Teksten van Oostvaart en kasseiwegen

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200955

Oostvaart en kasseiwegen ()

De Oostvaart als vaart en jaagpad of tragel vindt vermoedelijk haar oorsprong in de middeleeuwen. Moerbeke kende toen een klein netwerk van vaarten, waarvan enkel de Oostvaart behouden bleef. De kasseiweg langs de waterloop is nog één van de laatste voorbeelden van een geplaveide wegverhardingen, een techniek die reeds ten tijde van de Romeinse militaire aanwezigheid werd toegepast bij de aanleg van heirbanen.

Historiek

Reeds ten tijde van de Romeinse militaire aanwezigheid werden, ten behoeve van een snel troepentransport, de heirbanen met stenen verhard. Men gebruikte toen plaatselijk aanwezige steensoorten. Zo werden de in de Vlaamse Ardennen de veel voorkomende kiezelzandstenen, glauconiethoudende kwartszandstenen en silexkeien, gebruikt. Voor de onderbouw van de 5 tot 7 meter brede banen werden de grotere zandsteenbrokken benut. Het wegdek zelf, dat voor een goede afwatering meestal bolvormig werd aangelegd, werd verhard met een aantal lagen grint. Na de ineenstorting van het Romeins imperium degradeerde het wegennet, maar vele heirbanen zijn nog als wegtracé behouden.

De beek Oostvaart (en waarschijnlijk ook de straat of toen nog jaagpad of tragel) vindt vermoedelijk haar oorsprong in de middeleeuwen. Moerbeke kende toen een klein netwerk van vaarten, die al dan niet werden aangelegd op plaatsen waar al natuurlijke waterlopen aanwezig waren. Enkele straatnamen verwijzen daar nog naar: Spelonkvaart, Dorpvaart, Terwestvaart. Deze laatste waterlopen werden zo’n 20 tot 25 jaar voor het moment van de bescherming (2003) overwelfd en kregen een betonnen of asfalten baanvak over zich heen. Enkel de Oostvaart is behouden gebleven. Deze vaarten werden aangelegd na het graven van de Moervaart en dienden om het transport over water (in de eerste plaats van onder andere turf als brandstof) van en naar de Moervaart vanuit en naar het binnenland te verzekeren. Vanuit de Moerspuipolder en de Overslag werden via de Lange Lede, de Haringslede en de Oostvaart brandhout, turf en “een keur van landbouwvoortbrengselen” naar de Moervaart gevaren.

Nabij de dorpskern van Moerbeke, op de houten steiger, werden deze goederen verhandeld. Tot na de Eerste Wereldoorlog bleven deze vaarten in gebruik. Platte boten vervoerden aalt van de Moervaart naar verder afgelegen landerijen. Op de Heirweg tegenover de Oostvaart stond de tiendenschuur van de abdij van Boudeloo.

Onder de heerschappij van Albrecht en Isabella, tijdens het begin van de 17de eeuw, werden de straten in de steden geplaveid. Gedurende het 40-jarig bewind van Maria Theresia, van 1740 tot 1780, werden de eerste stenen wegen aangelegd. Voorheen verliep alle verkeer in hoofdzaak via de waterwegen. De aardewegen werden immers bij de minste regenval omgevormd tot een ontoegankelijke modderpoel. Overigens zijn kasseiwegen tevens belangrijk om industrieel-archeologische redenen. De technische kenmerken van langs- en dwarsprofielen, de fundering en afboording kunnen hierbij van belang zijn. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) is de Oostvaart weergegeven als een door bomenrijen afgezoomde waterloop.

Beschrijving

De Oostvaart is een straat die gelegen is aan de oostelijke grens van de gemeente Moerbeke-Waas. Ze loopt in een noord-zuidrichting en bezit twee haakse bochten. In het zuiden sluit de straat aan op de Moervaart. De Oostvaart kruist de Heirweg (ter plaatse door de bewoners Koudenborm genoemd) en in het noorden loopt ze naar de Expresweg Knokke - Zelzate - Antwerpen, waar ze de laatste honderden meters de Pereboomsteenweg gaat heten. Na ongeveer 1 kilometer vanaf de Heirweg komen de Klein-Sinaaistraat, de Merlanstraat (ten oosten) en de Spelonckvaart (ten westen) aansluiten. Halverwege komt ook de niet-verharde straat Coefering op de Oostvaart uit. Na 450 meter dwarst de oude spoorwegbedding de Oostvaart.

Vanaf de Moervaart tot aan de Heirweg is de Oostvaart aan de westelijke oever voorzien van een 3 meter brede kasseiweg afgeboord met fietspaden uitgevoerd in betonstroken. Vanaf de Heirweg is de straat onderverdeeld in twee baanstroken, van elkaar gescheiden door een brede gracht: de Oostvaart. Aan de oostelijke oever vinden we een weg van ongeveer 1 kilometer lang, aangelegd met kasseien, geflankeerd langs beide zijden door een betonnen fietspad. De westelijke weg heeft (komende vanaf de Heirweg in het zuiden) een 200 meter lange kasseistrook (zonder fietsstroken), gevolgd door een 450 meter lange aardeweg, waarna opnieuw een 200 meter lange kasseistrook (maar geflankeerd langs beide zijden door een betonnen fietspad) volgt. Na 850 meter maakt de straat een bocht van 90 graden naar rechts en verlaat daar de vaart. Dan volgt nog 150 meter kasseiweg, langs beide zijden geflankeerd door een betonnen fietspad. Hierna maakt de straat opnieuw een bocht van 90 graden ditmaal naar links en maken de kasseien plaats voor asfalt. De kasseiwegen zijn ongeveer 4 meter breed, de betonnen fietspaden 1 meter breed. Over de vaart liggen vier overgangen (overwelving met betonnen buis) die eveneens, met uitzondering van de geasfalteerde oude spoorwegbedding, een wegbedekking met kasseien meekregen. De Oostvaart(beek) is tussen het westelijk en het oostelijk wegdek ongeveer 10 meter breed (inclusief brede oevers). Langs de wegberm/oever van vooral de noordelijke helft van de Oostvaart werden inheemse bomen aangeplant : zomereik (Quercus robur), lijsterbes (Sorbus), els (Alnus) , maar ook tamme kastanje (Castanea sativa).

