
In 1911 is de aanleg van het publieke deel van het park in volle gang. De onverslijtbare 'macadam' die er wordt aangelegd, wordt geprezen - het betrof een sensationele nieuwigheid voor die dagen. In die periode wordt het park ook voor het eerst opengesteld voor het publiek.
Het kasteel zelf, alsook een waterpartij en 5 hectare parkaanleg bleven nog eigendom van de familie Kreglinger tot in 1963. Toen werd ook dit gedeelte door de stad aangekocht.
Het jaar 1909 betekende - wegens de gestarte verkavelingen - het einde voor het landelijke uitzicht rond de kasteeldomeinen Middelheim, Den Brandt en Vogelzang,. De 'Vereniging tot behoud van Monumenten en Landschappen' richtte zich toen tot de heer Paul della Faille de Waerloos met het verzoek om de monumentale beuken in de laan aan de Dikke Mee van velling te willen sparen.
In 1910 werden de uitgestrekte, bosrijke gronden in het zuiden van de stad gekocht door de stad Antwerpen. De aankoop omvatte: een gedeelte van de eigendom della Faille (kasteel Den Brandt) met een oppervlakte van ongeveer 48 hectare, de eigendom Le Grelle (kasteel Middelheim) met een oppervlakte van 51 hectare, de eigendom Latinie (kasteel Vogelzang) met een oppervlakte van ongeveer 17 hectare, het oefenterrein en het oude fort met een oppervlakte van ongeveer 40 hectare en de uitsprong van de Wilrijkse poort en het aangrenzende deel van de vestingen, samen ongeveer 30 hectare.
Van deze 186 hectare waren 90 hectare park en bosrijk gebied; het gedeelte dat zou worden behouden als openbaar besloten park. Het overige gedeelte van de gronden zou dan 'bewoond park' worden met kavels van minstens 1000 vierkante meter. Aangezien het grootste gedeelte van het park op grondgebied van Wilrijk of Berchem gelegen was, werden via de wet van 9 mei 1912 91 hectare van Berchem en 119 hectare van Wilrijk bij Antwerpen gevoegd. Zo groeiden de eeuwenoude kasteeldomeinen van Wilrijk uit tot een nieuw park van de 'grootstad', dat naar voorbeeld van het toponiem 'Nachtegaalshoek' in de buurt van de Hagedoornlaan, de naam Nachtegalenpark kreeg.
Van 1910 tot 1939 werden in het park continu onderhouds- en vernieuwingswerken uitgevoerd. Zo werd het bestaande bomenbestand onderhouden en verzorgd, werden nieuwe parkgedeelten als sportvelden en speeltuinen aangelegd en werden er bloemperken aangeplant.
De Tweede Wereldoorlog heeft duidelijk haar stempel gedrukt op het Nachtegalenpark. Zowel door de Duitse als door de geallieerde legers werd deze groene, onbebouwde ruimte immers als opslagplaats gebruikt. Doordat in grote delen de toegang werd verboden, kon het onderhoud niet worden verzekerd; bominslagen vernietigden en verminkten de schoonste bomen; graspleinen en jonge aanplanten veranderden in steenslagbeddingen voor camiontransport en door de aanleg van benzine- en olieopslagplaatsen die de grond vervuilden, kwijnden de sterkste eiken en beuken op korte tijd weg.
In het park Den Brandt zijn bovendien nog acht bunkers aanwezig. Ze maken deel uit van een bunkerdorp uit de Tweede Wereldoorlog, dat verspreid lag over het park Den Brandt en het Wilrijkse plein. Dit bunkerdorp deed vanaf juli 1942 dienst als het hoofdkwartier van het Duitse legerkorps LXXXIX AK, dat belast was met de verdediging van de Belgische kust in het kader van de Atlantikwall. Voor de commandovoering werden aan beide kanten van de ingang van het park langs de Acacialaan twee grote commandobunkers van het type "Stand für Generalkommando" gebouwd. De ene betrof de "Führungsbunker" waarin de operationele staf was ondergebracht; de andere was voor de ondersteunende staf van de leiding van het legerkorps. Het zijn bunkers in "Ständige Ausbau" wat betekent dat het personeel er veilig zat tijdens bombardementen. Ze hebben wanden met een minimum dikte van 2 meter, zijn gasdicht en hebben een filtersysteem. Langsheen de Paardendreef werden nadien zes "Verstärkt Feldmässige" bunkers - vijf manschappenverblijven en één lazaretbunker- opgetrokken. De wanden van deze bunkers zijn minder dan 2 meter dik. Dit type is niet gasdicht en het personeel was er enkel beschermd tegen scherven, maar niet tegen een directe inslag.
