Het fort van Steendorp is een fort van de vesting Antwerpen, in de buitenste fortengordel, gebouwd in de periode 1878-1892. Samen met de forten van Walem en Lier (waarmee het het best vergelijkbaar is) en de sperforten van Duffel, Kapellen en Schoten vormt het één van de eerstegeneratieforten uit de buitenste fortengordel. Het diende als bruggenhoofd op de linkerschelde-oever, stroomopwaarts van de Rupelmonding.
Het fort van Steendorp is gebouwd volgens de toen al verouderde principes van bakstenen forten met hoge wallen op de rand van het forteiland omgeven door een droge gracht. Het was het laatste dat volledig in baksteen is geconcipieerd. Vanaf 1885 werden elders al de eerste betonnen pantserforten opgetrokken. Het fort van Steendorp bevindt zich dus volop in een overgangsperiode. Onder druk van ontwikkelingen in de artillerie was de vestingbouw aan allerlei veranderingen onderhevig. Omdat het vrij vroeg in de buitenste fortengordel is gebouwd, overspant het een relatief lange periode (1882-1947). Het fort getuigt van de aanpassing van versterkingen aan de evolutie in de artillerie. Nog voor zijn voltooiing in 1892 werd het al aangepast aan het toegenomen impact van de toen nieuwe, explosieve granaten: de aarden bedekking werd afgegraven en vervangen door een schokabsorberende zandlaag en met beton gedekt (Gils 2000, 45). Een gedeelte van de contrescarpgalerij van het reduit is in beton uitgevoerd (betonnen gewelven). Boven op het reduit verscheen een geschutkoepel voor twee 15cm kanonnen. Om het schietbereik van de kanonnen te verhogen verlaagde men in 1913 de wallen aan de aanvalszijde. Op de voorste hoekpunten van de wallen bouwde het leger bijkomend een 7,5 cm koepel met observatieklok. Sommige holtraversen (voor de beschutting van mens en materieel tijdens een beschieting) werden afgebroken en elders heropgebouwd. Het fort onderging dus heel wat veranderingen.
Het fort is representatief voor een hybride fort (bakstenen gebouwen met beton versterkt) met een centraal, ovale reduit. In het grondplan herkennen we de typische opbouw van een bakstenen fort met caponnière in de vestinggracht, halve caponnières op de voorste hoekpunten van het forteiland, het hoofdfrontgebouw onder de wallen, het reduit (kazerne en gevechtsplatform) omgeven door een droge gracht die onder vuur wordt gehouden met schietgaten in de escarp- en contrescarpgalerij, een binnenplein met toegangslokalen. Afwijkend van het standaard grondplan en dus bijzonder voor het fort van Steendorp zijn o.a. de droge gracht (nu watervoerend) met een contrescarpgalerij en de langgerekte halve caponnières met oreillongracht.
De wallen zijn zeer goed herkenbaar, maar het microreliëf is aangetast op de hoofdwallen. Het buitenglacis is voor ruim de helft bewaard (op de linkerzijde van het fort verwijderd). Bijzonder goed bewaard is de bedekking op de caponnière en de walorganisatie op het redan. Steendorp was het laatste fort dat met hoge wallen werd uitgerust. Het is het enige waar de behuizing van een munitielift bewaard is gebleven. Het diende om de munitie tot boven op de wallen te takelen.
Bij een bezoek aan het fort vallen de beschadigingen aan de gebouwen op. Die zijn grotendeels afkomstig van de sabotageactie door het Belgisch leger in oktober 1914. De troepen wilden de overblijvende munitie niet in handen van de tegenstander laten vallen en dus bliezen zij het boeltje op. Andere beschadigingen dateren van het interbellum toen het fort voor de productie van gifgasgranaten en later voor de vernietiging van munitie diende. In de daaropvolgende jaren werd het een oefenterrein van het leger. In 2001 kocht het agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse overheid het fort, die het als natuurgebied beheert. Het behoort tot het habitatrichtlijngebied 'Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitats'.
Oorspronkelijk was het fort op de helling van de Scheldeoever gebouwd. De aanvalszijde bevond zich op een natuurlijke opgaande helling die op nog geen 600 meter een hoogteverschil van 10 tot 22 meter opleverde. In 1995 werd dit deel als cultuurhistorisch landschap onder de naam ‘Paracuesta van het Waasland’ beschermd.
