De parochiekerk Christus Koning werd opgericht in modernistische stijl in 1968 naar ontwerp van de architecten Adrien Bressers en Jean Gilson. De kerk is gelegen aan het Rerum-Novarumplein in het zuidelijke deel van Gent in de wijk 'Nieuw Gent'.
De zone tussen Zwijnaarde en Gent was tot en met de negentiende eeuw een landelijk gebied. De eerste urbanisatie start in 1904 maar de wijk wordt pas echt ontsloten na de omlegging van de spoorlijn Kortrijk - Gent. De spoorlijn die naar het zuidstation van Gent liep doorkruiste het gebied maar werd na de uitbreiding van het Sint-Pietersstation (1908-1912) buiten gebruik gesteld. Op de plaats van de spoorweg wordt na de eerste wereldoorlog de rechtlijnige beboomde De Pintelaan aangelegd. Kort daarna trekt het leger aan de noordzijde van de De Pintelaan tussen de Galglaan en de Oudenaardsesteenweg depots op. De andere zijde wordt tussen 1925 en 1935 verkaveld en bebouwd met hoofdzakelijk traditionele villa’s. Ook de achterliggende Kikvorsstraat wordt gedeeltelijk bebouwd met voornamelijk traditionele woningen. Verder wordt het gebied vooral gekenmerkt door sociale woningbouw, waaronder de tuinwijk van de Gentse Maatschappij voor Goedkope Woningen, die ten oosten van de Zwijnaardsesteenweg gerealiseerd werd tussen 1923 en 1925 en later uitgebreid werd door verschillende sociale huisvestingsmaatschappijen. Bij de aanleg van de ringvaart van 1950 tot 1969 gebruikt men de opgegraven grond onder meer om laaggeleden weiden ten westen van de Zwijnaardsesteenweg aan te vullen en te verhogen. Een groot deel van deze zone wordt onteigend ten behoeve van de Nationale Maatschappij voor Huisvesting en in 1972 volgt een BPA voor de wijk ‘Nieuw Gent’.
Omwille van het groeiend aantal parochianen wordt in 1932 de houten noodkerk die voorheen dienstdeed in de Sint-Paulusparochie heropgericht op de gronden van de Zusters van de Visitatie aan de Zwijnaardsesteenweg. Oorspronkelijk deed het kerkje dienst als hulpkerk voor de Sint-Pieters-Buiten parochie tot ‘Nieuw Gent’ in 1956 een zelfstandige parochie werd. Kort voor de verzelfstandiging van de parochie worden reeds voorbereidingen getroffen om er een nieuwe kerk op te richten. In 1954 werd ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de christelijke vakbond, het 'Algemeen Secretariaat der Christelijke Beroepsverenigingen', de bouw van een monumentale “arbeiderskerk” aangekondigd. Tegelijk werd door bisschop Mgr. Callewaert (1893 - 1963) de “kruisplanting” gedaan op de grond waar naderhand de kerk zou worden opgericht. Het daaraan verbonden plein krijgt de toepasselijke naam van Rerum Novarumplein. Het bisdom van Gent schenkt in 1958 het perceel grond aan de kerkfabriek van Christus-Koning.
