De eclectische kapel werd rond 1880 gebouwd als grafkapel voor de familie de Brigade Kemlandt-de Stenbier de Wideux, die het nabijgelegen kasteel bewoonde.
De familie de Brigode Kemlandt-de Stenbier de Wideux bewoonde het nabijgelegen kasteel, dat in 1747 werd voltooid met behoud van een 17de-eeuwse kern.
Gravin Marie Josephine Stéphanie Hubertine de Brigode Kemlandt, geboren als barones de Stenbier, stond erop dat er bovenaan de dreef een kapel met familiegrafkelder werd gebouwd, die zij vanuit haar slaapkamer op de bovenverdieping van het kasteel moest kunnen zien. Andere voorwaarden die zij aan deze opdracht verbond, waren: de kapel moest toegewijd zijn aan Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes; de familiewapens de Stenbier-van Willigen en de Brigode-de Stenbier moesten aangebracht worden in de loodglasramen achter het altaar en in de andere loodglasramen diende er een opsomming van deugden te komen.
In 1879 werd de kapel van Wideux opgetrokken, later volgde de nieuwe kerk van Sint-Lambrechts-Herk tussen 1892 en 1894. De kapel werd gebouwd op een deel van het Moers Bosch, heel waarschijnlijk genoemd naar Ida de Moers, gestorven in 1393 en bij leven gehuwd met Herman de Wideux. Volgens de oudste kadastrale legger was dit perceel eigendom van Franciscus Stephanus Destenbier, rentenier in Sint-Lambrechts-Herk en baron de Wideux. Het bedehuis werd gebouwd aan de rand van een vijver bovenaan de dreef. Deze vijver moet een kleiput geweest zijn voor waarschijnlijk de alleroudste nederzetting van Wideux.
Tijdens het pastoorschap van E.H. Demal werd de kapel op 27 oktober 1879 door Monseigneur Doutreloux ingewijd. Men heeft het raden naar de naam van de bouwer van de kapel en toch mag men, afgaande op de gebruikte materialen, met grote waarschijnlijkheid stellen dat de kapel opgetrokken werd door H. Janssen van Maasbracht, die ook de nieuwe kerk van Sint-Lambrechts-Herk bouwde. In 1880 wordt de kapel voor de eerste maal kadastraal opgetekend.
De bisschoppelijke toelating om missen te lezen in de huiskapel in het kasteel werd ingetrokken en gold voortaan voor de nieuwe kapel. Een deel van het meubilair uit deze huiskapel werd ook overgebracht naar de nieuwe kapel. ’s Zomers, als hij op het kasteel van Wideux verbleef, ging de graaf samen met zijn volk te voet naar de kapel om er te bidden. Vóór de Eerste Wereldoorlog werd elke zaterdag om 7 uur mis gelezen van mei tot oktober.
Na het overlijden van de graaf op 16 september 1914 kwam de kapel in handen van decanale werken en na 1926 werd een groot deel van het Moersbos gerooid door Rikus Cosemans, die er vruchtbare grond van maakte. Rondom het bedehuis bleef een klein gedeelte van het Moersbos gespaard.
De vrienden van de kapel van Wideux hadden ook een echt bestuur met voorzitter en penningmeester. In de periode 1969-1970 voerde dit comité, onder aanvoering van voorzitter en gemeenteraadslid Gustaaf Ballet, grootse werken uit: het dak en de afvoerpijpen werden vernieuwd; het interieur werd geschilderd, waarbij jammer genoeg de oude muurschilderingen en klimopranken op de colonnetten werden overschilderd en de ex-voto’s verdwenen; de heropstelling van het altaar, de vernieuwing van één glasraam, het invoegen van de bakstenen gevels, het plaatsen van buizen in de gracht aan de straatzijde, het plaatsen van een nieuwe afsluiting aan de straatzijde … Het allerlaatste wapenfeit van het laatste bestuur was een geldinzameling, waarmee afgedankte stoelen van de kerk konden worden gekocht.
De kapel van Wideux is een georiënteerd, eclectisch bakstenen bedehuis met gebruik van hardsteen voor de treden voor het portaal, de afzaat van de sokkel, de lekdrempels, de omlijstingen van de rondbogige muuropeningen en van de rechthoekige getraliede keldergaten, de deklijsten en consoles (onder meer van de rondboogfries), alsook voor de afwerking van de versneden, deels op elkaar gestelde en overhoekse steunberen en de schouderstukken. De kapel zou gebouwd zijn met de overschot van de stenen die gebruikt werden om de hoeve ‘Ferme de la Bloen’ te verstenen. De zadeldaken zijn met kunstleien bedekt. Een hardstenen trap met bakstenen zijmuurtjes en zes treden leidt naar een bordes, van waar men de kapel kan betreden.
Het rondbogig portaal met behouden vleugeldeur met traliewerk wordt geflankeerd door twee driekwartzuiltjes met Ionisch kapiteel met bladwerk en door negblokken. De geprofileerde omlijsting van het boogveld vertoont onder meer een zigzag motief.
Het portaal is ingeschreven in een rondbogig spaarveld en wordt bekroond door een oculus, waarboven een puntgevel met schouderstukken oprijst, alsook een trapgevelvormige bekroning met twee rondbogige nissen, een dito muuropening met klok en een bekonend kruis.
De plattegrond beschrijft een schip van vier traveeën met driezijdige sluiting, ten westen links en rechts geflankeerd door een kleine ruimte, de linker- zijnde de sacristie.