De paracuesta van het Waasland vormt een driehoekig gebied tussen het Schouselbroek (Scouselestraat) in het zuiden en de Kapelstraat of Rijksweg Temse - Kruibeke in het noorden, in het westen lopen de Negenoogstraat en Oostberg, in het oosten tenslotte wordt het gebied begrensd door de kleiputten.
Over bijna de totale lengte van de Scouselestraat liggen percelen die tientallen jaren voor het moment van de bescherming (1995) ontgonnen werden voor pottenbakkersklei. Aan de noordelijke rand is een steil talud ontstaan waardoor op deze plaats bron- of kwelzonetjes zijn gecreëerd. Het grondgebruik van deze percelen is akker, maaigrasland of weiland. Verderop naar de steenbakkerij worden achtereenvolgens een boomgaard en enkele moestuintjes aangetroffen. In de boomgaard, achter, voor en tussen de moestuintjes is er spontaan een struweel ontstaan tussen aangeplante populieren. Er zijn bovendien enkele poeltjes aanwezig waarin amfibieën werden aangetroffen. Meer naar het noorden toe bestaat het grondgebruik voornamelijk uit akkerland, laagstamfruitboomgaarden en een enkel populierenbos met onderbegroeiing van gewone vlier en zomereik.
Het gebied ligt op de steile rand van de (para)cuesta van het Waasland. De plaats waarop het fort is gebouwd was bovendien het hoogste punt op deze cuestarand. Deze hoogteligging was strategisch belangrijk. om de Schelde en de Rupel te bestrijken met artillerievuur tegen een oprukkende vijand. Door de bouw van het fort is op deze plaats de hoogteligging nog iets meer opgetrokken. De omgeving tot aan de kleinschalige uitbatingen langs de Scouselestraat is echter intact gebleven. Hier is het topografisch niveau bewaard gebleven zoals het natuurlijk gevormd is (natuurlijke fenomenen, zoals erosie, niet te na gesproken). Een vergelijking van de topografische kaart van 1882 met een recente kaart bevestigd dit.
Onder de zandlemige oppervlaktelaag is nog het kleipakket aanwezig dat aanleiding heeft gegeven tot het geomorfologisch voorkomen van de cuesta. Het gebied is waardevol op geomorfologisch en geologisch vlak omdat hier de cuestarand quasi onaangeroerd is gebleven. Op andere plaatsen is de rand niet of nauwelijks waarneembaar doordat ze bebouwd is of omdat de cuestarand een kleine hellingsgraad heeft.
Naast het Fort van Steendorp, dat een bijna natuurlijke ontwikkeling heeft gekend sinds het strategisch belang na de Eerste Wereldoorlog verdwenen was, wordt de botanische waarde aangetroffen aan de rand van de kleinschalige kleiontginning. Voor de rest van het gebied wordt de natuurlijke plantengroei onderdrukt door het gebruik als maïsakker of laagstamboomgaard. De Biologische Waarderingskaart karteert in het gebied volgende eenheden: eiken-haagbeukenbos zonder wilde hyacint (de bron- of kwelzone), akkers op lemige bodem en taluds (het omringende landschap) en vochtig, meso- tot eutroof wilgenstruweel (ter hoogte van de verlaten boomgaard en moestuinen).
Aan de noordelijke zijde van de vermelde kleinschalige kleiontginning is op artificiële wijze een steil talud ontstaan. Over de volledige lengte zijn er hier kleine bronzones ontstaan. Over een beperkte strook is daardoor het perceel onbruikbaar voor (intensieve) agrarische uitbating. Hier is er een struweel tot ontwikkeling gekomen, hier en daar ingeplant met populieren. Na de kleiontginning heeft er een aantal plantensoorten in deze strook een refugium gevonden waarvan sommige soorten in de wijde omtrek niet meer teruggevonden worden. Enkel een strook langs de Scouselestraat is botanisch zeer waardevol. Hier worden immers plantensoorten aangetroffen die (zeer) zeldzaam zijn in de regio, zoals muskuskruid, gevlekte aronskelk, gele dovenetel en slanke sleutelbloem of die zelfs nergens anders voorkomen in het Waasland, zoals daslook en ruig klokje.