Het Wilrijkse plein deed dienst als communicatiecentrum van het hoofdkwartier. Veldmaarschalk Rommel bezocht tweemaal het hoofdkwartier in Den Brandt tijdens zijn inspectietochten langs de Atlantikwall. Op 29 augustus 1944 was de hele staf van het legerkorps reeds verhuisd naar Aire-sur-La-Lys. Den Brandt zou dan vooruitgeschoven worden als commandopost voor de versterkingen die vanuit Nederland aanrukten om een verdedigingslinie tussen Antwerpen en Brussel op te zetten, maar aangezien Antwerpen op 4 september werd bevrijd is dat er niet meer van gekomen.
Op 1 juli 1947 werd al het materiaal dat zich in en rondom de bunkers bevond openbaar geveild. Volgens een bestek van 19 juli 1947 waren de bunkers gepland om te slopen, maar op 20 maart 1948 bleken de plannen veranderd te zijn.
De voormalige groene, open ruimte van en rond het park is na de Tweede Wereldoorlog sterk veranderd. Het Middelheim-ziekenhuis, het RUCA, het theologische en pastoraal centrum, een volgebouwd Wilrijks plein, de kleine ring en de Craeybeckxtunnel hebben van het Nachtegalenpark een groen eiland gemaakt binnen een sterk verstedelijkte omgeving. Van de oorspronkelijke 48 hectare van het eigendom Kreglinger dat in 1910 door de stad werd aangekocht blijven er nu nog 16 hectare over. De rest werd verkaveld en omgevormd tot een residentiële woonwijk.
De Hortiflora was oorspronkelijk ingericht als showtuin met een heidelandschap, rotstuin, keukenkruiden en kruiden. Midden de jaren 70 van de 20ste eeuw groeide deze showtuin uit tot educatieve tuin, waarbij een gedeelte bleef behouden, maar een ander gedeelte werd vervangen door een bosplantsoen en aanplanten van tientallen soorten heesters en bomen. In 1977 werd, naar aanleiding van het Rubensjaar, een historische tuin in renaissancestijl aangelegd. Het ontwerp werd bedacht door landschapsarchitect Prof. Latinne; de realisatie werd verzorgd door de Dienst voor Parken en Plantsoenen. De tuin werd symmetrisch aangelegd met een omlijsting van hoge hagen. De bebloemde vakken en grasperkjes werden met lage palmboompjes afgeboord. Er werden een vijftigtal plantensoorten aangeplant die in de tijd van Rubens bekend waren om hun sierwaarde, geneeskracht of als kruid in de keuken. In 1984 werd, ter nagedachtenis van de kruidkundige Rembert Dodoens, een kruidentuin aangelegd.
Het Nachtegalenpark bevindt zich in de rand van het grootstedelijk gebied Antwerpen. De begrenzing wordt in het noorden gevormd door de ring rond Antwerpen. In het zuiden en oosten wordt het landschap omgeven door de Craeybeckxtunnel en de infrastructuur van ziekenhuis Middelheim en de Universiteit Antwerpen. In het westen ten slotte zijn het de Beukenlaan en de bewoning van de wijk Den Brandt die de grens vormen met de open ruimte.
Het beschermde landschap omvat drie kasteelparken, met name Den Brandt, Middelheim en Vogelzang, die van elkaar worden gescheiden door dreven - respectievelijk de Beukenlaan en Middelheimlaan - en als geheel gekend zijn als het 'Nachtegalenpark'. Hoewel ze nu vaak worden beschouwd als één geheel, hebben de drie domeinen elk een eigen geschiedenis doorlopen en doorheen de tijd elk een specifieke invulling en bijhorende functie gekregen. Ruimtelijk vormen ze echter een aaneengesloten, groene kern in de zuidelijke rand van de stedelijke agglomeratie Antwerpen.