Ondanks de verzelfstandiging van de parochie duurt het nog enige tijd eer de kerk uiteindelijk opgericht wordt. Het eerste voorontwerp voor de nieuwe kerk dateert van februari 1960. Deze plannen werden echter verworpen en uiteindelijk werd verder gewerkt op een ontwerp uit 1963. Het zal echter tot 1965 duren eer de plannen van Adrien Bressers (1897 – 1986) en Jean Gilson (1912 – 2000) definitief worden goedgekeurd. Tussen het ontwerp uit 1963 en de uiteindelijke goedkeuring lagen 2 jaar waarin de plannen her en der aangepast of licht vereenvoudigd werden maar waarin het concept bewaard werd. De aanpassingen gebeuren onder meer aan de toren die een kleine tien meter lager wordt, het doksaal achterin de kerk verdwijnt en de zes treden in het koor worden gereduceerd tot drie treden. De aanbesteding volgt op 16 maart 1967. De werken beginnen in september van dat jaar en worden uitgevoerd door het Gentse aannemersbedrijf Van Kerkhove en Gilson. Het betonskelet van de kerk en de toren stond in mei 1968 reeds onder dak. Op 22 mei 1968, op de vooravond van Rerum Novarum, wordt in aanwezigheid van bisschop Mgr. Van Peteghem en prominenten een gedenksteen onthuld met daarin een chronogram met het jaartal 1968: “ALLE VOLKEREN EN TALEN BEZINGEN/ MET CHRISTUS DE VERLOSTE SCHEPPING/ OP DE VOORAVOND VAN HET FEEST VAN O.L.HEER HEMELVAART/ 22 MEI 1968 ONTHULDE Z.H. EX. MGR./ LÉONCE-ALBERT/ VAN PETEGHEM, 28E BISSCHOP VAN GENT, DE GEDENKSTEEN/ VAN DEZE CHRISTUS KONING KERK TE GENT,/ IN HERDENKING VAN HET 65 JARIG BESTAAN VAN DE/ KRISTELIJKE VAKBEWEGING WERD OP BIJZONDERE WIJZE TOT/ DEZE BOUW BIJGEDRAGEN DOOR GIFTEN VANWEGE DE LEDEN/ VAN HET ALGEMEEN KRISTELIJK VAKVERBOND VAN BELGIË/ DE PAROCHIALE GEESTELIJKHEID:/ LEO THUYSBAERT, EERSTE PASTOOR VAN DEZE PAROCHIE/ LOUIS BOSTEELS, BOUWPASTOOR/ ROGER ROWAERT EN ERIC DHONT, ONDERPASTOORS/ DE LEDEN VAN DE KERKRAAD:/ ROBERT VANDEWEGE, VOORZITTER – MAURITS SLAATS, SECRETARIS/ HENRI DE RAEDT – KAMIEL DANHIEUX - LEON DE VREESE/ RENÉ VAN DAMME – ANDRE VAN OOTEGEM – LOUIS WILLEMS/ ADRIEN BRESSERS EN JEAN GILSON: ARCHITECTEN/ VAN KERKHOVE & GILSON, AANNEMER."
In de ontstaansgeschiedenis van de kerk is de oriëntatie opvallend. De eerste ontwerpen van 1960 en 1962 hadden aanvankelijk een westelijke oriëntatie met de hoofdingang van de kerk gericht naar de Zwijnaardsesteenweg en de reeds bestaande sociale wijk ‘Steenakker’ uit het interbellum. De aangepaste ontwerpen vanaf 1963 tonen een oostelijke oriëntatie waarbij de hoofdingang gericht is op de toen nog te ontwikkelen sociale hoogbouwwijk ‘Nieuw Gent’ met diensten- en handelscentra in het westen. Het BPA nummer 16 'Kikvorslaan' stuurde daar aanvankelijk ook op aan. Deze tot dan toe hypothetische plannen voor het nieuwe stadsontwikkelingsproject staan aangegeven op het situatieplan van de diverse ontwerpfases. Deze inplanting ging er van uit dat het ingangsportaal een voorplein zou krijgen uitgevend op de gemeenschapsfuncties van het nieuwe stadsdeel. Het draaide anders uit. Er kwamen grote sociale woonblokken die zich niet oriënteerden op de kerk maar er zich eerder van afkeerden. Het oorspronkelijk voorziene voorplein bij het westelijke inkomportaal bleef onafgewerkt en het braak stuk land evolueerde na verloop van tijd tot een spontaan bosbestand. De vrije ruimte van het Rerum Novarumplein tussen de kerk en de Zwijnaardsesteenweg ten oosten werd uiteindelijk ingenomen door een geasfalteerde parking. Rondom de kerk is wel een ruime zone verhard met cementbetontegels. Deze pleinzone vormt een modernistische invulling van de open ruimte die aansluit bij de architectuur van de kerk. Het bosbestand ten westen, ondertussen ook speelzone, en de parking ten oosten tonen aan dat de inplanting van de kerk en het Rerum Novarumplein geen aansluiting kregen met het stedenbouwkundig stadsdeelproject van Nieuw Gent, dat nadien in het gebied ontvouwd werd.
