erfgoedobject

Gemeentelijke begraafplaats van Lot

bouwkundig element
ID
201108
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201108

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek

Lot, aanvankelijk een door de Zenne in twee gedeeld gehucht op de grens Sint-Pieters-Leeuw en Dworp, werd pas in 1927 een zelfstandige gemeente om in 1977 te worden opgenomen in de fusiegemeente Beersel. De uitermate gunstige ligging in de Zennevallei, langsheen het kanaal Brussel-Charleroi (1827-1832) en de spoorlijn Brussel-Bergen (1840) maakte dat de industrialisering er reeds vroeg op gang kwam. Toen in 1842 de grote spinnerij en weverij Scheppers er zich kwam vestigen vormde dit de aanzet tot een sterke industriële expansie én een grote bevolkingstoename. Onder impuls van Renaat Van Elslande (1916-1976), gewezen minister en minister van Staat van de Christelijke Volkspartij, die tevens ononderbroken burgemeester van Lot was in de periode 1946-1976, kende de gemeente een ongekende bloei. De crisis in de Belgische industrie in de jaren 1970 betekende het einde van Lot als industrieel centrum.

Op kerkelijk vlak resulteerde de 19de-eeuwse explosieve groei in 1866 in de oprichting door de SA de Loth van een kapel die door de onderpastoor van Dworp werd bediend. Deze kapel zou worden gesloopt bij de inzegening van de huidige Sint-Jozefskerk (C. Veraart en H. Lemaire) in 1920. Intussen was Lot bij Koninklijk Besluit van 15 augustus 1895 een zelfstandige parochie geworden, kort daarop gevolgd door de aanleg van een eigen begraafplaats (1896-1897). Aangezien het centrum van de parochie in overstromingsgebied lag – niet meteen een geschikte begraafplaats – werd in december 1896, op de grens van de gehuchten Lot en Kesterbeek, een op een hoogte gelegen bosperceel van 55 are 96 centiare aangekocht van Gravin de Mérode. De Schaarbeekse architect Henri Jacobs (1864-1935), belangrijk vertegenwoordiger van de art nouveau en vooral gekend als scholenbouwer in het Brusselse, werd als ontwerper aangesteld. De opzet was nog traditioneel: een kruisvormig padenpatroon met centraal het Calvariekruis, hoge bakstenen muren geritmeerd door pilasters met hardstenen dekplaten, een hoofdingang met torenvormig geaccentueerde pilasters en smeedijzeren hekken en tegen de zuidmuur een rechthoekig dodenhuisje.

Een halve eeuw later is de begraafplaats aan uitbreiding toe waarna, via onteigening, een aangrenzend perceel van 50 are wordt verworven. Begin 1951 wordt architect-urbanist Huib Hoste (1881-1957) door de gemeente met het project belast. De keuze van de ontwerper werd ongetwijfeld gedicteerd door toenmalig burgemeester Renaat van Elslande voor wie Hoste een paar jaar voordien, in de Pastoriestraat, een woning met apotheek voor zijn echtgenote had gebouwd.

Het plaatselijke studiebureau Clerckx wordt aangetrokken voor opmeting en nivellering van het sterk hellende terrein. Op 10 september 1952 worden de definitieve, 13.08.1952 gedateerde plannen door de gemeenteraad goedgekeurd. Het project omvatte de uitbreiding van het bestaande kerkhof, de bouw van een berging en de voorziening van groenbeplanting. Begin 1953 start aannemer Frans Couck uit Denderleeuw de werken die op 23 november datzelfde jaar voorlopig worden opgeleverd. De definitieve oplevering werd pas eind 1956 getekend.

In 1972 maakt D+A Groenconsult een plan op dat voorziet in de herinrichting van de calvarie en omgeving. De ronde vormen rond de calvarie verdwijnen en er komt ruimte voor nieuwe functies zoals strooiweiden, columbaria, een kinderperk en een ontmoetingsplek. Het studiebureau Clerckx geeft in 1981 de nieuwe toegang langs de Kerkhofstraat vorm, dat ten koste van de toegang door Henri Jacobs.

Beschrijving van de begraafplaats

Het deel van de buitenbegraafplaats aansluitend bij de Kerkhofstraat ademt nog het ontwerp door Henri Jacobs. Twee kruisvormige paden delen de begraafplaats op in vier percelen. Op de kruising stond oorspronkelijk een calvarie. In de zuidoostelijke hoek staat het bakstenen dodenhuis op hardstenen plint, naar ontwerp van architect Jacobs. Het gebouw is haaks op de straat georiënteerd. Twee gecementeerde puntgevels met aandaken en een met leien belegd zadeldak zijn afgewerkt met een hardstenen dekplaat. De straatgevel is afgetopt met een schouw. De zijgevel onder een houten kroonlijst met hondjes is opengewerkt naar de begraafplaats met een deuropening onder hardstenen linteel en met negblokken en een drieledig raam met hardstenen dorpel en vensterstijlen. Ten zuidwesten aansluitend bij het dodenhuis bleef de bakstenen kerkhofmuur met harstenen plint en afgewerkt met een ezelrug bewaard. Pijlers ritmeren de muur en fungeren ter hoogte van het dodenhuis als hekpijlers voor het metalen hekken. Ter hoogte van het middenpad werd de muur onderbroken om een toegang tot de Kerkhofstraat te realiseren in een afwijkende vormgeving.

