erfgoedobject

Steenkoolmijn van Zwartberg: Directeurswoning

bouwkundig element
ID
201207
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201207

Juridische gevolgen

Beschrijving

De directeurswoning is opgebouwd uit twee min of meer even brede volumes. Het pand is opgetrokken in baksteen, op een lage hardstenen plint.

Historiek

De directeursvilla

De directeur-gérant kreeg in 1925, het jaar waarin de eerste mijnschacht in werking werd gesteld, een nieuwe villa aan het westelijke uiteinde van de laan, op een hoekperceel in de franje van de mijngebouwen.

De villa is ingeplant op een hoekperceel aan het westelijk uiteinde van de monumentale, aan weerskanten door een dubbele rij eiken afgeboorde Habetslaan. Rond het gebouw bleven de restanten bewaard van een uitgestrekt park, dat in 1967, na de sluiting van de mijn Zwartberg, de kern ging vormen van de Limburgse Zoo, uitgebaat door de familie Wouters. Alle sporen van de dierentuin werden na de sluiting ervan deskundig verwijderd en het gros van het park verkeert momenteel in een verwilderde toestand. Enkel de voortuin, met een toegang op de hoek Habetslaan-Meeuwerweg, waar zich oorspronkelijk een monumentaal inkomhek bevond, behield nog duidelijk de structuur die uit oude foto’s blijkt, met perkjes omheen het huis en een halfrond perceel aan straatzijde, afgebakend door een inkomweg die vanaf de toegang in de hoek langsheen de voorgevel van het huis scheert en ten oosten opnieuw naar de straat leidt, waar zich de ondertussen verdwenen ingang tot de zoo bevond. Blijkens de stafkaart van 1971 sloot er bij de toegangsweg een rondweg aan, die omheen het volledige park liep, en onder meer leidde naar een vijver achteraan het perceel. Het is onduidelijk in hoeverre deze rondweg bewaard is gebleven.

Beschrijving

Exterieur

De villa is eigenlijk opgebouwd uit twee min of meer even brede volumes, die elkaar overlappen, waarbij het achterste volume ten aanzien van het voorste een travee naar links is verschoven, zodat onregelmatige rooilijnen worden bekomen. Het ietwat hogere volume vooraan groepeert zichtbaar de ontvangst- en woonvertrekken, het volume achteraan (dat onregelmatig is opgebouwd, maar dat doorgaans lager is door het ontbreken van de fries) groepeert twee traphallen en dienstvertrekken.

Het pand is opgetrokken in baksteen, op een lage hardstenen plint, die behalve aan de voorzijde regelmatig wordt onderbroken door keldergaten; deuren en vensters zijn afgeboord in hardsteen; de vensteropeningen zijn veelal variaties op kruisramen, met naast bol- en kloosterkozijnen ook enkelvoudige, drieledige en vierledige kruisvensters, met enkelvoudige of dubbele bovenlichten. In het laatste geval omvat het bovenste bovenlicht geelgroene glas-in-loodvenstertjes, in contrast met het gewone schrijnwerk en witglas elders.

De gevels zijn verlevendigd met hardstenen speklagen die aansluiten bij de boven- en onderdorpels van de vensters, alsook bij de tussendorpels, waarbij de speklagen ter hoogte van de bovendorpels de aanzet vormen van een licht geprononceerde cordonlijst; de cordonlijst boven de eerste bouwlaag bakent samen met de speklaag ter hoogte van de onderdorpels van de verdiepingvensters een borstweringzone af, die friesgewijs is opgesmukt met sculptuur; de cordonlijst boven de tweede bouwlaag bakent een gelijkaardige fries af, die bovenaan door de kroonlijst wordt afgeboord. De friessculptuur omvat naast een datering (1925) en een aantal neutrale motieven (bloem- en bladwerk, mascarons) ook voorstellingen van sprookjes en fabels (waaronder Roodkapje en fabels van Lafontaine als de haas en de schildpad, de vos en de reiger, de leeuw en de libel), een voorstelling van Adam en Eva (boven de dienstingang) en een aantal emblemen (die onder meer verwijzen naar de Luikse oorsprong en de activiteiten van de groep Cockerill; enkele schijnen de samenhorigheid en vlijt van de mijngemeenschap te propageren).

Sterk overkragende, door modillons gestutte kroonlijsten leiden een complex van leien daken in, doorbroken door imposante hoge schoorstenen en opgesmukt met pirons op de nokpunten. Dakvensters met driehoekige frontons bekronen de zijrisalieten vooraan, andere traveeën worden bekroond door grote dakvensters, net boven de kroonlijst; de grote dakvensters alterneren met kleinere, hoger gepositioneerde exemplaren.

De onregelmatige structuur van het pand blijkt het minst uit de voorgevel, die imposant is uitgebouwd met twee geprononceerde zijrisalieten (twee traveeën elk), waartussen een hardstenen loggia (drie traveeën) vervat zit, gevormd door een bordes en een door twee zuilen ondersteund platform, dat als terras fungeert. Het bordes is vooraan afgezet met een hardstenen balustrade, centraal onderbroken door een open doorgang, links en rechts geflankeerd door imposten, waarop de zuilen rusten. De imposten verschijnen opnieuw als aanzet van de risaliethoeken aan de zijde van het bordes, de zuilen worden hernomen als hardstenen hoekblokken met een kapiteelvormige bekroning ter hoogte van het balkon. De linker zijrisaliet omvat op gelijkvloers niveau een driezijdige erker, waarvan het dak als terras fungeert voor de bovenliggende verdieping. Het balkon boven de loggia, alsook het terras boven de erker, zijn afgezet met een hardstenen balustrade in dezelfde vormentaal als de balustrade van het bordes.