De Christus Koningkerk is een groots opgezette rechthoekige zaalkerk onder een plat dak. Het hoofdvolume bestaat uit een grote rechthoekige ruimte die iets smaller wordt ter hoogte van het koor. Op het hoofdvolume sluiten een biechtgang en een doopkapel aan. Rond het kerkgebouw bevinden zich een aantal uitbouwen waaronder een inkomportaal, een winterkapel, een sacrisitie en een galerij met ingewerkte klokkentoren. Tussen het hoofdvolume en de klokkentoren ligt een kleine binnentuin, begrensd door de galerij. De kerk heeft voor de eredienst een capaciteit van 700 tot 800 bezoekers. De constructie van kerk en klokkentoren bestaat uit een structuur in gewapend beton met invulling van metselwerk in handgevormde lichtgrijze tot zandkleurige baksteen (de kleur van de gevelsteen wordt op de plannen 'vert rugueux' of 'ruw groen' genoemd) en geprefabriceerde wandelementen in uitgewassen beton. Plinten rondom zijn in blauwe hardsteen.
Ten westen is het inkomportaal of narthex een aangebouwd rechthoekig volume, symmetrisch geplaatst tegen de blinde bakstenen westgevel, met drie houten vleugeldeuren. Deze inkompartij, belegd met uitgewassen silexbetontegels, wordt nog verlengd naar het westen met een grote open galerij van 2 traveeën diep en 3 traveeën breed. Deze portaalzone loopt over een diepte van één travee als galerij en tegelijk processiegang verder door naar het zuiden en vormt een hoek met de galerij langsheen de zuidgevel, telkens met identieke betegeling in uitgewassen silexbeton. Waar beide galerijen samenkomen in de zuidwestelijke hoek, en aansluitend bij de doopkapel, ontstaat aan de binnenzijde een kleine binnentuin met een lage plantenbak in ruw bewerkte blauwe hardsteen. In deze patio resteren enkele oorspronkelijke heesters waaronder hulst, aucuba, sneeuwbes en kardinaalsmuts. Aanleunend bij het portaal en verbonden met de overdekte processiegang in het westen en het zuiden vervult de klokkentoren een krachtige signaalfunctie. De toren legt de link tussen de oudere sociale wijk ten oosten en Nieuw Gent, het nieuwe grootschalige sociale huisvestingsproject dat op het moment van de bouw van de kerk nog moet ontwikkeld worden, ten westen van de kerk. In de toren hangen drie klokken van de klokkengieterij van familie Sergeys uit het Leuvense, met binnenwerk van en geïnstalleerd door het installatiebedrijf Clock-O-Matic, eveneens uit het Leuvense. De zij-ingang met vleugeldeuren bevindt zich vrij westelijk in de zuidelijke galerij. Deze loopt verder door tot aan de vleugeldeuren van het inkomportaal van de winterkapel. De winterkapel grenst aan het rechthoekige hoofdvolume ter hoogte van het koor en doet tevens dienst als sacramentskapel.
Het hoofdvolume in baksteen telt vijf verticale glas-in-loodramen. Het uitspringend volume van de winterkapel is lager en heeft ter hoogte van het inkomportaal vijf ramen met betonglas gevat tussen betonnen stijlen. De oostgevel bestaat uit een blinde bakstenen gevel, die licht inspringt ter hoogte van het koor, voorafgegaan door een lager uitspringend volume met smalle, verticaal geritmeerde ramen gevat tussen betonnen stijlen over de volledige breedte van het gebouw. De noordzijde bestaat uit een bakstenen gevel onderbroken door vijf verticale ramen met glas-in-loodramen. Ter hoogte van de lage voorbouw in de noordoosthoek leiden drie trapjes naar een houten deur die toegang verleent tot de dienstvertrekken achter het koor.