De geologische formaties behoren tot de Formatie van Berchem (midden-mioceen) en het Lid van Putte (Formatie van Boom, oligoceen). De Formatie van Berchem bestaat uit het zand van Edegem en het zwarte zand van Antwerpen, dat op de grindformatie van Burcht rust. De overgang tussen beide zanden is slecht gekend en is continu of door een grindlaag gescheiden. Het tertiair pakket is overdekt met een belangrijke laag niveo-eolisch dekmateriaal dat tot de Würm-III afzettingen behoort. Het geologisch substraat bestaat uit mariene sedimenten die voornamelijk gedurende het oud-quartair en mogelijk reeds vanaf het boven-plioceen werden afgezet. In zijn tekst 'Op zoek naar de natuur in 5 Antwerpse parken' gaf M. Van Den Daele nog volgende informatie over de bodem: "de bodem bestaat voornamelijk uit zand, maar hier en daar komt een dieper gelegen kleilaag aan de oppervlakte. Tot in de middeleeuwen moet hier een heidecultuur bestaan hebben maar in de bovenlaag zit ook nogal wat steengruis en kalk, als we op de kalkminnende bloemen mogen afgaan. Dat puin wijst op een bewogen geschiedenis."
De vegetatie van de drie parken wordt gedomineerd door hoogstammige bomen, waaronder vele exoten. In het kader van het opmaken van een beheersplan werd door studiebureau Soresma midden de jaren 1990 in opdracht van de dienst Groenvoorziening van de stad Antwerpen een inventaris opgemaakt van alle hoogstammige bomen en heesters, aanwezig in de drie parken en de tussenliggende dreven. Na controle op het terrein in de zomer van 2001, bleek deze inventaris nog relevant.
De boomlaag in de drie parken bestaat voornamelijk uit beuk, esdoorn en wintereik, aangevuld met andere inheemse soorten zoals paardenkastanje en linde. Daarnaast komen heel wat bijzondere uitheemse soorten voor. Voorbeelden zijn: valse Christusdoorn, atlasceder, Libanonceder, metasequoia, mammoetboom, Lawsoncipres, honingboom, doodsbeenderenboom, amberboom, Perzische parotia en suikerahorn.
Wat de kruidlaag betreft vindt men in de parken samen minstens 300 plantensoorten. De meeste soorten behoren tot de ecologische groepen van voedselrijke of matig tot sterk verstoorde milieus. Voorbeelden zijn: dolle kervel, kleefkruid, klein springzaad, kruipende boterbloem, liggende vetmuur, paarse dovennetel, reukeloze kamille, ringelwikke, tijmereprijs, vogelmuur en zachte ooievaarsbek. Onder de boomlaag vindt men ook wel wat bosplanten terug en dan vooral soorten van bossen op matig voedselarme, droge, zure grond als knopig helmkruid, salomonszegel en bosandoorn. Verder worden ook er een aantal minder evidente soorten aangetroffen, zoals hazenpootje, melige toorts, schermhavikskruid, smalle stekelvaren en zwarte zegge.
Door betrekkelijk intensief gebruik van een aanzienlijk gedeelte van het Nachtegalenpark voor zachte recreatie, is de situatie voor fauna zeker niet optimaal. Toch biedt de aanwezigheid van vele oude, hoge bomen voor heel wat vogels goede nestgelegenheid. Soorten als boomvalk, sperwer en boomklever brachten hier dan ook al meermaals succesvol jongen groot. Ook eekhoorns maken dankbaar gebruik van de oude, hoge bomen. In 2000 werden bij een inventarisatie in het Nachtegalenpark drie nesten gevonden en zes eekhoorns geteld. In 2001 werd enkel in Den Brandt geteld. Er werden twee nesten gevonden en twee eekhoorns waargenomen. De hoogte van de bomen maakt het waarnemen van nesten niet evident.
Verder biedt het samengaan van de hoogstammige bomen, struik- en kruidlaag en vijvers een geschikt habitat voor vleermuizen, vlinders, nachtvlinders, libellen, spinnen en insecten.