Achter de inkomdeur bevindt zich een draaibaar ijzeren hek met van pijlpunten voorziene spijlen met verbindend krulmotief. De twee flankerende ruimten hebben elk een rechthoekige deur met behouden van rozetten voorzien houtwerk en elk bepleisterde en beschilderde muren en een dito tongewelfje. De ruimte rechts geeft via een hardstenen slingertrap met ijzeren leuning toegang tot een crypte van drie traveeën en twee beuken met een vloer van Noir de Masy en bakstenen troggewelven, rustend op ijzeren I-balken en gedragen door twee hardstenen Toscaanse zuilen op vierkant basement en door tien consoles. Er zijn korfboogvormige gordel- en muraalbogen. Het volledig bepleisterd en beschilderd kapelinterieur heeft een vloer van afwisselend witte en zwarte marmer (Carrara en Noir de Masy).
Via een luik links konden de lijkkisten in de grafkelder naar beneden gelaten worden. Het koor is één trede hoger en heeft een vloer van Maaslandse kalksteen. Colonnetten met Ionische kapitelen met bladwerk rusten op geprofileerde van rozetten voorziene consoles en dragen kruisribgewelven met eveneens van rozetten voorziene gewelfsleutels. Het koor heeft een straalgewelf. Het mobilair omvat een witmarmeren eclectisch altaar, waarbij zes Ionische zuiltjes met bladwerk een rondboogfries dragen met rozetten in de boogvelden, een witmarmeren tabernakel met analoge flankerende zuiltjes en de inscriptie “AMR” (Ave Maria Regina) waarrond een rozen- en een stralenkrans en waarboven een kroon, een gipsen beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes, een witmarmeren plaket met inscriptie: “AAN / O.L. VROUW / VAN LOURDES” en negen decoratieve glasramen met geometrische motieven, bladwerk en van links naar rechts volgende inscripties: “MATER INVIOLATA”, “STELLA MATUTINA”, “REGINA PACIS”, “JANUA CO[…]”, “REGINA COELI” en “VAS SPIRITUALE”. Twee glasramen in het koor vertonen twee wapenschilden van de heren van Wideux.
In de crypte van de kapel zijn grafstenen aangebracht van de familie de Brigode Kemlandt-de Stenbier de Wideux. Van de acht aflijvigen, die in de grafkelder van de kapel zijn bijgezet, werden er zes vanuit andere begraafplaatsen overgebracht, onder meer vanuit Hoepertingen. Alleen graaf en gravin Pierre Marie Paul Albert en Marie Josephine Stéphanie Hubertine de Brigode Kemlandt-de Stenbier de Wideux vonden dadelijk hun laatste rustplaats in de kapel. De gravin overleed in 1898. Een gietijzeren Christus aan het kruis is tegen de grafwand aangebracht.
Het bedehuis ligt te midden van groen. Aan straatzijde is er een recente omheining. Het pad naar het portaal en de rondweg liggen nu in dolomiet. De groene omgeving, die rondom omgracht is, bestaat uit gras, planten en talrijke bomen, waaronder beuken, eiken, linden, acacia’s en een berk. Het bosje verwijst naar een besloten hofje. Twee banken nodigen uit tot rust.
Amerikaanse eik (Quercus rubra), Canadapopulier (Populus x Canadensis), gewone robinia (Robinia pseudoacacia), wintereik (Quercus petraea) en zomereik (Quercus robur), naast gewone beuk (Fagus sylvatica) (210, 220 en 243 centimeter in 2006) en een mooi exemplaar van gewone haagbeuk (Carpinus betulus) (203 centimeter in 2006).
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2016: Kapel van Wideux [online], https://id.erfgoed.net/teksten/170298 (geraadpleegd op ).
Georiënteerd, eclectisch bakstenen bedehuis (1879) met gebruik van hardsteen voor de treden voor het portaal, de afzaat van de sokkel, de lekdrempels, de omlijstingen van de rondbogige muuropeningen en van de rechthoekige getraliede keldergaten, de deklijsten en consoles (onder meer van de rondboogfries), alsook voor de afwerking van de versneden, deels op elkaar gestelde en overhoekse steunberen en de schouderstukken. De zadeldaken zijn met kunstleien bedekt. Een hardstenen trap met bakstenen zijmuurtjes en zes treden leidt naar een bordes, van waar men de kapel kan betreden
Het rondbogig portaal met behouden vleugeldeur met traliewerk wordt geflankeerd door twee driekwartzuiltjes. De geprofileerde omlijsting van het boogveld vertoont onder meer een zigzag motief.
De plattegrond beschrijft een schip van vier traveeën met driezijdige sluiting, ten westen links en rechts geflankeerd door een kleine ruimte, de linker- zijnde de sacristie.
Achter de inkomdeur bevindt zich een draaibaar ijzeren hek met van pijlpunten voorziene spijlen met verbindend krulmotief. De ruimte rechts geeft via een hardstenen slingertrap met ijzeren leuning toegang tot een crypte. Twee glasramen in het koor vertonen twee wapenschilden van de heren van Wideux.
De bisschoppelijke toelating om missen te lezen in de huiskapel in het kasteel werd ingetrokken en gold voortaan voor de nieuwe kapel. Een deel van het meubilair uit deze huiskapel werd ook overgebracht naar de nieuwe kapel.
Bron: Beschermingdossier DL002543
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2008: Kapel van Wideux [online], https://id.erfgoed.net/teksten/125394 (geraadpleegd op ).