Er bestaat geen twijfel dat kasseiwegen een belangrijke weerspiegeling zijn van ons verleden. Ze getuigen van een bepaalde, uiterst belangrijke en langdurige fase in de evolutie van infrastructuurwerken. Voor straatsteen werd in onze contreien voornamelijk porfier aangewend. Porfier vindt men bijna overal in Europa, maar het is het enige in België voorkomend stollingsgesteente. Het is een kiezelachtig gesteente waarvan de kleur meestal grijsachtig en gestippeld is. Belgische porfier behoort tot het beste en werd ontgonnen in de steengroeves van Quenast en Lessines. Deze groeven leveren alleen nog steenslag. De meeste nog resterende kasseiwegen bestaan uit met op maat gekapte ‘formaatstenen’. Men streefde er naar om het oppervlak van de kassei zo vlak mogelijk te maken. Nadat ze werden gesorteerd verkreeg men kasseien van verschillende categorieën. Ze waren rechthoekig, soms vierkant van vorm en werden steeds in een halfsteensverband in rijen loodrecht op de wegas gelegd. Een ander belangrijk aspect is de landschappelijke en daarmee samengaande toeristische en sociaal-culturele waarde van deze wegen. De kasseiwegen geven de streek aanzien, een soort echtheid en onvervalstheid, het is een stuk verleden dat voortleeft. Ze worden door menig wandelaar, wielertoerist, wielrenner en sportliefhebber opgezocht.

De oudste huizen van de Oostvaart zijn van het ‘kleine hoevetjestype’: eenvoudige huisjes van de vroegere, kleinschalige boeren. De nieuwe huizen zijn doorgaans verbouwingen van deze kleine huisjes naar modernere woonbehoeften, maar hebben het sobere, kleinschalige karakter van de vorige woningen behouden. Veelal werden hergebruik-bakstenen aangewend. Opvallend is ook dat bijna alle woningen (ook de nieuwe woningen in de straat) het oude, algemeen gebruik van hagen rondom of aan de straatkant hebben behouden of overgenomen. Meestal werd liguster (Ligustrum) of meidoorn (Crataegus) gebruikt, maar ook haagbeuk (Carpinus betulus), hulst (Ilex) en zelfs veldesdoorn (Acer campestre) komen voor. Sommigen hagen zijn circa 100 jaar oud en dit siert de straat.

In de hoek waar de Oostvaart de haakse bocht naar rechts maakt liggen nog enkele kleinschalige percelen. Eén of twee percelen werden in de jaren voor de bescherming (2003) omgevormd van weiland naar akker. Het perceel dat de hoek uitmaakt is echter intact gebleven: een kleinschalig weiland omgeven door oude knotbomen (begin 20ste eeuw) en ondiepe grachtjes.

In het verlengde van de Oostvaart langs de waterloop bevindt zich een oude hoeve, vermoedelijk daterend uit 1722 en in 1799 vermeld onder de naam van herberg "swerten ruyter". Deze herberg heeft later haar naam gegeven aan de wijk Zwarte Ruiter. Het is één van die weinige restanten van de laatmiddeleeuwse hoeven die nog in betrekkelijk goede staat in het Waasland zijn terug te vinden.

  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002245, Moerbeke-Waas: Oostvaart - Kasseiwegen en Vaart (VAN HOOSTE L., 2003).
  • Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen, Aanduidingsdossier APO003, Moertvaartdepressie (VAN MAELE N., 2008).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.

Auteurs:  Cox, Lise; Van Hooste, Lieven; Vanmaele, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Cox L. & Van Hooste L. & Vanmaele N. 2015: Oostvaart en kasseiwegen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/175424 (geraadpleegd op ).


Oostvaart en kasseiwegen aan oever ()

De beek Oostvaart (en waarschijnlijk ook de straat of toen nog jaagpad of tragel) vindt vermoedelijk haar oorsprong in de Middeleeuwen. Moerbeke kende toen een klein netwerk van vaarten. Enkele straatnamen verwijzen daar nog naar: Spelonkvaart, Dorpvaart, Terwestvaart. Deze laatste waterlopen werden zo’n 20-25 jaar geleden overwelfd en kregen een betonnen of asfalten baanvak over zich heen. Enkel de Oostvaart is behouden gebleven. Deze vaarten werden aangelegd na het graven van de Moervaart en dienden om het transport over water van en naar de Moervaart vanuit en naar het binnenland te verzekeren. Vanuit de Moerspuipolder en de Overslag werden via de Lange Lede, de Haringslede en de Oostvaart brandhout, turf en "een keur van landbouwvoortbrengselen" naar de Moervaart gevaren.

Nabij de dorpskern van Moerbeke, op de houten steiger werden deze goederen verhandeld. Tot na de Eerste Wereldoorlog bleven deze vaarten in gebruik. Platte boten vervoerden aalt van de Moervaart naar verder afgelegen landerijen. Op de Heirweg tegenover de Oostvaart stond de tiendenschuur van de abdij van Boudeloo.


Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002245, Moerbeke-Waas: Oostvaart - Kasseiwegen en Vaart.
Auteurs:  Van Hooste, Lieven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van Hooste L. 2003: Oostvaart en kasseiwegen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/125374 (geraadpleegd op ).