Van het voormalige kasteel Lippeloo bleven - zoals eerder vermeld - enkel twee dienstgebouwen (stallingen) bewaard. Het betreft sterk gerestaureerde, tegenover elkaar liggende gebouwen in classicistische stijl op een rechthoekig grondplan en onder leien schilddaken. Deze gebouwen worden sinds 1956 gebruikt als kantoor- en opslagruimte voor de Dienst Groenvoorziening van de Stad Antwerpen.
Het park werd aangelegd in Engelse landschapsstijl en kenmerkt zich tot op vandaag door een losse lijnvoering, waarbij vooral organische vormen de bovenhand hebben. Grasvelden, waterpartijen, struiken en boomgroepen wisselen elkaar af. De talrijke en vaak kronkelende wandelwegen bepalen de aflijning van deze structurele elementen. De enige strakke elementen die we in dit park terugvinden zijn de eiken- en beukendreven die dienst doen als wandelpromenades door het park. Verder dienen ook enkele merkwaardige bomen te worden vermeld: een mammoetboom (Sequoiadendra giganteum), Oostenrijkse eik (Quercus turneri ‘Pseudoturnei’), Californische torreya (Torreya californica) met een stamomtrek van 1,70 meter (opname in 1997), dadelpruim of persimoen (Diospyros virginiana), een Aziatische berk (Betula platyphylla) met een stamomtrek van 1,62 meter en grootbladige berg(Betula maximowicziana) met een stamomtrek van 1,55 meter (opname in 2005) . Deze exoten moesten aan het park vroeger een zeker cachet geven en aan de eigenaar natuurlijk een zekere uitstraling.
Enkele opvallende elementen binnen dit park zijn het monument der gesneuvelden van de zevende linie (1914-1918) geplaatst in 1930 naar ontwerp van A. De Mol en E. Vereycken en gedeeltelijk ontmanteld tijdens de Tweede Wereldoorlog, een gedenkteken voor Nikolaas Jan Cupérus van 1930 naar ontwerp van F. Van den Heede, met medewerking van H. Pick; oorspronkelijk op Sint-Jansvliet, sinds 1949 in het Nachtegalenpark en een bronzen meisjesfiguur op een hardstenen sokkel; zogenaamd 'Ritmische beweging 'door E. Wynants. Het oorlogsgedenkteken werd beschermd als monument bij ministerieel besluit van 17 december 2012.
Daarnaast omvat park Vogelzang een sportcomplex van om en bij de 12 hectare. Een groot kinderpark 'Koningin Astrid' ter hoogte van de taverne Melkerij, lokt heel wat bezoekers. Aan de rand van de grote waterpartij is er een klein dierenpark met damherten, geiten en hoenderachtigen ingericht, wat eveneens een attractief punt vormt voor bezoekers.
Ondanks de recreatieve voorzieningen en behoorlijk intensief recreatief gebruik, vertegenwoordigt dit park nog een belangrijke natuurwetenschappelijke waarde. De rijkdom aan waardevolle, oude bomen geeft het een aanzienlijke dendrologische waarde. Deze bomen hebben niet alleen een intrinsieke waarde, maar zijn bovendien betekenisvol als nestplaats voor verschillende avifauna soorten.
Het kasteel Middelheim - een classicistisch geheel op rechthoekig grondplan met twee à twee en een halve bouwlaag onder een afgeknot schilddak van leien - is vandaag in gebruik als feestruimte. Het omwaterd kasteel en park dateren uit de tweede helft van de 18de eeuw en werden ontworpen door Gilles-Barnabé Guimard. De onderbouw dateert van voor 1645. De ten oosten van het kasteel gelegen classicistische oranjerie herbergt sinds 1976 het "Documentatiecentrum Lode Creaybeckx" met documentatie en informatie over beeldhouwkunst. Verder vermelden we ook het ten westen van het kasteel en de omgrachting gelegen paviljoentje op vierkant grondplan met leien schilddak met topbekroning en de ten zuidoosten van het kasteel gelegen L-vormige hovenierswoning in cottagestijl. Het gebouwenbestand is beschermd als monument bij koninklijk besluit van 9 juli 1976.