Aan de hoofdingang in het westen komt men via drie houten vleugeldeuren binnen in de vooruitspringende narthex. In het verlengde van de inkomdeuren liggen drie glazen vleugeldeuren die toegang geven tot het schip. De zijwanden van het portaal worden gekenmerkt door vijf slanke verticale ramen in betonglas tussen stijlen in uitgewassen beton. Deze bevatten een abstracte en expressieve compositie in gekleurd glas en beton van glaskunstenaar Lionel Holvoet (1937-2015).
Schip en koor: De glazen vleugeldeuren tussen betonnen kolommen geven toegang tot een grote rechthoekige schip dat ter hoogte van het koor licht inspringt. Op korte afstand, en in het verlengde van de kolommen bevinden zich twee wijwatervaten rustend op een witmarmeren sokkel naar ontwerp van Geroen De Bruycker (1916 - 2007) en edelsmid Willy Ceysens (1929 – 2007). De vloer van het schip is sober uitgevoerd, overeenkomstig het ontwerp, met een witgrijze granito tegelvloer.
In het koor werd voor podium en trappen travertijn gebruikt. Het altaar naar ontwerp van Geroen De Bruycker werd uitgevoerd door steenhouwer Renier en bestaat uit een massief blok marmer. Boven het altaar bevindt zich een kruisbeeld van Rik Van Schil (1931-2020). De muren bestaan uit baksteenmetselwerk in staand verband met dezelfde handgevormde bakstenen zoals van het buitenparament. Centraal in de oostelijke koormuur wordt het baksteenmetselwerk verlevendigd door het gebruik van een in reliëf geplaatst Vlaams verband, alternerend opgebouwd uit lagen waarvan strekken en koppen en enkel koppen uitspringen waardoor een kruisjespatroon ontstaat. Het plafond is afgewerkt met houten planchetten in afzelia in vlakken die licht op en neer gaan onder de overspanningsbalken, iets wat naar verluidt de akoestiek ten goed zou komen. Typerend is de verlichting die middels inbouwspots in deze stroken werd aangebracht.
Aan de zuidzijde is er een lage galerij gescheiden van het schip door zuilen en pilasters op een strak hoofdgestel waarin enkele nevenfuncties werden ondergebracht. Zuilen, pilasters en hoofdgestel zouden volgens de plannen uitgevoerd worden in witte natuursteen, Pouillenay-steen, de uiteindelijke uitvoering gebeurde echter in glad beton. In de zuidwesthoek van de zijbeuk bevindt zich de rechthoekige doopkapel afgebakend door raamwerk met helder glas en de ingewerkte toegangsdeur, met muren in baksteenmetselwerk aan de ene zijde en vijf smalle verticale ramen met fel gekleurd abstract betonglas gevat in uitgewassen beton van Lionel Holvoet aan de andere zijde. Een Y-vormige witmarmeren sokkel draagt een bronskleurig doopvont van edelsmid Willy Ceysens.
Ten oosten van de doopkapel bevindt zich het tochtportaal van de zuidelijke ingang, omgeven door witgeschilderd raamwerk met helder glas. In het midden van deze portiek staat een wijwatervat op witmarmeren sokkel, identiek aan de exemplaren aan de hoofdingang.
Ten oosten daarvan bevindt er zich een stille zone, tevens biechtgang met drie biechtstoelen en geopend naar het schip. Deze biechtstoelen zijn een moderne interpretatie van de traditionele biechtstoel. Ze staan op een donkerkleurige lage sokkel en zijn belegd met fineer van een tropische houtsoort. De centrale plaats voor de biechtvader is telkens toegankelijk via een gordijntje. De biechteling heeft lateraal toegang tot de knielbank achter een matglazen wand. In het houten tussenschot tussen priester en biechteling steekt een in wit plastic geajoureerd fluisterraam.