In een artikel in "Gemeente en Provincie" van januari-februari 1951 hekelt Hoste het kerkhofbeleid van gemeentebesturen waarbij traditie met de voeten wordt getreden, waar economie voorrang krijgt en wansmaak hoogtij viert. Als alternatief prijst hij de na de Eerste Wereldoorlog aangelegde oorlogsbegraafplaatsen, waar iedereen door een eenvormig gedenkteken als gelijk voor de dood wordt erkend, waar eenvoud overheerst en dure materialen worden geweerd, waar een sober kruis de regelmatig en ritmisch gegroepeerde graven overschouwt en waar het geheel is ingebed in een groene omgeving en het natuurlijke grondprofiel wordt gerespecteerd.

Met deze visie voor ogen wordt in Lot de eind 19de-eeuwse begraafplaats met de helft vergroot tot een volledig ommuurde rechthoek van circa 113 x 95 meter waarbij de bestaande, hoge muren, mits aanpassingen en herstellingen, grotendeels bleven bewaard.

Ze worden verlaagd en de hardstenen dekplaten vervangen door een ezelsrug zodat visueel wordt aangesloten bij de uitbreiding: een vrij lage, trapsgewijze de terreinhelling volgende ommuring in donkerbruine baksteen in strekverband, afgewerkt met een ezelsrug en op regelmatige afstanden verstevigd met lagere, bovenaan afgeschuinde steunberen. Bakstenen vleugelstukken die de overgang vormen tussen de lage muur en het hoge ijzeren hekken accentueren de centrale toegang. Met het oog op "bruikbaarheid" en een minimaal grondverzet wordt de sterk hellende uitbreiding op een plastisch-architecturale wijze, terrasvormig geremodeleerd.

Vlak afgedekte, bakstenen keermuren en tussen schuine muurtjes gevatte, luie trappartijen telkens met hoekaccent in de vorm van een hardstenen kubus structureren de site en verbinden de verschillende, in rechthoekige vakken opgedeelde niveaus. Een monumentale, dubbele trappartij overbrugt het aanzienlijke hoogteverschil tussen zuid- en oostzone. Helemaal achteraan links, tegen de oostmuur bevindt zich een sober eikenhouten kruis, licht in evidentie gesteld door de plaatsing bovenop een halfcirkelvormige, drieledige terrasstructuur waarrond de kindergraven werden voorzien. Een segmentbogig ereperk voor de oorlogsslachtoffers vervangt het voorheen centraal opgestelde nieuw geplaatst calvariekruis. Hoste die een uniformiteit van graven en een rigoureuze schikking – vaak rug aan rug met een groenblijvende haag als scheiding en aflijning - kon evenwel de latere, vaak nogal chaotische invulling niet verhinderen.

Hostes concept voorzag eveneens in een aangepaste groene omkadering: een rij Populus nigra italico langsheen de straat en achteraan, ter hoogte van het calvariekruis; Tilia platyphyllos, in lijnbeplanting richting kruis of alleenstaand; Fagus sylvatica pendula en Betula alba verrucosa als solitair, verspreid over de site; struiken Amerikaanse eik in zuidoostelijke hoek van het terrein; Taxus baccata ter hoogte van de oorlogsgraven; een bolpalm in de bloembak aan de grote trappartij. Bijkomend werd iedere sectie omlijnd door een lage, groenblijvende haag terwijl de terrastalluds werden bedekt met Juniperus hibernica. In hoever alles volgens plan werd gerealiseerd is onduidelijk te meer daar de beplanting zich momenteel beperkt tot onder meer enkele populieren, zilverberken, taxus en een bolpalm.

De uitbreiding van het dodenhuis naar het noordoosten gebeurt naar ontwerp van Hoste. Het is een bakstenen gebouw onder lessenaarsdak, geritmeerd door bakstenen pilasters. Twee rechte deuropeningen en onder de kroonlijst geplaatste vensters voorzien het interieur van daglicht.

In 1981 wordt een nieuwe toegang gebouwd bestaande uit een hellend vlak afgeboord met halfronde keermuren.

  • OMGEVING 2021: Beheerplan begraafplaats Lot gemeente Beersel . augustus 2021, Beersel, 17-47.
  • INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2024: Gemeentelijke begraafplaats van Lot [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201108 (geraadpleegd op 15 juli 2024).

Auteurs: Mertens, Joeri; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Lot


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Gemeentelijke begraafplaats van Lot [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201108 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.