Het park zelf is sinds 1950 - naar het idee van toenmalig Burgemeester Craeybeckx - ingericht als openluchtmuseum voor beeldhouwkunst. Er wordt een overzicht geboden van de moderne sculptuur van Rodin tot vandaag. Het gegeven 'openluchtsculptuur' in het park wordt zo ruim mogelijk geïnterpreteerd, opdat het museum beter de huidige tendens in de beeldende kunst zou kunnen volgen en op deze manier kan bijdragen aan de ontwikkeling van de openluchtbeeldhouwkunst.
Tot op het moment van de bescherming zijn in de aanleg van het park Middelheim nog structuren terug te vinden die ten minste teruggaan het midden van de 19de eeuw (kaart van Vandermaelen) en soms zelfs tot het vierde de kwart van de 18de eeuw (Ferrariskaart). De dubbele omgrachting en uiteraard ook het bouwkundig erfgoed zijn het meest opvallend. Het park rond het kasteel Middelheim, het koetshuis, de omgrachting en een bijgebouwtje aan de tuinierswoning zijn beschermd als landschap bij koninklijk besluit van 9 juli 1976.
Ondanks haar functie als openluchtmuseum herbergt het park Middelheim bovendien nog waardevolle landschapselementen. Zo wordt het grote grasplein achter het kasteel nog steeds gedomineerd door een aantal opmerkelijke bomen als een apenboom (Araucaria araucana), een trompetboom (Catalpa bignonioïdes), een sassafras (Sassafras albidum) met een stamomtrek 1,72 meter en een moerascipres (Taxodium distichum) met een stamomtrek van 5,15 meter. Andere merkwaardige bomen die tot de top twintig voor hun soort behoren zijn twee gewone robinias (Robinia pseudoacacia) met stamomtrekken van 3,41 en 3,10 meter, een zilveresdoorn (Acer saccharinum) met een stamomtrek van 3,55 meter en twee Corsicaanse dennen (Pinus nigra subsp. laricio) met stamomtrekken van 3,40 en 2,55 meter (opname in 2004).
In 1971 werd op Middelheim-Hoog het Braem-paviljoen ingehuldigd, naar een ontwerp van de Antwerpse architect Renaat Braem. Het betreft een gebogen witgeschilderd paviljoen en vormt een toepassing van de ecologische visie van Braem op architectuur. Hier worden kleinere beelden of werken tentoongesteld. De volledige integratie in het parklandschap, die Braem voor ogen had, werd jammer genoeg niet helemaal gerealiseerd. Sinds 1993 werd ook Middelheim-Laag in gebruik genomen voor het opstellen van een permanente kunstcollectie in openlucht. Het paviljoen is beschermd als monument bij ministerieel besluit van 12 december 2002.
Het kasteel Den Brandt is een laatclassicistisch bouwwerk met latere aanpassingen in neo-Lodewijk XVI-stijl. Het heeft een rechthoekig grondplan en twee bouwlagen onder een leien schilddak met zes schouwen en ijzeren kappen en een gekorniste kroonlijst met tandlijst op klossen. Hoofd- en dienstgebouwen staan rondom het symmetrisch opgebouwde voorplein in U-vorm geschikt. Enigszins afgezonderd van de andere gebouwen vinden we ten noordoosten van het kasteel tevens een alleenstaand dienstgebouw in cottagestijl uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Het kasteel met de bijgebouwen is beschermd als monument bij ministerieel besluit van 7 april 1995.
Ten zuiden van het kasteel bevindt zich de Villa La Chapelle, gebouwd door de familie Kreglinger tussen 1910 en 1918 naar ontwerp van Joseph Hertoghs en opgetrokken uit bak- en witte natuursteen in eclectische stijl met middeleeuws inslag en latere aanpassingen.
Het kasteel wordt gebruikt als gelegenheid voor conferenties en feesten. Het koetshuis is reeds geruime tijd in gebruik als handelszaak en aan het alleenstaande dienstgebouw werd halfweg de jaren 1990 een serre gebouwd. Het geheel werd in gebruik genomen als horeca-zaak. De Villa La Chapelle hoort bij het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen en herbergt kantoorruimten.
