Heden Centrum voor Illegalen. Vier identieke vrijstaande gebouwen, symmetrisch opgesteld aan weerszijden van de oostwestas met dreef tussen de strafinrichting en de kapel; oorspronkelijk gebouwd als slaapzalen; in het eerste kwart van de 20ste eeuw tevens in gebruik als afdeling voor bepaalde categorieën van gevangenen als valiede landlopers, epilepsielijders, geestes- en lichaamszwakken, TBC-patiënten (sanatorium), wat diverse aanpassingen en herinrichtingen met zich meebracht.
Bakstenen gebouwen van elk dertien traveeën en twee bouwlagen onder plat dak sinds de jaren 1950. Lijstgevels met centraal inkomrisaliet, aan beide uiteinden één of twee inspringende travee, waarvan die aan de oostwestas een ruime traphal bevat en geflankeerd wordt door een uitbouw, ook onder plat dak. Ritmerende versneden steunberen voor de onderbouw en decoratieve gevelaflijning door boogfries met pinakels op de hoeken.
Oorspronkelijk kleurenspel van materialen nog bewaard in gevels aan de kapelzijde. Gekoppelde getoogde vensters in segmentbogig spaarveld met bekronende bakstenen omlijsting; getraliede ramen. Bijzondere behandeling van het middenrisaliet: steektrap en geknikte boogdeuromlijsting van arduin onder het bovenlicht; tweelicht ingeschreven in een segmentboognis met waterlijst op de bovenverdieping.
Een langgestrekte vleugel van twee bouwlagen onder plat dak verbindt de twee noordelijke paviljoenen; aan één van de zuidelijke paviljoenen paalt een woning van vijf traveeën en één bouwlaag onder mansardedak met dakkapellen, bestaande uit twee personeelswoningen met enkelhuisopstand waartussen een opgetrokken poorttravee met trapgevel. De twee binnenpleinen zijn naar de dreef toe afgesloten met een bakstenen muur.
Interieur
Volledig onderkelderd: per gebouw twee parallel gelegen kelders onder gedrukt tongewelf van baksteen met steekkappen voor de keldervensters. Vermeldenswaardige driebeukige traphal met rondbogige scheibogen op pilasters en pijlers met dekplaten onder meer aan de zijde van de vernieuwde keizerstrap; cassettenplafonds op roosters van ijzeren I-balkjes en overkluizing van baksteen met geel-rood-zwarte metselmozaïeken teruggaande op het tongewelf en varianten ervan; in de voorste halbeuk scheiden brede gordelbogen op arduinen consoles de opeenvolging van haakse gewelfjes met ingeschreven jaartal "1878" die verder borduren op de klassieke kruisrib- en waaiergewelven. Vloer van zwart-witte cementtegels.
Oorspronkelijk vier slaapzalen per bouwlaag, inclusief de zolderverdieping; in bepaalde gedeeltes zijn zalen bewaard met troggewelven, bepleisterde en beschilderde muren en tegelvloeren met ruitvormig patroon in de middengang; andere gedeeltes zijn inmiddels heringericht in functie van de huidige bestemming en huizen nu nieuwe cellen.