De rechterzijgevel toont de tweeledige structuur slechts door een één travee terugwijkende torenconstructie rechts, die één bouwlaag hoger is dan het globale corpus en rechts wordt geflankeerd door een smalle aanbouw van één bouwlaag onder een leien lessenaarsdak. Een hellend vlak links leidt bovendien naar een vermoedelijk later ingebrachte garagepoort.

De achtergevel vertoont een complexe opbouw, met links een terugwijkende travee, behorend tot het hogere volume vooraan, rechts daarvan de geciteerde torenconstructie van één travee en drie bouwlagen, waarvan de eerste bouwlaag wordt overlapt door de eveneens geciteerde, één bouwlaag hoge aanbouw onder lessenaarsdak; rechts sluit bij dit complex een verhoogd geveldeel aan van één (brede) travee en tweeënhalve bouwlaag, waarop dan weer een geveldeel van twee traveeën en twee bouwlagen volgt. Uiterst rechts is een kelderdeur voorzien, toegankelijk via een trapgat, dat wordt afgeboord door een stenen balustrade.

Het verhoogde geveldeel omvat een monumentale achterdeur, zwaar omlijst in natuursteen, links en rechts geflankeerd door vensters en overschaduwd door een eveneens door vensters geflankeerde erker, gestut door natuurstenen consoles en afgedekt door een dakje, rustend op een sterk overkragende kroonlijst op modillons. De halve bouwlaag die de verhoging vormt is een reeks aaneengeschakelde venstertjes – eigenlijk een vierledig bolkozijn – boven de dakrand.

De linkerzijgevel is duidelijk tweeledig opgebouwd uit een hoger deel rechts (voorzijde) en een één travee vooruitstrevend deel links (achterzijde). Van het lagere geveldeel, dat een zij-ingang omvat, is de linkertravee bekroond door een afgeknotte puntgevel, waarop een afgewolfde dakpunt aansluit.

Plattegrond

Het pand is gestructureerd omheen een centrale leefruimte, een ruimte die gelijktijdig dient voor de doorstroming als voor ontvangst en waarbij vooraan links één grote ruimte aansluit, vooraan rechts twee kleinere, onderling via een deur in verbinding staande vertrekken, en achteraan een open traphal. Hier leidt een vierdubbele kwartslag staatsietrap, met drie hoekbordessen en telkens één tussenbordes halverwege de rechterzijwand en de achterwand, naar een overloop op de verdieping. De ruimte die door de trap wordt omsloten, is drie treden lager dan het voorste deel van de leefruimte, waarmee de grens wordt geaccentueerd tussen het formele bel-étagedeel vooraan in het huis en het functionele gelijkvloerse deel achteraan in het huis.

De voorste ruimten zijn maximaal op elkaar ingesteld; een vierdubbele glasdeur tussen de vestibule en de grote ruimte links maakt het mogelijk de twee vertrekken als het ware te verenigen; de twee onderling verbonden vertrekken rechts van de vestibule hebben een meer gesloten karakter en zijn slechts bereikbaar via enkeldeuren.

Dienstfuncties zijn volledig in de periferie van de traphal geconcentreerd: vanaf het eerste tussenbordes, alsook het tweede en derde hoekbordes zijn kleine dienstvertrekken bereikbaar; onder de trap is een portaal te situeren, leidend naar de achterdeur; ook bij het achterportaal sluiten kleine dienstvertrekken aan; tegenover het eerste trapbordes maskeert een monumentale dubbeldeur, links en rechts geflankeerd door een enigszins camouflerend muurstukje, een zijdelings halletje, dat leidt naar een dienstingang aan de linkerzijde van het huis; het diensthalletje, waar vroeger een dienstrap vertrok (nu vervangen door een lift), verschaft toegang tot een keuken en bijkeuken in de noordwestelijke hoek van het gelijkvloers. De eerste verdieping wordt gevormd door drie complexen van vertrekken, in U-vorm omheen de overloop, die overigens uitkijkt over de traphal. In het midden, aan de zuidzijde van het huis, zijn twee onderling verbonden vertrekken te situeren, waaronder een badkamer; links, aan de oostzijde, drie vertrekken, uitgestrekt over de gehele diepte van het huis; rechts vooraan, in de zuidwestelijke hoek, één vertrek. Rechts achteraan, in het verlengde van de overloop, in de noordwestelijke hoek, gaat de overloop over in een diensthal, met de reeds geciteerde liftkoker; de diensttrap bleef hier wel bewaard en leidt verder naar vertrekken op de zolderverdieping.


Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DL002421, Genk (Zwartberg): Directeurswoning Koolmijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Steenkoolmijn van Zwartberg: Directeurswoning [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201207 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.