Sinds het einde van de 19de eeuw heeft de eigenlijke aanleg van het parkgedeelte nabij het kasteel geen ingrijpende wijzigingen meer ondergaan. De voortuin van het kasteel Den Brandt is naar Franse stijl symmetrisch opgebouwd rond een zichtas die vanuit het kasteel naar het park Vogelzang leidt en de scheiding vormt tussen Vogelzang en Middelheim. Achter het kasteel herkennen we duidelijk de Engelse landschapsstijl met een grillige vijver, een grote gazon en talrijke solitaire bomen en indrukwekkende boomgroepen. Verder heeft het park Den Brandt in het achterste gedeelte, dat kan worden gekarakteriseerd als parkbos, zijn 'wilde karakter' behouden. Het wordt (ten tijde van de bescherming) gevormd door een opgaand bomenbestand van vooral inheemse soorten als Amerikaanse eik en zomereik, tamme kastanje, robinia, gewone esdoorn, beuk en ruwe berk. In de heesterlaag komen wilde lijsterbes, Amerikaanse vogelkers, gewone vlier, brem en gewone braam voor. De kruidlaag wordt in hoofdzaak gevormd door klein springzaad, roodbloeiende framboos, lelietje-van-dalen, wilgenroosje, duizendknoop en zaailingen van gewone esdoorn en Amerikaanse eik. De Belgische Dendrologische Inventaris vermeldt de aanwezigheid van (Tilia tomentosa ‘Orbicularis’) met een stamomtrek van 2,80 meter, nootkaschijncipres (Xanthocyparis nootkatensis) met een stamomtrek van 1,40 meter, blikeik (Quercus velutina) met stamomtrek van 4,67 en 4,90 meter, zwarte walnoot (Juglans nigra) met een stamomtrek van 3,76 meter, Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipifera) met een stamomtrek van 3,40 meter, Oostenrijkse den (Pinus nigra subsp. nigra) met een stamomtrek van 3,40 meter en Europese hopbeuk (Ostrya carpinifolia) met een stamomtrek van 0,38 meter (opname in 2005).
In het park Den Brandt zijn nog enkele opmerkelijke parkelementen bewaard. Nabij de vijver ten zuiden van het kasteel staat er een huisje in cottagestijl met rieten schilddak van circa 1910, ook wel de peperkoek genoemd.Het betreft een ‘folly’ of een nutteloos bouwwerk in een geordende tuin, dat als romantisch element opdook in een Engelse landschapstuin. Voor het kasteel staat een bronzen beeld dat de familie Kreglinger kocht op de wereldtentoonstelling. Het betreft 'De Dansende Nimfen' van Walter Schott, omgeven door een ronde kuip, versierd met bladwerk. We vermelden tevens een reproductie van het standbeeld 'De David van Michelangelo', die de stad ter ere van de opening van het nieuw park op 11 mei 1911 in haar domein Den Brandt liet plaatsen. Over de vijver ten noorden en ten zuiden van het kasteel lopen gietijzeren boogbruggen uit de tweede helft van de 19de eeuw.
Op het domein is er, palend aan de Villa La Chapelle ook nog een ommuurde tuin, die vroeger dienst deed als moestuin voor het kasteel. De muren fungeerden als leimuren voor fruit. Deze oorspronkelijke fruit- en moestuin van het kasteel werd tot 1995 gebruikt als kwekerij. Nadien werd dit mooie, afgesloten terrein ingezaaid als grasland en bleef het onbenut. In 1997 besloot de Stad Antwerpen het parkgeheel te herwaarderen en de vroegere fruittuin te renoveren. De fruitbomen werden in het voorjaar van 1998 aangeplant na overleg betreffende de variëteiten met de Nationale Boomgaardstichting. Het betreft een mengeling van appel, peer, kweepeer, moerbei, mispel, kers en pruim. Verder werd een haag van framboos en stekelbes aangeplant en werden tegen de muur druivelaars en peren in leivorm geplaatst.
