erfgoedobject

Kerk van de Saint-Anthony's Parish

bouwkundig element
ID
201365
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201365

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het betreft een kapel naar ontwerp van Yvan Blomme en José Vandevoorde, gebouwd als tentoonstellingsruimte op de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel. Na de Expo werd de kapel, inclusief kunstwerken, heropgebouwd als kloosterkapel.

Historiek

De kapel werd ontworpen door Yvan Blomme (zoon van de vooraanstaande architect Adrien Blomme) en José Vandevoorde, oorspronkelijk gebouwd voor het moderne gedeelte van "Vrolijk België” op de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel. Daar had de kapel de functie van tentoonstellingsruimte voor actuele religieuze kunst. Ze werd vervaardigd door de firma De Coene uit Kortrijk. Na de Expo werd de kapel, inclusief kunstwerken (altaar, tapijt, kruisbeeld, Mariabeeld, kruisweg) verkocht aan de zustergemeenschap Verbum Dei.

Het ontwerp van Yvan Blomme sloot aan bij de vernieuwende architectuur die Expo 58 wou presenteren. Met als thema "Balans van de Wereld voor een Humanere Wereld" stond de architectuur, nieuwe technieken en wetenschappelijke vooruitgang ten dienste van de mens. Doel was een architectuur te tonen die zijn tijd ruim vooruit zou zijn. Vele gebouwen waren experimenteel op constructief of technisch vlak. Nieuwe materialen werden gepresenteerd en aangewend. Snelle, goedkope en in serie produceerbare technieken werden massaal aangevoerd en aangevuld met ingenieurskunsten. Hout paste perfect in die logica hoewel de nadruk op Expo 58 nog steeds op metaalstructuren lag. Hout als materiaal was met 25 uit ‘glulam’ (de term is een samentrekking van ‘glued-laminated’, structuren bestaande uit verschillende op elkaar gelijmde planken) opgetrokken paviljoenen veelvuldig aanwezig. Het bleek een materiaal dat bijzonder flexibel was naar vormexperimenten en graad van afwerking. Vernieuwend was het feit dat hout niet langer aan het oog onttrokken was en zowel in interieur als exterieur toegepast werd. Slechts drie Belgische firma’s konden de gelamelleerde houtstructuren leveren en De Coene realiseerde de meeste. Daarnaast produceerde de firma verschillende tentoonstellingsstanden, geprefabriceerde gebouwen en leverde Knoll-meubilair aan verschillende standen. De Coene was alomtegenwoordig op Expo 58 en wist zich als een vernieuwend, kwaliteit leverend bedrijf te presenteren. De techniek om hout te lamelleren wordt in Zwitserland ontwikkeld in 1900 door Otto Hetzer. Zijn internationale doorbraak kreeg de lamellentechniek op de Wereldtentoonstelling van Brussel in 1910, om verder ontwikkeld te worden tijdens het interbellum en de jaren 1950.

De techniek door De Coene gebruikt op Expo 58 was een zelf ontwikkeld procedé, uitgewerkt circa 1950, die bestond uit een gebakeliseerde ziel en beukenhouten buitenlaag. Een gelijkaardig spant als dat gebruikt voor de kapel van ‘vrolijk België’ staat afgebeeld in ‘gelamelleerde houten spanten’, het technisch informatiedossier van De Coene. De Coene realiseerde uiteindelijk 28 projecten voor Expo 58 en dat zowel voor constructieopdrachten als voor decoratieopdrachten. De nadruk lag echter duidelijk op de eerste groep. Beide producties werden door De Coene getoond in ‘Vrolijk België’. Historische ambachten werden gepresenteerd in ‘Oud België’ (België 1900, interieur Provinciaal westtoerisme) en moderne ambachten (inclusief Glulams) in ‘Futuristisch België’ (België 2000, kapel voor modern religieus artisanaat).