Het gebied is door zijn unieke ligging in de nabijheid van open waterplassen, het lager gelegen poldergebied en de Schelde een belangrijke pleister- en of fourageerplaats voor tal van vogels. Het eigen karakter van het gebied biedt op enkele plaatsen, meer bepaald aan de rand vroegere oppervlakkige kleiwinningen of in de resterende lijnvormige elementen, nest- en broedgelegenheid aan diverse vogelsoorten. Enkele belangrijke soorten zijn de steenuil, sperwer, holenduif, bosuil, ijsvogel, kleine bonte specht, waterpieper, goudhaantje, wielewaal, klapekster en goudvink. In de steile taluds vormen konijnenholen de ideale nestgelegenheid voor de in het binnenland zeldzaam broedende bergeend.
Auteurs: Verboven, Hilde; De Meirsman, Reginald
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. & De Meirsman R. 2018: Fort van Steendorp [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298539 (geraadpleegd op ).
Het Fort van Steendorp is naar ontwerp van Henri Alexis Brialmont tussen 1883 en 1890 gebouwd op het hoogste punt van de paracuesta van het Waasland, wat van strategisch belang was om de Schelde en de monding van de Rupel met artillerievuur te beschermen.
Steendorp is gekend omwille van de kleiwinning. Tot op het einde van de 19de eeuw was Steendorp een deel van Bazel. Door de groei van de kleiwinning is het gehucht, Steengelagen genoemd, uitgegroeid tot een gemeente. Tot dan waren de kleiwinningen ook voornamelijk in handen van familiebedrijfjes die elk hun eigen beperkte strook hadden. Een dergelijke situatie is duidelijk herkenbaar op een oude topografische kaart. Ook langs de Scouselestraat werd klei uitgebaat. De klei werd slechts oppervlakkig ontgonnen en schijnt gebruikt te zijn bloempottenfabricage. Het resultaat is een kleinschalige kleiontginning die vergelijkbaar moet zijn met ontginningen uit vroegere tijden. Langsheen de Scouselestraat is er een relict van ondiepe kleiwinning(en). Cultuurhistorisch is dit van grote waarde omdat dergelijke kleinschalige klei-uitbatingen nog zelden aangetroffen worden in een breed landschappelijk kader.
In 1859 ontstond het Defensieconsept, waarbij Antwerpen een nationaal reduit werd waar de regering zich zou vestigen in tijden van oorlog. Die Antwerpse Brialmontvesting, beantwoordde vrij snel niet meer aan haar doel. Een nieuwe, vooruitgeschoven fortengordel bouwen, was financieel niet haalbaar, zodat onder meer gekozen werd voor de oprichting van een aantal ‘bruggenhoofdforten’. In 1882 werd beslist een dergelijk bruggenhoofd in Bazel (Steendorp) te bouwen. Het Fort van Steendorp werd van 1883 tot 1890 gebouwd naar plannen van Henri Alexis Brialmont op het hoogste punt van de paracuesta van het Waasland (circa 27 meter +TAW). Het fort is grotendeels geconstrueerd uit aarde en uit baksteen. Het heeft de vorm van een trapezium, waarvan de kleine basis het hoofdfront, de grote basis het keelfront en de zijden de zijfronten uitmaken. Achter het keelfront bevindt zich de uitspringende redan, die de staart van het reduit omsluit. Het fort is omringd door een hindernis bestaande uit een diepe, smalle, droge gracht. De buitenzijde ervan is bekleed met muurwerk, de binnenzijde is onbekleed. In 1913 begon men het fort aan te passen aan de gewijzigde militaire inzichten, wat nooit voltooid is geworden. Na de Eerste Wereldoorlog werd het als fort verlaten. Sindsdien zijn de gebouwen ten prooi aan verval, wat de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke waarde sterk in de hand heeft gewerkt. Omwille van het militair belang op het einde van de 19de eeuw is de rest van de heuvel waarop het Fort van Steendorp werd aangelegd nooit meer aangetast door kleiontginning.
De paracuesta van het Waasland vormt een driehoekig gebied tussen het Schausselbroek (Scouselestraat) in het zuiden en de Kapelstraat of Rijksweg Temse - Kruibeke in het noorden, in het westen lopen de Negenoogstraat en Oostberg, in het oosten tenslotte wordt het gebied begrensd door de kleiputten.
