De neogotische kapel van Bleydenberg werd gebouwd in 1898 als kloosterkapel voor het buitengoed ‘Bleydenberg’, op dat moment eigendom van de Dochters van Maria van het Paridaensinstituut, gevestigd in het centrum van de stad Leuven. De kapel kan als een eerder recente toevoeging gezien worden op een site met een eeuwenlange geschiedenis, namelijk deze van het voormalige Bleydenbergkasteel. De kapel behoort tot de oudste bouwwerken van Wilsele-Dorp.
De kapel kwam tot stand naar het ontwerp van de Leuvense architect Pieter Langerock (1859-1923), één van de belangrijkste architecten en restaurateurs uit de tweede generatie Sint-Lucasarchitecten. De representatieve neogotische baksteenarchitectuur van Langerock, het eveneens neogotisch, rijkelijk uitgewerkt interieur met kenmerkende polychromie door Oscar Algoet (1862-1937) en de glasramen van het atelier van Joseph Casier (1852-1925) bleven behoorlijk intact bewaard.
Vandaag maakt de kapel deel uit van de basisschool Bleydenberg. De aanpalende 17de- tot 19de-eeuwse kasteelgebouwen werden gesloopt en in 2015 vervangen door nieuwe schoolgebouwen met integratie van de bestaande kapel. Een nu vrijstaande toegangspoort langs de Albert Woutersstraat, twee bakstenen pijlers met hekwerk langs de zijde van de Panoramalaan vormen samen met enkele delen van de bakstenen ommuring de laatste bovengrondse restanten die een verwijzing vormen naar het vroegere landgoed Bleydenberg.
De benaming ‘Bleydenberg’ vormt een constante doorheen de geschiedenis van deze site, centraal in de Leuvense deelgemeente Wilsele-Dorp gesitueerd. Bleydenberg wordt gevormd door het heuvelachtige terrein tussen de heuvelruggen Roeselberg en Zwaneberg. Volgens de auteurs van Geschiedenis van Wilsele wordt Bleydenberg voor het eerst vermeld in 1395. In een akte uit dat jaar wordt vermelding gemaakt van een ‘Weiland gelegen bij den Blidenberg tussen de oude Dijle en de wijngaard van Laurentius Van Leempoele’. Rond 1530 wordt er gesproken van ‘tbosch van Bleydenbergh’ en in een akte van 1571 van ‘een wyngaert gelegen buyte die Borchpoorte by den Bleydenberch’. 17de-eeuwse kaarten spreken van ‘Swanenburh’.
Tegen het einde van de 16de eeuw was het landgoed in het bezit van de patriciërsfamilie Van Schore uit Kessel-Lo. In een beschrijving van de goederen van de familie Van Schore uit het jaar 1598 wordt echter geen woonhuis vermeld. Een gevelsteen in de nog bestaande toegangspoort wijst echter op de start van een bouwfase in 1606, onder Filips Van Schore. Een schets uit 1635 geeft ter hoogte van Bleydenberg een eerder bescheiden landhuis weer bestaande uit twee haaks aan elkaar gekoppelde volumes onder zadeldaken en omgeven door een vierkante perceelsafsluiting.
Het landgoed, naar de eigenaar ook wel het Schorenshof genoemd, werd voor het eerst meer in detail beschreven in 1696: ‘een park, tuin, boerderij, neerhof, akkerland, weiland, vijvers, stenen gebouw met galerijen’ worden benoemd. In 1698-1699 kreeg het kasteel een huiskapel.
In 1739 werd een plan opgemaakt van het domein door landmeter J.A. Hustin op vraag van baron Lodewijk F.J. Van Schore. Op dit plan is een vierkante gebouwopstelling te zien met centraal een vierkant binnenplein, met langs één pleinzijde een afsluitmuur. De gebouwen tellen één bouwlaag, met uitzondering van één zijde waar hogere volumes onder tentdaken te onderscheiden zijn. Deze laatste zijn vermoedelijk terug te brengen tot de toenmalige kapel. Opvallend op dit plan is de boomgaard, de aanwezigheid van een formeel aangelegde tuin en de omliggende landerijen.