De kapel was opgevat als een modelkapel die aansloot bij de vernieuwende kerkenbouw van de jaren 1950. De Coene leverde zes asymmetrische driescharnierspanten die als een geraamte over de kapelruimte waren geplaatst. De twee laatste spanten overkapten de toegang die deels beschermd werd door een doorlopend dakvlak aan één zijde van de kapel. Het diagonaal geplaatste dakbord had een dubbel doel: zichtbaar en decoratief aan de binnenzijde enerzijds, windverband op de spanten anderzijds.

Na afloop van de wereldtentoonstelling werd de kapel met een deel van de inboedel (altaar, wandtapijt, zilveren kruis, kruisweg en terracotta ‘Madonna met Kind’) aangekocht door de zustergemeenschap Verbum Dei, en heropgebouwd op haar domein aan de Oudstrijderslaan in Kraainem (kadastraal geregistreerd in 1959). Dat was zeker geen alleenstaand feit. Verschillende gebouwen werden na de expo gedemonteerd en de spanten vormden de basis voor diverse gebouwen in België en daarbuiten.

De zustergemeenschap Verbum Dei ontstond in 1933 toen Maria Bersegeers, nicht van de toenmalige heer Jourdain die op het nabijgelegen kasteel woonde, heremiet wou worden. Ze verzamelde enkele dames uit de hogere kringen rond zich en bouwde in 1933 op een oude hoevesite aansluitend bij de dorpskern van Kraainem het klooster. Hun doel was de arme kinderen uit de Brusselse Marollenwijk onderwijs verschaffen. Er waren eveneens faciliteiten voor maaltijden, kleden, wassen ... Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de site gebruikt als gevangenis voor Duitse officieren. Na de Tweede Wereldoorlog herneemt het leven zich en de zusters bieden zomervakanties aan voor dezelfde kinderen uit de Marollen. Daarvoor bouwen ze geprefabriceerde Nissenhutten (noodconstructies bestaande uit een gebogen dak van golfplaat en gemetselde uiteinden). Na Expo 58 werd de kapel aangeboden door de Belgische Staat aan Kardinaal Jozef Van Roey die de kapel weigerde wegens te modern. Via haar familiale contacten wist Maria Bersegeers de kapel met inboedel te verwerven en te Kraainem terug op te bouwen. Kardinaal Suenens wijdde de kapel in 1960 in.

De zusters verbleven in Kraainem tot 1970, anno 2012 zijn nog twee zusters in leven. In 1982-83 werd de site met kapel aangekocht door de Saint-Anthony's Parish, de Engelstalige katholieke geloofsgemeenschap van België. Er vonden toen enkele aanpassingswerken plaats. De A-vormige glulam spanten werden hersteld en de buitenmuur werd verplaatst tot aan het buitenste spant om de oppervlakte te vergroten (verbouwing kadastraal geregistreerd in 1984). Begin jaren 1990 was het aantal gelovigen van de parochie zodanig gegroeid dat de kapel opnieuw te klein werd. Ze werd vergroot naar ontwerp van architect Siegfried Declercq, gemeentelijk architect die tevens het kasteel Jourdain renoveerde en de pastorie restaureerde. De architect spiegelde de bestaande kapel, zodat de oppervlakte verdubbelde en voegde een inkomportaal, ruimte voor opvang van baby’s, peuters en kleuters, sanitair en een sacristie aan toe. De werken vatten aan in 1995 en op 15 juni 1997 werd de vergrote kerk ingezegend door kardinaal Godfried Danneels, en gewijd aan Saint-Anthony.