Opvallend binnen het geheel van parken zijn de twee beeldbepalende dreven: de Beukenlaan en de Middelheimlaan. De huidige Beukenlaan, die de scheiding vormt tussen het park Den Brandt en het Vogelzangpark, maakte vroeger deel uit van de Brandse Straat of Brandstraat. Deze straat, die haar naam vanzelfsprekend aan het kasteel de Brandt ontleende, was traditioneel de verbindingsweg tussen Wilrijk en de vijfde wijk van de stad Antwerpen. Deze straat werd op het einde van de 19de eeuw omschreven als de weg van de Nachtegaalse Hoek, die de bijzonderste van de gemeente was en rechtstreekse verbinding gaf met de wegen naar Berchem en Antwerpen en langs het 'krijgsoefeningsplein' liep. Het huidige voorkomen van de Beukenlaan is echter niet meer in overeenstemming met de naam. Het betreft nog steeds een laan, maar de dreef opgebouwd uit eiken waarbij wintereik (Quercus petraea) overheerst.
De Middelheimlaan is de vroegere Wilrijkse Hofdreef die, sinds ze in 1912 bij Antwerpen werd gevoegd, Middelheimlaan wordt genoemd, naar het goed 'Middelheim' of 'Wilrijkse Hof'. Het is een beboomde, gekasseide laan die doorheen het Nachtegalenpark loopt tussen het zogenaamde Middelheim-Hoog, namelijk het kasteelpark met openluchtmuseum voor beeldhouwkunst, en het zogenaamde Middelheim-Laag dat aansluit bij Vogelzang. De Middelheimlaan is opgebouwd uit zomerlinde (Tilia platyphyllos).
De Hortiflora (waarschijnlijk naar 'Hortus Floridus' - een boek van Crispijn de Passe uit 1614; hortus = tuin - Flora = godin van de bloemen) vormt een eigenzinnig geheel van om en bij 5 hectare, gelegen tussen Middelheim-Laag en Vogelzang. De tuin is tweeledig van opbouw. De buitenzijde is opgebouwd als een groengordel, die een afscherming vormt naar de buitenwereld. Deze gordel bevat een grote variatie aan merkwaardige bomen. Binnen dit scherm ligt een strak opgebouwde open ruimte, waar de bezoeker een gevoel van ruimte en weidsheid ondergaat. Op deze manier creëert de Hortiflora een eigen sfeer binnen het parkencomplex.
De geschiedenis van de tuin en de eraan gekoppelde verschillende aspecten resulteert vandaag in een samengaan van verschillende tuinstijlen en meer dan 600 soorten en variëteiten aan planten. Enkele merkwaardige bomen in dit gedeelte van het park zijn: de doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus), Perzische parrotia (Parrotia persica) en katsoeraboom (Cercidiphyllum japonica).
De bunkers van het park Den Brandt en het Wilrijkse Plein dienen eigenlijk als één geheel beschouwd te worden, teneinde hen naar waarde te kunnen schatten. Het is immers maar zelden voorgekomen dat een korpshoofdkwartier zo sterk werd uitgebouwd als hier in Antwerpen. Bovendien zijn de meeste bunkerdorpen verdwenen door urbanisatie. Het korpshoofdkwartier in Antwerpen is het enige nog complete geheel van de Atlantikwall.
Tussen de bunkers in het park Den Brandt zijn er drie uitzonderlijke aanwezig. Van het type "Stand für Generalkommando" bunkers zijn deze - samen met twee in Frankrijk en twee in Nederland - de enige die gebouwd zijn. De lazaretbunker is een rariteit omdat men voor dit doel meestal een ander type gebruikte. Het is tot hiertoe het enige gekende exemplaar. Eén van de twee grote bunkers werd volledig opgeruimd, gereinigd, voor zover mogelijk terug in zijn originele staat gebracht en is ondertussen een Atlantikwall museum geworden. De bunkers zijn beschermd als monument bij ministerieel besluit van 11 juni 2004.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2016: Nachtegalenpark [online], https://id.erfgoed.net/teksten/193035 (geraadpleegd op ).
Domein Middelheim-Vogelzang omvat een relatief groot parkdomein met heel wat bouwkundig erfgoed, te midden van sterk verstedelijkt gebied aan de rand van Antwerpen.