In de 18de eeuw ging de eigendom Bleydenberg over van de familie Van Schore naar barones Vander Noot-Van Hamme (een nicht van baron Lodewijk F.J. Van Schore). Zij verkocht het goed in 1773 aan Dominicus Nelis, professor burgerlijk recht aan de Leuvense universiteit. Het is ook deze eigenaar dat de nabij gelegen Kapel Drie Linden liet bouwen op de splitsing van de Albert Woutersstraat en de Kapellelaan. In deze periode werd de Ferrariskaart opgemaakt (1771-1778). Op deze kaart is eveneens een vierkante opstelling te zien, omgeven door landerijen. Het eigendom wordt afgesloten door een omheiningsmuur met bijgebouwen. Een lange, met bomen omzoomde dreef maakt in het oosten de verbinding met de intussen gegraven Leuvense Vaart. De Atlas de Buurtwegen (1843-1845) komt in grote mate overeen met de weergave van het landgoed door Ferraris.
Aan het einde van de 19de eeuw kwam Bleydenberg in het bezit van de Dochters van Maria van Paridaens. Deze fase in de geschiedenis van de site is meer gekend en leidde tot de bouw van de bewaarde kapel van Bleydenberg. De zusters van Paridaens waren gevestigd in de Janseniustraat in het Leuvense centrum, waar zich ook vandaag nog het Paridaensinstituut bevindt. De zusters van Paridaens hadden tot doel de site in te richten als buitengoed; een verblijf voor de leerlingen van het instituut, die er ook op vrije dagen konden genieten van de stilte en rust buiten de stad Leuven. Tevens was het een verblijf voor de zieke zusters om op krachten te komen.
In de verkoopakte van 1879 wordt het goed omschreven als ‘Het kasteel van Blydenberg met een bepaald huis, stallen, schuur, remises en andere gebouwen, tuinen, lanen, weiden en akkerland met alle bomen en houtgewas dat er zich bevindt, ongeveer zeven bunder groot, [...], inbegrepen de kleine kapel tegenover het huis’. Toen de zusters van Paridaens het eigendom kochten, vertoonde het kasteel nog voor een groot deel zijn oude luister: zalen behangen met wandtapijten of verguld leerpapier, opgesierd met schilderstukken op doek. Een prent uit de 19de eeuw (1850-1899) geeft het eigendom van de zusters van Paridaens op dat moment weer. De gebouwde volumes komen in grote mate overeen met de weergave door landmeter J. A. Hustin in 1739. De nadruk ligt in deze prent zeer sterk op de grote tuin voor het kasteel, omzoomd door rijen populieren en met centraal een ovaalvormige vijver. Deze tuin leek sterk gericht op de natuurbeleving, een doel van dit buitengoed.
Door de zusters werd het kasteel, dat al ruim twee eeuwen stand had gehouden, gedeeltelijk afgebroken om het om te vormen tot een klooster en tot gebouwen voor het onderwijzen van meisjes. Het is in 1898 dat de huidige kapel de oude en te klein geworden kapel verving. Deze kapel werd in opdracht van de zusters opgetrokken naar het neogotische ontwerp van Pieter Langerock (1859-1923). Langerock was een leerling van Joris Helleputte en één van de belangrijkste architecten en restaurateurs uit de tweede generatie Sint-Lucasarchitecten. Langerock ontwierp in 1909 eveneens een uitbreiding van het internaat van de zusters van Paridaens, gevestigd in de Janseniusstraat te Leuven. Op een gedenksteen in het portaal van de kapel staat in het Latijn te lezen: ‘Deze kapel, aan de Heilige Antonius toegewijd, die de godgewijde maagden, Dochters van Maria, onder het bestuur van moeder Agnes (algemene overste) en van moeder Philippina (Overste van Bleydenberg) hebben laten oprichten, heeft bouwmeester P. Langerock met kunstzin voltrokken en Kardinaal Petrus Lambertus Goossens, Aartsbisschop van Mechelen, op 13 augustus van het jaar 1900 ingezegend’.