Beschrijving

Architectuur

De parochiekerk ligt op een met gras begroeid en beboomd domein aflopend naar de Kleine Maalbeek en Sint-Antoniusbeek. Ten oosten op het domein staat de niet-georiënteerde, schuin ingeplante kerk uit 1958. De kerk vertoont een plattegrond die bestaat uit drie delen: ten noordoosten het volume van de taps toelopende kapel van Expo 58, ertegenover het gespiegelde volume, en ertussenin een iets lager gedeelte waarop ten noordwesten het inkomportaal met sanitair en kinderzone en ten zuidoosten de sacristie aansluit. Het geheel draagt een complexe kunstleien overkragende bedaking, het koppeldeel heeft een zinken dakbedekking. Het geheel wordt getypeerd door de zichtbaar uitgewerkte A-vormige spanten, die buiten de buitengevels doorlopen tot op de grond. In het oude gedeelte zijn deze van Glulam (buiten echter omhuld met staal), in het nieuwe gedeelte zijn ze naar verluidt volledig van staal, hoewel ze in het interieur afgewerkt zijn met hout. De buitengevels zijn gecementeerd, binnen is de baksteen zichtbaar gelaten. Het oude gedeelte van de kapel is duidelijk te onderscheiden van het nieuwe omdat men in het eerste de baksteen heeft witgeschilderd.

Verticale smalle vensteropeningen werden ingebracht bij de vergroting van 1995-1997. In de voorgevel, gericht op het zuidwesten, is een groot venster aangebracht met kruisvormig schrijnwerk. Dat venster zorgt voor de grootste lichtinval. De lichtinval in de kapel van 1958 werd oorspronkelijk verzorgd door enkele decoratieve glas-in-betonvensters in de zuidoostgevel (en dak). Die zijn nu afgedekt door de nieuwe dakbedekking, en kunstmatig verlicht. In deze muur bevindt zich een kleine inham, nu een zijkapel, oorspronkelijk vermoedelijk bedoeld als sacristie en aangebracht door de zusters op het moment van de heroprichting van de kapel. Ook hier is een glas-in-betonraam aangebracht. Het glasraam in het dak werd onderbroken als gevolg van de bouw van de zijkapel. Het verticale deel van het glasraam stelt duidelijk de kruisafname voor.

Interieurdecoratie

In het interieur bleven verschillende onderdelen bewaard die ook op Expo 58 de kapel sierden: een wandtapijt, het vermoedelijke altaar, een zilveren crucifix, een kruisweg en een Maria met Kind.

Het wandtapijt werd ontworpen door Mary Dambiermont en hand geweven volgens het klassiek legwerk door Georges Chaudoir (Liège, 1890 - Château de Cherrière, 1969). Naar oude traditie werd het tapijt gemerkt met het wapenschild van Brabant/Brussel en een schild met hand. Het tapijt toont bovenaan de Hand van God en de ladder van Jacob. Centraal staan Maria en Jezus geflankeerd door de boom van Jesse en Koning David. Die laatsten verwijzen naar de afstamming van Jezus. Links en rechts daarvan twee oudtestamentische figuren die een prefiguratie van de kruisdood voorstellen: Myriam met het één jaar oude offerlam en Abraham die zijn zoon Isaac wil offeren. Onderaan Adam en Eva met tussen hen in de Levensboom die na de zondeval de boom van de dood wordt en dankzij het offer van Christus terug de Levensboom.

Het tapijt is een mooi voorbeeld van de vernieuwingen in de Belgische tapijtkunst na 1945. Tegen de Eerste Wereldoorlog was de Belgische tapijtindustrie verworden tot een zwakke afspiegeling van de schilderkunst. Ze had haar zelfstandigheid verloren. Tevens bleek het oude cliënteel (adel en kerk) weggevallen en niet vervangen door andere doelgroepen. De uitstraling als uniek, kwalitatief product was verloren gegaan.

De Fransman Jean Lurçat wordt beschouwd als de vernieuwer van de tapijtkunst na 1945. Vertrekkend vanuit de techniek van het tapijtweven zal hij te Aubussan de tapijtkunst vernieuwen. Hij beperkt zich tot maximum 50 kleuren, gebruikt eenvoudige vormen en verwerkt geen diepte. De tekening is helder en duidelijk maar heeft een grove structuur, en de boorden verdwijnen. Zijn tapijten worden in 1945 en 1947 in België tentoongesteld.

