Het voormalige stoompompstation van het "Basel- en Rupelmondebroek" werd in 1889 gebouwd onder het dijkgraafschap van burggraaf Stanislas Vilain XIIII, die zelf ingenieur was, om de "Polder van Kruibeke" aan de sluis tegen de Kallebeek te ontwateren. De hele constructie werd gemaakt naar ontwerpen van ingenieur Korevaar uit Delft.
Het stroomgemaal functioneerde tot ongeveer 1930. Tussen 1930 en 1938 werd de installatie uitgebroken. Na 1940 werd het gebouw ingericht als veestal met kribben en een hooischelf. De schoorsteen werd in 1953-1954 afgebroken. Sedert 1970-1972 doet het gebouw dienst als berging.
Ter hoogte van de voorgevel werd de duiker afgesloten met ijzeren kleppen op een gietijzeren lijst. Die kleppen sloten automatisch bij opkomend tij. Heden zijn ze in open toestand geblokkeerd. Aan de noordoostelijke zijgevel bevindt zich de trechtervormige schepradgang.
Duiker en schepradgoot lopen uit in een halfronde overstortruimte. Die overstortruimte fungeert als een trechter die aansluit op de ontwateringstunnel onder de Scheldedijk, die op zijn beurt wordt afgesloten door een houten deur die verticaal pivoteert in bronzen taatsdozen. Aan de zijde van de Schelde wordt de sluisuitgang of duiker beveiligd door horizontaal opgehangen vallen of luiken die onder druk van het afkomend water de sluisconstructie afsluiten. Heel de waterbouwkundige constructie werd uitgevoerd in paars-grijze hardgebakken Boomse handvormsteen, behalve de sluisconstructie in de kil die in beton werd uitgevoerd.
De voorpuntgevel telt drie traveeën. De geveltop met breed luik is van de benedenverdieping gescheiden door een dubbele, gekorniste bakstenen lijst. Onder die lijst zijn leghaken voor een nokbalk en vijf gietijzeren consoles met floraal motief – de restanten van een afdak – ingemetseld. In het verlengde van de voorgevel, en gevat tussen de zijgevels en een halfronde gemetselde kolom met arduinen deksteen, zit een gietijzeren gedenkplaat.