Op enkele historische foto’s, vermoedelijk van het einde van de 19de eeuw is zichtbaar hoe de op dat moment nieuwe kapel in het oosten aansloot op de historische gebouwen van het voormalige kasteel van Bleydenberg. Het kadaster geeft een overzicht van de wijzigingen die de zusters doorvoerden aan de hoofdstructuur van hun klooster. De vierkante opstelling met binnentuin bleef een constante.
De bouw van de nieuwe schoolgebouwen, waarvoor de historische delen van het kasteel en latere klooster werden gesloopt werden aangevat in 2015. De nieuwe schoolgebouwen, ontworpen door A33 architecten, evoceren de oorspronkelijke footprint van het kasteel en latere klooster. De kapel werd geïntegreerd in een vierkante opstelling met centraal een binnentuin, fungerend als speelplaats. Archeologisch onderzoek werd in 2014-2015 verricht in het kader van deze sloop en nieuwbouw waarbij sporen van het kasteel werden aangetroffen.
De niet georiënteerde kloosterkapel van Bleydenberg vormt de oostvleugel van het schoolgebouw dat als een U-vorm rond het binnenplein georiënteerd is naar de Panoramalaan. De kapel bestaat uit één beuk van vijf traveeën, voorafgegaan door een lagere en versmalde inkomtravee in het noorden die tevens de hedendaagse verbinding met de school tot stand brengt. De zuidzijde van de kapel wordt omsloten door een driezijdige koorsluiting. Haaks op de zuidzijde sluit een éénlaags dienstgebouw aan dat in baksteen is opgetrokken en eveneens teruggaat op de ontwikkelingsgeschiedenis van de site onder de zusters van Paridaens.
De kapel is opgetrokken in bruinrode baksteen in combinatie met blauwe hardsteen voor de omlijstingen, afzaten en waterlijsten. Het geheel situeert zich onder een zadeldak, vandaag bedekt met kunstleien. De kapel is volledig onderkelderd. Dit kelderniveau wordt verlicht door kelderramen juist boven het maaiveld langs de oostelijke zijde van de kapel. De kapelvloer wordt gedragen door bakstenen gewelven op I-liggers. De noordgevel van de kapel vindt via een open, hedendaagse constructie van staal en hout met trap aansluiting met het schoolgebouw uit 2015. Links onder deze trap is tegen de gevel van de kapel een gietijzeren bel met ankers in de muur gemonteerd. De noordgevel is een blinde tuitgevel op schouderstukken, afgezien van één enkele deuropening met hedendaagse, houten deur rechtsonder die uitkomt in het portaal van de kapel. De gevel vertoont bouwsporen waaronder enkele ontlastingsbogen, hardstenen lateien en een dichtgemetselde deuropening (een voormalige verbinding tussen de kapel en de verdwenen kloostergebouwen).
De oost- en westgevel omvatten vijf traveeën gescheiden door gevelhoge, versneden steunberen. De verticaliteit van de kapel wordt benadrukt door deze steunberen alsook door de spitsboogvensters met maaswerk die op zekere hoogte aanvangen en de kapel intern van bovenuit verlichten. Centraal in elk travee staat een spitsboograam waar afwisselend een gotische drie- of vierpas wordt getoond, en het maaswerk twee lancetvensters omsluit, alles in blauwe hardsteen. De inkomtravee in de westgevel bestaat uit een vleugeldeur in spitsboogportiek, voorzien van een geriemde omlijsting met voluut beëindiging met negblokken en colonetten met knopkapiteel, in blauwe hardsteen. De houten vleugeldeur is rijkelijk uitgewerkt met briefpanelen, een naald en glas-in-loodramen (gedeeltelijk vernieuwd). In het verdiepte spitsboogveld, wordt de gotische vierpas met Mariamonogram afgebeeld, een verwijzing naar de Dochters van Maria.