In België geldt Dubrunfaut te Doornik als grote vernieuwer. In 1937 begon hij met de studie van het middeleeuwse wandtapijt. Hij zag een terugkeer naar de oude technieken en principes van het wandtapijt als manier om voor een renaissance te zorgen. Zijn stijl is eerder expressionistisch en doorspekt met verwijzingen naar de oorlogstragedie. Voor hem en zijn leerlingen was het tapijt een communicatievorm, een monumentale kunst die thuis hoort in gemeenschappelijke, openbare gebouwen en publieke ruimten. Typisch voor de jaren na de Tweede Wereldoorlog zijn de grote centrale figuren, gestileerde planten en bladeren, vlammende elementen, vlakke achtergronden. Niet alleen worden de oude technieken hernomen, ook het merken van tapijten en vermelding van kartonontwerper en weefatelier worden terug ingevoerd.

Belangrijk voor de vernieuwing binnen de Belgische tapijtkunst is de oprichting van het eerste nieuwe atelier sinds de Franse Revolutie te Ingelmunster (1857). In 1870 zouden twee vennoten in Mechelen hun 'Manufacture royale de Tappisseries d’Art Branquenié en cie' stichten. In 1878 volgde A. Lambrechts hun voorbeeld en stichtte te Brussel een derde atelier. Dat atelier stond vanaf 1910 bekend als 'Manufacture royale de Tapisseries d’Art Georges Chaudoir'.

Georges Chaudoir was ontwerper van tapijten en meester-wever. Zijn opleiding kreeg hij aan de Academie te Brussel en aan de School voor Sierkunsten te Schaarbeek. Hij leidde een eigen weverij te Brussel waar hij wandtapijten vervaardigde naar eigen kartons, maar ook werken voor andere kunstenaars uitvoerde. Naast het weven van nieuwe ontwerpen had het atelier een restauratieafdeling. Het atelier sloot de deuren in 1986.

De Internationale tentoonstellingen van 1935 te Brussel en 1937 te Parijs vormden ware keerpunten in de Belgische tapijtkunst. Er komt een nieuwe iconografie, eenvoudigere vormen, beperking van het aantal kleuren, duidelijke contrasten. Het was vooral te Doornik dat die vernieuwingen eerst doorgang vonden. De productieprijs bleek merkbaar lager te liggen dan het produceren van kopieën waardoor ook de ateliers Chaudoir en De Wit hun technieken aanpasten en moderne tapijten gingen weven.

In 1947 werd 'Forces Murales' opgericht, een beweging die ijverde voor de introductie van tapijten in het interieur. De tapijten waren minder uitdagend en thema’s als mens, leven en werk inspireerde de groep. Hun belang ligt vooral in hun ijver het tapijt geschikt te maken voor de privémarkt. De gangmaker was Julien Van Vlassenaere (1907-1987). Hij verdedigt zijn visie wanneer hij in 1976 lid wordt van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Hij wijst er op dat het wandtapijt zijn bestaan dankt aan zijn in oorsprong architecturale functie om de ruimte in te delen. Gebruik, doel en architecturale éénheid vormen de bestaansreden voor een wandtapijt. Volgens Van Vlassenaere moet de traditie van het ‘humaniseren’ van grote vlakken, ‘warmte en stemming’ scheppen, ruwheid van de steen verzachten, terug opgenomen worden binnen de architectuur. Het aanvaarden van het beginsel van de integrale compositie leidde er volgens hem toe dat oude en nieuwe materialen, nu zonder opsmuk, terug worden gebruikt én dat de plastische kunsten opnieuw in het interieur worden geïntegreerd. Het wandtapijt beantwoordt volgens Van Vlassenaere perfect aan die functie, ook al vraagt het van architect en kartonschilder een directe samenwerking om concepten en producten op elkaar af te stemmen. Architectuur en wandtapijt dienen samen te worden ontworpen.