Ten oosten van de stille zone situeert zich de sacramentskapel, tevens winterkapel. Deze is afgesloten van het koor door een glazen wand met schuifdeuren. Vanuit de zuidelijke galerij is er een toegangsportaal met aan de zuidzijde vijf slanke verticale ramen tussen stijlen in gewassen beton waarin een abstracte en expressieve compositie in kleurrijk betonglas. Centraal in de portiek staat een wijwatervat op witmarmeren sokkel, identiek aan de exemplaren aan de hoofd- en zijingang. Aan de oostzijde van de sacramentskapel zijn er vier smalle verticale ramen tussen betonnen stijlen waarin een abstracte en expressieve compositie in gekleurd betonglas van Lionel Holvoet. Het altaar in marmer is opnieuw een ontwerp van Geroen De Bruycker. Het tabernakel dat ingewerkt is in dat altaar is vervaardigd door edelsmid Willy Ceysens.
Volledig in de sobere lijn van de architectuur werd een kruisweg in de vorm van kleine glad afgewerkte kruisen aangebracht op een vierkant blokje gebouchardeerde blauwe hardsteen en in het metselwerk van de muren verwerkt.
Het orgel dat opgesteld werd tegen de noordelijke zijwand van het hoofdvolume, tussen de raamzone en het koor is een creatie uit 1977 van de orgelbouwer Georges Delmotte (1925 - 1992) uit Doornik en werd overgebracht uit het klooster van de Dominicanen in Leuven maar heeft op het moment van de evaluatie (2018) geen betekenisvolle artistieke of historische waarde.
Het lage volume ten oosten van het koor bevat een dienstgang, dienstvertrekken en de sacristie. Deze ruimtes bevatten geen erfgoedelementen of -kenmerken, met uitzondering van de lange verticale ramen die de ritmering van de oostelijke gevel karakteriseren. Deze zone is tevens onderkelderd.
Auteurs: Lenaerts, Tom
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Lenaerts T. 2019: Parochiekerk Christus Koning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/444998 (geraadpleegd op ).
De parochiekerk Christus Koning, aan het Rerum-Novarumplein ten westen van de Zwijnaardsesteenweg, werd opgericht in modernistische stijl in 1968 naar ontwerp van de architecten Adrien Bressers en Jean Gilson.
Het Rerum Novarumplein is gelegen in de wijk Nieuw Gent, een onderdeel van de wijk Nieuw Gent - UZ. Naast de traditionele bewoning bevat de wijk verschillende projecten van sociale huisvesting. Rond het plein is er naast de parochiekerk, een Stedelijk Dienstenhuis gevestigd, een basisschool en een parochiale ontmoetingsruimte. De wijk in het voorheen landelijk gebied tussen het Sint-Pietersstation en Zwijnaarde werd ontwikkeld na de Eerste Wereldoorlog. In 1924-1925 werd ten oosten van de Zwijnaardsesteenweg een tuinwijk met 241 woningen opgericht door de Gentsche Maatschappij voor Goedkoope Woningen naar ontwerp van de architecten O. en A. Vande Voorde en J. Minnaar. In 1932 werden 54 huizen en 48 appartementen gebouwd door de huisvestingsmaatschappij De Goede Werkmanswoning. Door de bevolkingsaangroei was er nood aan een hulpkerk. Het houten hulpkerkje dat dienst had gedaan voor de Sint-Paulusparochie werd in 1932 gerecupereerd en geplaatst op de gronden van de Zusters van de Visitatie, aan de Zwijnaardsesteenweg. De parochie maakte oorspronkelijk deel uit van de parochie Sint-Pieters-Buiten, tot ze in 1956 een zelfstandige parochie werd. In de jaren 1970-80 werd de wijk Nieuw Gent uitgebouwd. In het noorden werden in 1976 en 1982 zes appartementsgebouwen opgetrokken rond de Kikvorsstraat. In het zuidelijk deel werden in de loop van de jaren 1970 rond de Edelsteenstraat verschillende zijstraten met laagbouwwoningen opgetrokken.
