is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Paulus
Deze vaststelling is geldig sinds
Parochiekerk in modernistische stijl, ontworpen door de architect Herman Huygh vanaf 1956, en opgetrokken in 1962-1964. De kerk die achteraan aanleunt tegen het schoolcomplex Sancta Maria, grenst aan een beboomd pleintje achter het Koninklijk Atheneum van Deurne.
Gelegen in het centrum van Deurne-Noord, vormt de Sint-Paulusparochie een afsplitsing van de aloude Sint-Fredegandusparochie. Al kort na zijn aanstelling in 1952 begon Juliaan De Weerdt (1907-1977), de nieuwe pastoor-deken van Deurne en Sint-Fredegandus, te ijveren voor de bouw van een hulpkerk in zijn parochie, die sinds de Tweede Wereldoorlog een grote bevolkingstoename kende. Voor het ontwerp engageerde De Weerdt als vanzelfsprekend Herman Huygh, met wie hij tijdens zijn vorige ambt als pastoor van de Sint-Bartholomeusparochie in Merksem, de wederopbouw van de door bominslagen verwoeste parochiekerk tot een goed einde had gebracht. De jonge Huygh kon voor die eerste belangrijke opdracht zonder meer terugvallen op het werk van zijn vader, architect Jef Huygh, auteur van het nieuwe transept en koor van de Sint-Bartholomeuskerk dat pas enkele jaren eerder, in 1937-1938 was gerealiseerd. Voor de bouw van de nieuwe Sint-Pauluskerk in Deurne, stond een weinig diep en onregelmatig terrein met een nuttige bouwbreedte van een kleine 50 meter ter beschikking, beperkt van oppervlakte, gelegen in het verlengde van de lage huizenrij van de Jan Peetersstraat, en verder ingesloten door het schoolcomplex Sancta Maria. Een braakliggend terrein achter het Koninklijk Atheneum bood evenwel optie op de creatie van een voorplein, terwijl een voetweg het terrein ontsloot richting Frank Craeybeckxlaan.
Om de beschikbare ruimte optimaal te benutten zonder het gebouw volledig op te laten gaan in de straatwand, koos Huygh van meet af aan voor een centrale aanleg in de diepte van het terrein, met een vrijstaande gevel aan de straat. Van het eerste voorontwerp uit 1956 viel vooral de polygonale plattegrond met halfronde koorapsis op, daar waar het sobere en langgerekte gevelfront met bescheiden klokkentoren, was opgezet in dialoog met Eduard Van Steenbergens Koninklijk Atheneum aan de overzijde van de straat. Zowel de Diocesane Commissie voor Kerkenbouw als de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen brachten een ongunstig advies uit, waarbij de eerste voor meer eenheid tussen plattegrond en opstand pleitte, en de tweede het ontwerp als karakterloos en verouderd terug naar af verwees. Een tweede voorontwerp uit juli 1957, met een meer uitgesproken kerkelijke frontongevel en campanile kon evenmin op clementie rekenen. Pas het derde voorontwerp uit september 1957, verkreeg mits aanpassing van de vormgeving van de campanile, het fiat van beide instanties. Huygh veranderde hier radicaal van koers door te kiezen voor cirkel en ellips als basisvorm, en het gebouw diagonaal in te planten op het terrein, in evenwicht gehouden door de vrijstaande campanile. Losgeweekt uit de straatwand, ontleende het ontwerp aan zijn inplanting en dynamische vormgeving een hoge graad van plasticiteit met een eigentijds karakter. Het definitieve ontwerp uit 1959 week nog nauwelijks van dit laatste voorontwerp af, zij het dat het gebouw 180° werd gedraaid om het portaal in de zichtas van de Jan Brochovenstraat in te planten en de campanile in deze van het Sint-Pauluspad. Omdat de eerste openbare aanbesteding op 6 juni 1961 slechts één inschrijver opleverde, diende het proces op 25 juli te worden herhaald. Nadat het Bouwbedrijf Van Roey uit Rijkevorsel in mei 1962 met de werken van start was gegaan, kon Monseigneur Jules Victor Daem, bisschop van Antwerpen, op 22 december 1962 de eerste steen wijden, en op 30 mei 1964 overgaan tot de plechtige inzegening van de voltooide kerk. Vervolgens werd de Sint-Pauluskerk tot hoofdkerk van de parochie verheven, met de Sint-Fredeganduskerk als kapelanij.
Afgezien van de hoger vermelde Sint-Bartholomeuskerk in Merksem, is de Sint-Pauluskerk de enige gekende parochiekerk die Herman Huygh naar eigen ontwerp tot stand bracht. In tegenstelling tot het romantische expressionisme van zijn vader, beoefende de architect tijdens zijn vroegtijdig afgebroken loopbaan een gematigd progressief modernisme met conventionele trekken. Waar Huygh zelf tekende voor het ontwerp van altaren, ambo’s, communiebank, biechtstoelen, doopvont en wijwatervaten, werd het overige kerkmeubilair zoals tabernakels, kandelaars, wierookstaanders, processiekruis en godslamp betrokken bij de Manufactuur “De Dijle” uit Mechelen. De glazenier Maurits Nevens ontwierp de veertien kruiswegstaties uit glas in lood, die in de loop van 1964 werden uitgevoerd en geplaatst door Herman Mortier. Klokkengieterij Marcel Michiels uit Doornik leverde de drie luidklokken.
