Graftekens nemen in het oeuvre van architect Henry van de Velde slechts een zeer beperkte plaats in met 4 à 5 gekende exemplaren, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld zijn tijdgenoot Victor Horta (1861-1947) die minstens 12 graftekens ontwierp.
Zijn vroegste monument (1898), de blauwe hardstenen herdenkingsstèle voor graaf Frédéric de Mérode op het Martelaarsplein in Brussel, baadt vanzelfsprekend nog volledig in de art-nouveau-esthetiek, maar grijpt ondanks de uiterste krachtige stilering naar het typisch funeraire stèle/ obeliskmotief waar ook Horta voor een aantal graftekens zijn inspiratie zocht (D. Lesaffre, Oudenburg 1890; L. Artan, Oostduinkerke 1894; E. Geerts, Elsene 1893; E. Carpentier, Ronse 1985: J. des Cressonnières, Sint-Jans-Molenbeek 1897). Later, in een brief van 1916 aan Karl Ernst Osthaus (onder meer opdrachtgever voor het Folkwang-Museum, Hagen), zou van de Velde van deze realisatie afstand nemen, onder meer omdat de samenhang tussen het abstraherend art-nouveau-grafteken en het figuratieve beeldhouwwerk (door zijn schoonbroer, de beeldhouwer Paul Du Bois) volgens hem eerder getuigde van een symbiose dan van integratie.
Tijdens de zomer 1907 ontwierp van de Velde - wellicht in Duitsland - een grafmonument voor zijn lievelingszuster Jeanne Frédérique (1859-1907), sinds 1881 echtgenote van de Antwerpse "commissaire en change et en fonds publics" Léon Biart (1855-1912). "De keuze van diepzwart graniet (lijkt) volkomen te passen in de materiaalexpressieve waarachtigheid die van de Velde zo hoog inschatte. Bovendien zijn de uiterst gebalde krachtlijnen van de stèle gekoppeld aan het gepolijst aspect van het graniet en de specifieke lichtwerking van de letters kenschetsend (…). Zij transcenderen immers de materie tot op een niveau dat hij centraal stelde in zijn vormbenadering. Tegelijk bereikte hij hier een evenwichtige synthese tussen beeldhouwkunst en architectuur die hij puurde uit een vormconcept dat zowel archaïserend en tijdloos als uiterst modern kan beschouwd worden. Het enige kleine ornament dat van de Velde zich hier veroorlooft is het in een schildvorm opgenomen embleem dat hij in hetzelfde laagreliëf als de letters onderaan het grafschrift plaatste.
In aansluiting met dit steleconcept koppelde hij dit graf aan een met een zwarte granieten boordsteen omzoomd perk waarin waarschijnlijk een kleine individuele temenos - of geheiligde plaats - werd aangeduid." Het U-vormige perk werd oorspronkelijk wellicht met altijd groene buxus beplant.
Na de sluiting van de Antwerpse Kielbegraafplaats in 1936, werd het grafteken in de jaren 1950 ontmanteld door grafmaker Victor Patteet en ondergebracht in zijn werkplaats aan de Sint-Bernardsesteenweg, wellicht met de bedoeling dit opnieuw op te richten op de begraafplaats Schoonselhof. Sinds 1992 wordt het grafmonument bewaard in de binnentuin van het Museum voor Grafkunst, in Brussel (Laken).
"De aanzet die van de Velde hier ontwikkelde naar een eigentijdse grafkunst, werkte hij kort nadien (1908) en op grotere schaal uit in zijn Kötschau-mausoleum te Weimar. In deze 'Erbbegräbnis' (familiegraf) die een grote architecturale dimensie vertoont, verwerkt hij weerom inspiraties uit de oudheid. Vermeldenswaard is misschien ook zijn grote fascinatie voor de Egyptische monumenten (…). Bij het Kötschau-mausoleum ontwikkelde hij meer een complexe toegangsstructuur waarbij de opstijgende middentrap die naar het centrale mausoleum leidt, de bezoeker tussen twee ommuurde perken voert die ook daar met altijd groene struiken werden beplant. De eigenlijke stele heeft opnieuw een gebalde afgeronde vorm waarbij in het verdiepte middenvlak vier paneelstructuren zijn aangebracht."
Eenzelfde omheinde grafstructuur zou ook terug te vinden zijn in een ander door van de Velde ontworpen grafmonument, dat van de befaamde Brusselse galerijhouder Georges Giroux uit 1923. Het werd nog niet gelokaliseerd en is enkel door beschrijving gekend: "Ces plans (…) ont été inventoriés par Sembach qui décrit le monument comme une pierre tombale dressée sur un socle en forme de banc d'environ 2,70m sur 2,00m entouré d'un mur en pierre percé de deux portes carrées en fer forgé. On possède également une description assez longue de ce projet par Stamm (STAMM G., Studien zur Architektur und Architekturtheorie Henry Van de Veldes, Göttingen, 1969, nvdr) selon laquelle il s'agirait d'un mausolée de près de 3,20m de hauteur et de 2,70m de largeur entouré d'un muret percé de deux portes en fer forgé."
Voor zijn echtgenote Maria Sèthe († 1943) en zichzelf († 25 oktober 1957), hield van de Velde het bij twee sobere, gezoet-leistenen grafsteles, gevat in een dito boord. Verwijzend naar de typologie van de vroegste, 19de-eeuwse "head-stones" onderscheiden de steles zich door hun boogvormig topstuk met, uitgespaard in een verdiepte cirkelvorm, de vergulde monogrammen van de overledenen: een in elkaar vervlochten M en S voor zijn echtgenote, een strakke D en V, ingeschreven in een grotere H en V voor hemzelf, het monogram dat in voege raakte tijdens zijn Hollandse periode.
Detegen de zuidwestelijke omheiningsmuur van de begraafplaats,Heden nog herkenbare resten van taxusstruiken, aangeplant achter de grafsteles in daartoe voorziene holten in de boordsteen, wijzen nog maar eens op het bewust door van de Velde aanwenden van winterharde heesters met symbolische 'onsterfelijkheids'-connotatie.
- CELIS M.M. 1987: Architectengraven, Op leven en Dood: het Grafmonument, Tentoonstellingscatalogus, Antwerpen, 41-49.
- De CLERCQ L. 1993: Situering van het grafmonument (Biart-Van de Velde) in het oeuvre van Henry Van de Velde, Epitaaf-Nieuwsbrief 20, juli-september, 5-8.
- MACLOT P. 1993: Het grafmonument Biart-Van de Velde uit 1907 naar een ontwerp van Henry van de Velde, Epitaaf-Nieuwsbrief 20, juli-september 1-5.
- PLOEGAERTS L. & PUTTEMANS P. 1987: L'Oeuvre architecturale d'Henry Van de Velde, Brussel.
- SEMBACH K.-J., SCHULTE B. (ed.) 1993: Henry Van de Velde. Een Europees kunstenaar in zijn tijd, Tentoonstellingscatalogus, Gent.