Het ontwerp voor de nieuwe kerk werd opgemaakt door architect Adrien Bressers in samenwerking met architect Jean Gilson. De eerste voorontwerpen, vanaf 1959, werden na ongunstig advies, onder andere van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, niet uitgevoerd. Bij de eerste ontwerpen was de monumentale hoofdgevel naar de Zwijnaardsesteenweg gericht, en bestond uit een groot fronton met een timpaan versierd met geëmailleerde gresstenen en gekleurd glas zodat het doksaal werd verlicht. De achtergevel was opgevat als een grote vlakke wand met enkele versieringen en zou zo de zijde van het plein afsluiten. De lage zijgevels met hun horizontale kroonlijst met hun lokale verbreding en slanke toren zouden er toe bijdragen om de ruimte tussen de kerk en naburige gebouwen een luchtig karakter te verlenen.
De definitieve bouwplannen dateren van 1963. De bouwaanvraag werd door de kerkfabriek ingediend op 29 december 1964, de bouwvergunning volgde op 15 maart 1965. De aanbesteding werd op 16 maart 1967 toegewezen aan het aannemersbedrijf Van Kerkhove & Gilson. De eerstesteenlegging vond plaats op 22 mei 1968. Op 7 april 1969 werd de kerk ingewijd door de Gentse bisschop Léonce Van Peteghem.
Een herdenkingssteen op de klokkentoren vermeldt: “ALLE VOLKERKEN EN TALEN BEZINGEN/ MET CHRISTUS DE VERLOSTE SCHEPPING/ OP DE VOORAVOND VAN HET FEEST VAN O.L.HEER HEMELVAART/ 22 MEI 1968 ONTHULDE Z.H. EX. MGR./ LÉONCE-ALBERT/ VAN PETEGHEM, 28E BISSCHOP VAN GENT, DE GEDENKSTEEN/ VAN DEZE CHRISTUS KONING KERK TE GENT,/ IN HERDENKING VAN HET 65 JARIG BESTAAN VAN DE/ KRISTELIJKE VAKBEWEGING WERD OP BIJZONDERE WIJZE TOT/ DEZE BOUW BIJGEDRAGEN DOOR GIFTEN VANWEGE DE LEDEN/ VAN HET ALGEMEEN KRISTELIJK VAKVERBOND VAN BELGIË/ DE PAROCHIALE GEESTELIJKHEID:/LEO THUYSBAERT, EERSTE PASTOOR VAN DEZE PAROCHIE/ LOUIS BOSTEELS, BOUWPASTOOR/ ROGER ROWAERT EN ERIC DHONT, ONDERPASTOORS/ DE LEDEN VAN DE KERKRAAD:/ ROBERT VANDEWEGE, VOORZITTER – MAURITS SLAATS, SECRETARIS/ HENRI DE RAEDT – KAMIEL DANHIEUX - LEON DE VREESE/ RENÉ VAN DAMME – ANDRE VAN OOTEGEM – LOUIS WILLEMS/ ADRIEN BRESSERS EN JEAN GILSON: ARCHITECTEN/ VAN KERKHOVE & GILSON, AANNEMER."