De plattegrond van de kerk beslaat een aan de uiteinden asymmetrisch afgeknotte ellips, waarin het kerkschip als een cirkelvormige rondbouw met een diameter van een kleine 30 meter is ingeschreven, geflankeerd door het portaal-doksaal en het priesterkoor. Deze vorm zou symbolisch zijn afgeleid van de pateen, onderdeel van het eucharistische vaatwerk. Aan het hoofdvolume dat met het koor naar het Westen georiënteerd is, gaat een open, overluifeld voorportaal vooraf waar de polygonale doopkapel rechtstreeks bij aansluit. Weekkapel en sacristie vormen een tweede aanleunend volume aan de noordzijde van de kerk, daar waar de sacristie en het lokaal voor misdienaars zich op een lager niveau achter het priesterkoor situeert. De klokkentoren is als een volledig vrijstaande campanile aan de zuidzijde ingeplant. Opgetrokken met een structuur uit gewapend beton, hebben de gevels een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, op een arduinen plint. Als contrast is het voorportaal volledig uitgevoerd in breuksteen (moellons de Meuse), en kreeg het licht gewelfde, ronde koepeldak van het kerkschip een koperen bekleding.
De architectuur onderscheidt zich enerzijds door de dynamische volumewerking dankzij een eenduidige geometrie en een vloeiende curve, en anderzijds door het massieve karakter van het metselwerk. Brede glasramen binnen een pilastergeleding doorbreken over de volledige hoogte de noord- en zuidgevel op de ronding van het schip, terwijl de oostgevel ter hoogte van het doksaal diep wordt ingesneden door een glaswand. Volledig bekleed met baksteen, heeft de klokkentoren een vierkante plattegrond, overhoekse steunberen en drie geledingen met een betonnen kruis als bekroning. In de opengewerkte basis zijn in kruisvorm geajoureerde betonpanelen met een patroon van Griekse kruisen aangebracht, de tweede geleding is half opengewerkt met zandlopervormige schoren, de massieve derde geleding wordt aan twee zijden geopend door galmgaten.
Hoewel de Sint-Pauluskerk ontworpen is volgens de liturgische vereisten van vóór het Tweede Vaticaans Concilie, beantwoordt de centrale aanleg van het schip dat ruimte biedt aan 700 parochianen, reeds aan de ruimtelijke typologie van de gemeenschapskerk. Hiërarchisch ligt de klemtoon evenwel op het verhoogde priesterkoor met het op een trappenpodium verheven hoogaltaar, dat extra nadruk krijgt door een als ciborium uitgewerkt bovenlicht. Ook door haar monumentale schaal en triomfalistische karakter, onderscheidt deze koepelkerk zich van de ingetogen, op mensenmaat geconcipieerde postconciliaire bedehuizen.
Het open voorportaal geeft toegang tot de afgesloten portaalruimte onder het doksaal, waar in de afgeschuinde hoeken twee paar biechtstoelen zijn geïntegreerd. Ruim en helder van opzet, wordt het cirkelvormige schip op een kleine 15 m hoogte overdekt door een gedrukt koepelgewelf met in het centrum een kruisvormig bovenlicht uit translucide beton. Het wordt gedragen door acht kolossale pijlers, en omringd door een soort ambulatorium. Bij het schip sluit het priesterkoor als een driezijdige apsis aan, geflankeerd door zijaltaren. Vloer en pijlers zijn bekleed met zwarte, wit en groen gevlamde marmercomposiettegels, tenzij voor de circulatiezones waar tegels met een afwijkend granitopatroon van een overwegend groene tint zijn gebruikt. Het trappenpodium van het priesterkoor, het hoog- en de zijaltaren onderscheiden zich dan weer door een uitvoering in glanzend gepolijst zwart marmer, dat contrasteert met het wandparement uit ruw gekloven roomkleurig marmer. Voor een opvallend kleuraccent in dit gedempte palet van eigentijdse materialen zorgt het verguldsel van zowel het cilindervormige ciborium dat een translucide-betonkoepel maskeert, als het fijne profiel dat het koepelgewelf aflijnt. Het afgeronde doksaal heeft een bekleding uit sierbetonpanelen met een grafisch reliëfpatroon; schrijnwerk als biechtstoelen en binnendeuren zijn in tropisch hardhout uitgevoerd.
Brede glaswanden in stalen schrijnwerk doorbreken over de volledige hoogte de noord- en de zuidzijde van het schip, gevuld met een heldere, abstract geometrische compositie van regenboogkleuren in pasteltint. Daarin zijn de kruiswegstaties - twee maal zeven kleurrijke, figuratieve glas-in-loodpanelen - als doorlopende registers geïntegreerd. Het ensemble is een ontwerp van de glazenier Maurits Nevens, uitgevoerd door Herman Mortier. Het meubilair – de altaartafels uit zwart marmer, de kandelaars, het wandkruis van het priesterkoor, het tabernakel, de ambo’s en de staande wijwatervaten uit metaal en de doopvont - kenmerken zich door een uitermate sober design. Op het doksaal bevindt zich een bescheiden orgel.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Deurne
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Paulus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201249 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.