Mary Dambiermont wordt in alle werken over tapijtkunst vermeld. Ze wordt in 1932 te Luik geboren en sterft te Brussel in 1983. Door haar meer dan 300 kartons voor wandtapijten (naast ontwerpen voor glasramen, mozaïek, balletdecors, illustraties, tekeningen) staat ze bekend als de eerste Belgische vrouwelijke kunstenaar met internationale uitstraling. Haar werk van de jaren 50 sluit aan bij dat van Lurçat, de grote vernieuwer. Diens werk wordt meestal omschreven als poëtisch met etherische figuren en getemperd coloriet wat ook hier het geval is. Ze werkte vooral samen met de Mechelse manufacturen van Branquené en De Wit. Het tapijt te Kraainem bewijst dat ze ook met het Brusselse atelier Chaudoir samenwerkte.

Het zilveren kruis toont aan één zijde de gekruisigde Christus en aan de andere zijde de doornenkroon.

Het altaar bestaat uit smeedijzer terwijl het blad gevormd wordt door glazen tegels die zouden verwijzen naar de doortocht door de Rode Zee. Op het altaar het opschrift: « Il a jeté à l'eau cheval et cavalier » (Ex 15:1) dat verwijst naar de doortocht.

De kruisweg in terracotta is van een Italo-Belgische kunstenaar en het geglazuurde terracottabeeld van Moeder met Kind is eveneens anoniem. Ze getuigen echter van de vernieuwende stijl typisch voor Expo 58 en de moderne religieuze kunst.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen Kraainem, Sectie A, 1952/20, 1956/12, 1957/24, 1959/12, 1984/8.
  • Gemeentearchief Kraainem, bouwarchief.
  • Gemeente Kraainem, bouwarchief, Oudstrijderslaan 25.
  • Bosset L. 1989: Hedendaagse wandtapijten in België, Luik: Editions du Perron.
  • DEVISSCHER H. 1994: Mobiele fresco’s van het noorden – Wandtapijten uit onze gewesten, 16de – 20ste eeuw, Gent: Snoeck-Ducaju & zoon.
  • DE VOS R., DE KOONING M. 2003: De Coene op Expo 58 – 28 projecten, in: Art De Coene, Bellegem: Stichting De Coene vzw.
  • D’YDEWALLE C. 1958: Belgique Joyeuse, Album souvenir, Exposition Universelle et Internationale de Bruxelles 1958, 120 illustrations de Françoise Lambilliotte, Brussel: Editions Ex-Libris.
  • JANSSENS E. 1996: De wandtapijtkunst in België, Sprimont: Mardaga.
  • THOMAS H. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Kraainem, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB11, (https://inventaris.onroerenderfgoed.be).
  • VAN VLASSENAERE J. 1976: Integratie van de beeldende kunsten in de architectuur: het wandtapijt, in: Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten38.1.
  • www.saint-anthony.be/history_of_the_parish.htm (geraadpleegd 01/09/2010).
  • www.brusselnieuws.be/artikels/cultuur/de-resten-van-expo-58-kapel-van-vrolijk-belgie (geraadpleegd op 01/09/2010).
  • www.nobel.be/NL/ART/5232 (geraadpleegd op 26/7/2012).
  • www.users.telenet.be/nevi/expo58/expochapel/index.htm (geraadpleegd op 01/09/2010).
  • http://users.skynet.be/rentfarm/expo58/expochapel/index.htm (geraadpleegd op 13/7/2012).
  • www.textstyle.be/NL/artikels/?p=17 (geraadpleegd op 26/7/2012).

Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/23099/101.1, Parochiekerk Saint-Anthony.
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kerk van de Saint-Anthony's Parish [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201365 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.