Over bijna de totale lengte van de Scouselestraat liggen percelen die tientallen jaren voor het moment van de bescherming (1995) ontgonnen werden voor pottenbakkersklei. Aan de noordelijke rand is een steil talud ontstaan waardoor op deze plaats bron- of kwelzonetjes zijn gecreëerd. Het grondgebruik van deze percelen is akker, maaigrasland of weiland. Verderop naar de steenbakkerij worden achtereenvolgens een boomgaard en enkele moestuintjes aangetroffen. In de boomgaard, achter, voor en tussen de moestuintjes is er spontaan een struweel ontstaan tussen aangeplante populieren. Er zijn bovendien enkele poeltjes aanwezig waarin amfibieën werden aangetroffen. Meer naar het noorden toe bestaat het grondgebruik voornamelijk uit akkerland, laagstamfruitboomgaarden en een enkel populierenbos met onderbegroeiing van gewone vlier en zomereik.
Het gebied ligt op de steile rand van de (para)cuesta van het Waasland. De plaats waarop het fort is gebouwd was bovendien het hoogste punt op deze cuestarand. Deze hoogteligging was strategisch van het grootste belang om de Schelde en de Rupel te bestrijken met artillerievuur tegen een oprukkende vijand. Door de bouw van het fort is op deze plaats de hoogteligging nog iets meer opgetrokken. De omgeving tot aan de kleinschalige uitbatingen langs de Scouselestraat is echter intact gebleven. Hier is het topografisch niveau bewaard gebleven zoals het natuurlijk gevormd is (natuurlijke fenomenen, zoals erosie, niet te na gesproken). Een vergelijking van de topografische kaart van 1882 met een recente kaart bevestigd dit.
Onder de zandlemige oppervlaktelaag is nog het kleipakket aanwezig dat aanleiding heeft gegeven tot het geomorfologisch voorkomen van de cuesta. Het gebied is waardevol op geomorfologisch en geologisch vlak omdat hier de cuestarand quasi onaangeroerd is gebleven. Op andere plaatsen is de rand niet of nauwelijks waarneembaar doordat ze bebouwd is of omdat de cuestarand een kleine hellingsgraad heeft.
Naast het Fort van Steendorp, dat een bijna natuurlijke ontwikkeling heeft gekend sinds het strategisch belang na de Eerste Wereldoorlog verdwenen was, wordt de botanische waarde aangetroffen aan de rand van de kleinschalige kleiontginning. Voor de rest van het gebied wordt de natuurlijke plantengroei onderdrukt door het gebruik als maïsakker of laagstamboomgaard. De Biologische Waarderingskaart karteert in het gebied volgende eenheden: eiken-haagbeukenbos zonder wilde hyacint (de bron- of kwelzone), akkers op lemige bodem en taluds (het omringende landschap) en vochtig, meso- tot eutroof wilgenstruweel (ter hoogte van de verlaten boomgaard en moestuinen).
Aan de noordelijke zijde van de vermelde kleinschalige kleiontginning is op artificiële wijze een steil talud ontstaan. Over de volledige lengte zijn er hier bronzonetjes ontstaan. Over een beperkte strook is daardoor het perceel onbruikbaar voor (intensieve) agrarische uitbating. Hier is er een struweel tot ontwikkeling gekomen, hier en daar ingeplant met populieren. Na de kleiontginning heeft er een aantal plantensoorten in deze strook een refugium gevonden waarvan sommige soorten in de wijde omtrek niet meer teruggevonden worden. Enkel een strook langs de Scouselestraat is botanisch zeer waardevol. Hier worden immers plantensoorten aangetroffen die (zeer) zeldzaam zijn in de regio, zoals muskuskruid, gevlekte aronskelk, gele dovenetel en slanke sleutelbloem of die zelfs nergens anders voorkomen in het Waasland, zoals daslook en ruig klokje.
Het gebied is door zijn unieke ligging in de nabijheid van open waterplassen, het lager gelegen poldergebied en de Schelde een belangrijke pleister- en of fourageerplaats voor tal van vogels. Het eigen karakter van het gebied biedt op enkele plaatsen, meer bepaald aan de rand vroegere oppervlakkige kleiwinningen of in de resterende lijnvormige elementen, nest- en broedgelegenheid aan diverse vogelsoorten. Enkele belangrijke soorten zijn de steenuil, sperwer, holenduif, bosuil, ijsvogel, kleine bonte specht, waterpieper, goudhaantje, wielewaal, klapekster en goudvink. In de steile taluds vormen konijnenholen de ideale nestgelegenheid voor de in het binnenland zeldzaam broedende bergeend.
Auteurs: De Meirsman, Reginald
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Meirsman R. 2015: Fort van Steendorp [online], https://id.erfgoed.net/teksten/178150 (geraadpleegd op ).