Het portaal wordt langs de oostzijde opengewerkt door een gekoppeld spitsboogvenster met tralies met een hardstenen tussendorpel. Het erboven gelegen doksaal wordt langs de oost- en westgevel verlicht door een kleiner, maar conform de beukvensters vormgegeven spitsboogvenster.
De driezijdige kooromsluiting aan de zuidgevel toont drie spitsboogvensters die bij de opmaak van deze beschrijving met houten plaatmateriaal zijn afgeschermd, maar eenzelfde uitwerking hebben als de overige spitsboogvensters van de kapel. Verder toont de zuidgevel dezelfde constructieve en decoratieve elementen zoals deze op de oost- en westgevel zichtbaar zijn.
De plint van de kapel toont gekoppelde keldervensters met traliewerk en een omlijsting in blauwe hardsteen. In de oksel van de aansluiting met het dienstgebouw is de kelder bereikbaar via een buitentrap. Een witgeschilderde houten kroonlijst op consoles omzoomt de bakstenen gevels van de kapel.
Het portaal, dat te betreden is via de westgevel, is vandaag eerder sober vormgegeven, met een sobere houten trap met gefrijnde hardstenen aanzettreden die naar het erboven gelegen doksaal leidt. Een houten met glas-in-lood beglaasde vleugeldeur, omkaderd door een hardstenen spitsboogomlijsting met colonetten aan weerszijden, vormt de toegang naar de kapelruimte. Het interieur van het schip staat in sterk contrast met het vandaag eerder sobere portaal. Het schip heeft een cementtegelvloer met centrale loper en aan weerszijden geometrische patronen in de kleuren rood, zwart en geel. De muren worden gesierd door houten lambriseringen voorzien van briefpanelen met gotische drie- of vierpassen als bekroning. Stratigrafisch onderzoek op verschillende plaatsen toont aan dat zowel het portaal als het schip, beiden momenteel witgeschilderd, aanvankelijk voorzien waren van erg rijke polychromie. Florale en architecturale motieven gecombineerd met opschriften, in eind negentiende-eeuwse gotische stijl, kenmerken de wanden van het schip tussen de lambrisering en een rondom rond doorlopende cordonlijst. Het schip wordt horizontaal volledig opgedeeld door de latere toevoeging van een betonnen tussenvloer, die met welfsels op stalen liggers in de dragende muren is verankerd. Enkel de onderste zijde van de spitsboogvensters is bijgevolg zichtbaar.
De oorspronkelijke luister van de gotische kapel met polychromie naar ontwerp van Pieter Langerock bleef intact en zichtbaar bewaard op het door de tussenvloer afgescheiden niveau onder het dak. De polychromie geeft een goed beeld van het oorspronkelijk uitzicht van de nu afgescheiden gelijkvloerse verdieping. Het doksaal wordt van de rest van de kapel gescheiden door een driedelige spitsboogarcade met hardstenen zuilen met knopkapitelen. Het verdiept spitsboogvormig gevelveld ter hoogte van de arcade is net zoals de wanden van de oost- en westgevel rijkelijk vormgegeven door florale motieven. De verticaliteit van de kapel wordt naast de spitsboogvensters ook benadrukt door de schalken die op de verdieping zichtbaar zijn, voorzien van knopkapitelen en bladwerkconsoles die tevens de ribben van het houten spitstongewelf met steekkappen ondersteunen. De polychromie op het houten gewelf blijft beperkt tot de nok en de gewelfribben.