De voorgevel van de kerk is gericht naar het Rerum Novarumplein ten westen, het koor is georiënteerd naar het oosten (Zwijnaardsesteenweg), een vrijstaande vierkante klokkentoren is ingeplant op de zuidwesthoek. De kerk heeft een nagenoeg rechthoekig grondplan met een kleine insprong op de noordoostelijke en zuidoostelijke hoek. Het hoofdportaal wordt voorafgegaan door een open atrium met betonnen pijlers, doorlopend in een open galerij naar de losstaande toren en verder doorlopend over de volledige zuidgevel naar de sacramentskapel (winterkapel). Tussen de verbindingsgalerij (processiegang op het bouwplan), toren en doopkapel is een beplant binnentuintje aangelegd. In het schip waren een 800-tal zitplaatsen voorzien. Aan de zuidzijde van het schip is een doopkapel, een biechtgang en een winterkapel voorzien. Glazen schuifdeuren verbinden de sacramentskapel met het koor. De oostzijde, achter het koor, bevat volgens het bouwplan, de sacristie, een lokaal voor misdienaars, een lokaal voor trouwers, een berging, een zijportaal en een lokaal voor de voorbereiding van de plechtige communie. In de kelder hieronder is de installatie van de centrale luchtverwarming en bergplaatsen ondergebracht.
Het kerkgebouw is opgebouwd uit een skeletstructuur in gewapend beton ingevuld met metselwerk van witte bakstenen handvormgevelsteen zowel voor het exterieur als voor het interieur, volgens de bouwaanvraag "vert rugueux", op een plint van gekloven blauwe hardsteen en afgewerkt met een kroonlijst van sierbeton met keitjes, hetzelfde materiaal werd ook gebruikt voor de kolommen. Het platte dak is dubbelwandig, met speciale aandacht voor de isolatie. De gesloten klokkentoren met rechthoekige galmgaten onder plat dak is bekroond met een kruis op een koperen voetstuk. De lagere galerij en de sacramentskapel in de uitbouw aan de zuidzijde sluiten aan bij de uitbouw aan de oostzijde met de sacristie en dienstlokalen, de oostgevel wordt sterk geritmeerd door een opeenvolging van hoge smalle vensters.
Blote bakstenen wanden, achter het altaar is een strook in sierverband gemetseld. De vloer is gedekt met witte tegels en met travertijn op de predella. De houten zoldering met planchetten van afzelia met ingewerkte verlichting is uitgewerkt in de vorm van een geplooid blad dat tussenin de overwelvende betonbalken telkens wordt herhaald. Het schip wordt van de biechtgang gescheiden door gepleisterde zuilen. In de biechtgang zijn drie biechtstoelen opgesteld. De glas-in-loodramen in de zuid- en noordgevel werden gemaakt door glazenier L. Holvoet (Wevelgem). De hoge rechthoekige ramen symboliseren ‘het rijzende licht van de Verrezen Heer’ in een abstracte kleurrijke vormgeving. Aan de noordzijde beslaan de vensters de volledige hoogte van het schip, aan de zuidzijde zijn ze aangebracht boven de biechtgang. Bij de ingang en aan de doopkapel werden kleurrijke glasramen in betonstructuren geplaatst.
Beeldhouwwerk: het bronzen beeld van de Verrezen Christus boven het hoofdaltaar is gebeeldhouwd door pater Rik Van Schil, evenals het Onze-Lieve-Vrouwebeeld opgesteld ten noordoosten in het schip.
Het hoofdaltaar, het altaar in de sacramentskapel en de doopvont in wit marmer zijn ontworpen door pater Geroen De Bruycker en uitgevoerd door steenkapper Renier (Aarschot). Het tabernakel en het koperen deksel van de doopvont zijn vervaardigd door Edelsmid Willy Ceysens. Het orgel aan de noordzijde, ingewijd in 1972, is afkomstig uit het voormalig dominicanenklooster van Leuven en werd aangepast door G. Delmotte uit Doornik. De vier wijwatervaten en het wolkendek boven het Onze-Lieve-Vrouwebeeld zijn van de hand van Willy Geysens. De gietijzeren kandelaars bij het Mariabeeld zijn eveneens eens een ontwerp van pater Geroen De Bruycker, uitgevoerd door Willy Geysens. Het wandtapijt achter het Onze-Lieve-Vrouwebeeld is van de hand van Hortense Vanermen.
Auteurs: Lanclus, Kathleen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Lanclus K. 2014: Parochiekerk Christus Koning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/157042 (geraadpleegd op ).