Een eerste vermelding van een ‘stede te Middelem’, eigendom van de kartuizers, dateert van 1342. Aanvankelijk betrof het een hoeve; volgens een akte van 1499 ‘een omwaterd huis met stalling en duifhuis’. In 1553 was sprake van een omwaterd stenen huis en in 1563 van een hof van plaisantie. Het huidige ‘Kasteel Middelheim’ werd in de tweede helft van de 18de eeuw opgetrokken in classicistische stijl en vertoont een rechthoekig grondplan. Rond het kasteel loopt een gracht met bruggen aan oost- en westzijde. Tussen de omwallingen bevinden zich tevens een paviljoen, oranjerie en hovenierswoning. Het bijhorende park werd reeds in de 18de eeuw omschreven als een park met beelden en vervult nu opnieuw die functie als openluchtmuseum voor beeldhouwkunst.
Het goed Den Brandt werd voor een eerste maal vermeld in 1396 en ontstond waarschijnlijk uit en naast het domein Middelheim. Oorspronkelijk betrof het waarschijnlijk een hoeve met huizing, later een hof van plaisantie en nadien een kasteel. Het laatclassicistisch kasteel Den Brandt werd opgetrokken in 1790, maar kreeg zijn huidige uitzicht tijdens de tweede helft van de 19de eeuw. Het vertoont een rechthoekig grondplan en is samen met de dienstgebouwen in U-vorm geschikt rond een staatsieplein met bloemperken en fontein. Achter het kasteel en de dienstgebouwen bevindt zich het park met waterpartijen en een waardevol bomenbestand.
Van het vroegere Kasteel ‘Vogelenzang’ bleven enkel 2 dienstgebouwen in classicistische stijl bewaard. Het omliggende park wordt intensief gebruikt voor recreatie (sportvelden, speeltuin, e.d.), maar bezit desalniettemin een nog belangrijk bomenbestand. Het historische drevenpatroon van Beukenlaan en Middelheimlaan vormt binnen het geheel een belangrijk structurerend element.
Dit parkgebied vertegenwoordigt als restant groene ruimte in de stedelijke rand zowel vanuit historisch, wetenschappelijk als ruimtelijk-structurerend oogpunt een aanzienlijke waarde en vormt het bovendien een rustpunt binnen de omgevende wegeninfrastructuur en dichte bebouwing.
Auteurs: Van Olmen, Mira; De Borgher, Marc; Meesters, Ludo; De Clippel, Jean-Yves
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Olmen M. & De Borgher M. & Meesters L. & De Clippel J. 2001: Nachtegalenpark [online], https://id.erfgoed.net/teksten/425910 (geraadpleegd op ).
Park gelegen op de zuidoostgrens van de stad, aan de west- en oostzijde van de Beukenlaan, samengesteld uit kasteeldomeinen Vogelensang (zie Gerard Le Grellelaan), Den Brandt (zie Beukenlaan) en Middelheim (zie Middelheimlaan), die in 1910 aangekocht werden door de stad Antwerpen en officieel geopend in 1911. Naamgeving in verband met toponiem Nachtegaalshoek op het domein Den Brandt. Tot 9 mei 1912 was een groot gedeelte van het park Berchems en Wilrijks grondgebied. Geschiedenis en beschrijving van kastelen worden behandeld onder Beuken-, Gerard Le Grelle- en Middelheimlaan.
Groengebied met wandelpaden en waterpartijen, historische tuin zogenaamd "Rubenstuin" van 1976 naar ontwerp van R. Latinne, in 1977 geopend naar aanleiding van het Rubensjaar.
In parkgedeelte ten noorden van Middelheimlaan: sportvelden, speeltuin, dierenpark en zogenaamd "Melkerij", laatstgenoemde taverne gebouwd in 1912 en hersteld na de Tweede Wereldoorlog. Verder, verspreid over het park, rustbanken onder pannen en rieten dakjes. IJzeren brug met sierlijke leuningen.
In het park: Monument der gesneuvelden van de 7de linie naar ontwerp van A. De Mol en E. Vereycken; gedenkteken voor Nikolaas Jan Cuperus van 1930 naar ontwerp van F. Van den Heede, met medewerking van H. Pick, monument oorspronkelijk op Sint-Jansvliet, sinds 1949 in Nachtegalenpark; verder bronzen meisjesfiguur op hardstenen sokkel zogenaamd "Ritmische beweging" door Ernest Wynants.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Nachtegalenpark [online], https://id.erfgoed.net/teksten/90296 (geraadpleegd op ).