De glas-in-loodramen in de oost- en westgevel tonen sobere, groengetinte non-figuratieve glas-in-lood ramen met een blauwe sierrand. Het koor omvatte daarentegen meer gedetailleerde glasramen. Het verslag in het beschermingsbesluit vermeldt, in tegenstelling tot de huidige situatie, nog de aanwezigheid van drie figuratieve glasramen waarbij telkens twee heilige figuren zichtbaar zijn. Heilige Agnes, Heilige Theresia van Avilla, het Heilig Hart van Jezus, het Heilig Hart van Maria, Figuur met bloeiende tak en duif en de Heilige Antonius van Padua zouden allemaal op deze glasramen vertegenwoordigd zijn, in een uitzonderlijk gedetailleerde architecturale omkadering. De symbolen van de vier Evangelisten en een Christus en Mariamonogram zouden onderaan de vensters zichtbaar geweest zijn.
Het eenlaagse rechthoekige dienstgebouw is opgetrokken in baksteen en gevat onder een gecombineerd zadel- en schilddak, eveneens voorzien van leien. De cordonlijst die bij de kapel vlak boven de kelderramen is waar te nemen, wordt eveneens doorgetrokken langs alle gevels van het dienstgebouw. Het bijgebouw, met deuropeningen met opgeklampte deuren, eenvoudige, betraliede vensteropeningen en houten kroonlijst op muizentand vertoont een soberdere architectuur, die toch ook aansluit bij de kapel. Het dienstgebouw is ingericht met een keuken en een (vergader)lokaal en staat in verbinding met de kapel ter hoogte van het koor door middel van een briefpaneeldeur. Vermoedelijk fungeerde het bijgebouw als sacristie.
Een monumentaal poortgebouw langs de Albert Woutersstraat verraad een vroegere toegang tot het kasteel en het latere klooster vanuit het westen. Aanvankelijk ongetwijfeld deel van een ommuring (deels bewaard) of in aansluiting tot de gebouwen bood het in rode baksteen opgetrokken poortgebouw een voorname toegang tot de site. De rondbogige doorgang met zandstenen omlijsting en negblokken vormt het kader voor een houten, opgeklampte dubbele poort met ingesneden deurtoegang (lokaal reeds hersteld). De site wordt ook vandaag in het zuiden nog omsloten door een bakstenen ommuring, met sporen van zandstenen negblokken, en mogelijk in verbinding met het poortgebouw.
De toegang tot de site in het zuidoosten, bereikbaar vanaf de Panoramalaan, wordt gekenmerkt door twee afgeronde bakstenen pijlers onder hardstenen dekstenen en met tal van sporen van zandsteen, onder meer als negblokken. De pijlers omvatten vandaag smeedijzeren hekwerk.
Auteurs: Elsen, Liedewij
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Elsen L. 2024: Bleydenberg met kapel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/445532 (geraadpleegd op ).
Het betreft een neogotische kapel, gebouwd in 1898 als kloosterkapel voor het buitengoed op de site van het voormalige Bleydenbergkasteel. De bekende Leuvense architect Pieter Langerock tekende de plannen.
Op 'Bleydenberg', een sinds 1395 onder deze benaming gekende heuvelachtige site ten noorden van stad, is er sinds eind 16de eeuw sprake van het Schorenshof, genoemd naar de eigenaars, de welgestelde patriciërsfamilie Van Schore uit Kessel-Lo waarvan diverse leden het in de loop van de 16de-17de eeuw tot burgemeester van Leuven brachten. In 1696 vermelden de archivalia een park, tuin, boerderij, neerhof, akkerland, weiland, vijvers en een stenen gebouw met galerijen wat er op wijst dat het hof op de Bleydenberg intussen was uitgegroeid tot een volwaardige kasteelsite. Dit wordt trouwens bevestigd door een 17de-eeuws schilderij en door een figuratieve plattegrond van landmeter J.A. Hustin uit 1739.
Op 18 december 1773 wordt het kasteel aangekocht door de Leuvense professor in het burgerlijk recht Dominique J.H. Nelis (1738-1828). Na zijn dood, in 1829 verkoopt zijn dochter Bleydenberg aan Cicercule Paridaens (1769-1838) die sinds 1812 een meisjesinternaat leidde in het centrum van de stad en mee aan de basis lag van de in 1834 opgerichte congregatie van de Dochters van Maria. Het tijdens de Franse Revolutie zwaar gehavende goed bestond op dat moment uit een "oud kasteel met paardenstal, schuur, bijgebouwen, tuin, boomgaarden, lanen, weiland en bos", samen zeven bunder groot. Het kasteel werd gedeeltelijk afgebroken en heringericht tot klooster. Het domein dat ook over een pachthof beschikte zou tevens dienst doen als buitengoed voor de in de stad verblijvende zusters. In 1879 volgde de oprichting van en uitbreiding met een lagere meisjesschool. Na verloop van tijd voldeed de oude huiskapel niet langer. In 1898 werd gestart met de bouw van een ruimere kloosterkapel door bouwmeester Pieter Langerock en gewijd aan de Heilige Antonius. Volgens de gedenkplaat werd de kapel op 13 augustus 1900 plechtig ingewijd.
Met zijn over heel het land verspreid omvangrijk en gevarieerd oeuvre (minstens 127 ontwerpen en projecten) kan Leuvens architect Pieter Langerock (Gent 1859 – Leuven 1923) worden beschouwd als een van de belangrijkste architecten en restaurateurs uit de tweede generatie van de neogotische Sint-Lucasarchitecten. Voor de polychrome binnenafwerking werd beroep gedaan op Oscar Algoet (Beveren aan de Leie 1862 - Leuven 1937), een neogotisch decoratieschilder die deel uitmaakte van de Leuvense groep kunstenaars en ambachtslui rond architect Joris Helleputte (1852-1925) en zijn medewerkers-opvolgers Pieter Langerock (1859-1923), Vincent-Lennertz (1864-1914) en Theo Van Dormael (1875-1947).
Volgens archivalische bronnen werden de glas-in-loodramen gerealiseerd door het Gentse atelier van Joseph Casier (1852-1925) die sinds 1895 de leiding had van het oude glasramenatelier van Jean Bethune dat vanaf 1876 was verder gezet door Arthur Verhaegen.
In de loop van de 20ste eeuw onderging het complex diverse functionele aanpassingen en verbouwingen zodat vrijwel enkel de vierkante opstelling en een monumentale, 18de-eeuwse trap aan de oude kasteelsite herinneren. De kapel werd voorzien van een tussenvloer (welfsels op metalen liggers) en gelijkvloers gebruikt als turnzaal, op de verdieping als berging. Ook de omkadering onderging grondige wijzigingen. Rond 1930 werden de hoevegebouwen rechts van de toegang gesloopt, gevolgd door een geleidelijke versnippering en verkaveling van het domein.
Intussen hebben de zusters Bleydenberg verlaten. Sinds geruime tijd biedt het complex onderdak aan de Lagere en Kleuterschool Bleydenberg.
De niet georiënteerde kloosterkapel vormt de oostvleugel van de U-vormig rond een gekasseide binnenkoer geschikte schoolgebouwen. Ze is opgetrokken in baksteen met gebruik van blauwe hardsteen voor omlijstingen, afzaten en cordonvormende waterlijsten en afgedekt met een kunstleien zadeldak. Ze is volledig onderkelderd (bakstenen gewelfjes op I-liggers) en bestaat uit een beuk van vijf traveeën met driezijdige koorsluiting waarop haaks een eenlaags dienstgebouw (onder meer sacristie) met platte bedaking en schilddak aansluit. Een smallere en iets lagere inkomtravee vormt de verbinding met de aansluitende schoolvleugel. De strakke verticale ritmiek van gevelhoge, versneden steunberen en spitsboogvensters met afgeschuinde bakstenen omlijsting, hardstenen tracering (drie- en vierlobmotief) en afzaten wordt slechts getemperd door de omlopende hardstenen druiplijsten ter hoogte van plint en vensterdorpels en door de houten bakgoot op consoles. Gekoppelde en getraliede rechthoekige venstertjes situeren het kelderniveau. De inkomtravee wordt gemarkeerd door een hardstenen spitsboogportiek voorafgegaan door een drietal treden. Door negblokken omkaderde colonetten met knopkapiteel ondersteunen een verdiept boogveld met vierpas en Mariamonogram, omlijnd door een geprofileerde druiplijst met voluutbeëindiging. De dubbele, houten briefpaneeldeur is opengewerkt met een glas-in-lood-beglazing. Ter hoogte van het doksaal wordt het portiek bekroond met een kleiner dan, maar conform de beukvensters afgewerkt spitsboogvenster. De corresponderende gevelpartij aan oostzijde toont een identiek venster, op het gelijkvloers gecombineerd met een gekoppeld en getralied spitsboogvenstertje met hardstenen tussendorpel.
Het lage dienstgebouw met houten bakgootje op platte muizentand is aan binnenkoerzijde opengewerkt met kleine getraliede, rechthoekige venstertjes en met twee opgeklampte deuren met bovenlicht, voorzien van een afgeschuinde bakstenen omlijsting en een hardstenen latei op consooltjes. Aan tuinzijde zorgen gekoppelde en getraliede rechthoekige vensters voor een ruime lichtinval.
Een inkomportaal met hardstenen tegelvloer en een met glas-in-lood beglaasde dubbele, geverniste deur, omkaderd door een hardstenen spitsboogomlijsting met flankerende colonetten, leiden naar de kapelruimte die via een briefpaneeldeur in het koor eveneens communiceert met de aanleunende sacristie.
Het interieur met rood-zwart-gele cementtegelvloer, verlevendigd met geometrische patronen, centrale loper en gestileerde bloemmotieven, en daarnaast een houten lambrisering met briefpanelen opgehoogd met drie- en vierpassen wordt gearticuleerd door schalken met knopkapitelen en bladwerkconsoles die de slanke ribben van het houten spitstongewelf met steekkappen ter hoogte van de vensters opvangen. Achteraan, ter hoogte van het doksaal, is de wand doorbroken met een drieledige spitsboogarcade rustend op met een goudbies opgehoogde, hardstenen zuiltjes, het geheel ingeschreven in een brede, gedrukte spitsboog. Van op het doksaal leidt een steile steektrap met eenvoudige leuning naar de voormalige kloostervleugel. Een spitsbogig, geajoureerd houten binnenvenster maakte van hieruit een direct visueel contact met de kapelruimte mogelijk. De basisafwerking van de wandpolychromie waarin rood, groen en goud overheersen bestaat uit een structurerende rode voegenschildering, verlevendigd met decoratieve sjabloonboorden ter hoogte van colonetten en vensterdagkanten en een sterrenbeschildering ter hoogte van de vensterzone. Het koor wordt zowel coloristisch als decoratief geaccentueerd door een imitatie textieldrapering (overschilderd) en door een penantbeschildering van bloem- en rankmotieven verrijkt met in medaillons gevatte christelijke symbolen.
De structurerende gewelfpolychromie met bladmotieven en medaillons concentreert zich ter hoogte van nok en gewelfribben.
De zone tussen lambrisering en aanzet van de schalken is momenteel overschilderd.
De beukvensters tonen een sobere, groengetinte glas-in-loodbeglazing met blauwe sierboord. Het koor daarentegen, met bewaarde sokkels en baldakijnen van de verdwenen heiligenbeelden, wordt in evidentie gesteld door drie figuratieve glasramen met telkens twee heiligen figuren (Heilige Agnes, Heilige Theresia van Avilla; het Heilige Hart van Jezus, het Heilig Hart van Maria; Figuur met bloeiende tak en duif(?), Heilige Antonius van Padua) in een opmerkelijk gedetailleerd uitgewerkte architecturale omkadering. Helemaal onderaan prijken de symbolen van de vier Evangelisten en een Christus- en Mariamonogram.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DB002263, Kapel van Bleydenberg (PAESMANS G. 2006).
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Paesmans G. 2006: Kapel van Bleydenberg [online], https://id.erfgoed.net/teksten/125655 (geraadpleegd op ).