erfgoedobject

Klooster en studiehuis jezuïeten

bouwkundig element
ID
201389
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201389

Juridische gevolgen

Beschrijving

Klooster van de jezuïeten toegewijd aan Sint-Jan Berchmans, gebouwd in 1956-1959 naar een ontwerp door de architect Jos Ritzen. Het uitgestrekte complex in regionalistische stijl omvat een klooster met kapel en onderwijsgebouwen, gelegen in een parkdomein.

Het klooster van de jezuïeten, toegewijd aan Sint-Jan Berchmans, werd kadastraal geregistreerd in 1959, tevens het jaar van ingebruikname. Reeds in 1956 werd de bouwtoelating voor het klooster verkregen. De opdrachtgever was het Filosofisch en Theologisch College van de Sociëteit van Jezus. De plannen voor het klooster werden opgemaakt door de Antwerpse architect Jos Ritzen, die voornamelijk gekend is van vroeg-modernistische en modernistische villa’s uit het interbellum in de provincie Antwerpen. Onder invloed van de Bossche School liet hij zich in de jaren 1950 opmerken met monumentale, traditionalistische kerken, geïnspireerd op de vroegchristelijke basilica. Zijn ontwerp voor het klooster en studiehuis van de jezuïeten heeft neoromaanse reminiscenties, onder meer in het toegangsportaal en de toren van de kapel.

Historiek

De aanwezigheid van de jezuïeten in Leuven gaat eeuwen terug en is doorheen de tijd steeds in verband te brengen met de universiteit. Het klooster in de Minderbroedersstraat in het centrum van de stad werd te klein voor de vele generaties jezuïeten die er resideerden en studeerden. Er werd gezocht naar een locatie met meer ruimte. In Heverlee, langs de Waversebaan en de Hertog Engelbertlaan werd in 1953 een terrein van 8,5 hectaren aangekocht voor de bouw van een nieuwe residentie. Op 31 juli 1956 werd de eerste steen gelegd: 400 jaar na de dood van Ignatius van Loyola, de oprichter van de jezuïetenorde. In 1959 was het gebouw klaar voor gebruik. Vandaag fungeren de gebouwen als studentenhuisvesting en rusthuis.  

Jos Ritzen was de architect van het complex dat bestaat uit een klooster met kapel en een groot aandeel aan onderwijsgebouwen (filosofievleugel, theologievleugel, klaslokalen, een bibliotheek,…). Hij realiseerde het gebouwencomplex met zijn medewerker Walter Steenhoudt, bouwkundig ingenieur Charlet en aannemer Van Hout. Pater Indekeu superviseerde de werken vanuit de jezuïetenorde. Uit de bouwaanvraag van 1956 blijkt dat het klooster aanvankelijk veel dichter bij de Waversebaan zou worden opgetrokken. Het gemeentebestuur van Heverlee weigerde dit omdat de afstand tot de straat niet in verhouding stond tot de hoogte van het gebouw. Daarop werd het klooster meer naar achter op het terrein gerealiseerd. In 1963 werd de lage breukstenen muur opgetrokken die het grote terrein aflijnt ter hoogte van de Waversebaan.

Beschrijving

Het klooster werd ingeplant op een zeer ruim, rechthoekig terrein. In het noorden wordt de site afgesloten door de spoorweg Leuven-Charleroi, in het zuiden door de Waversebaan. In het oosten omgeeft de hellende Hertog Engelbertlaan het domein, dat in het westen grenst aan verschillende percelen met villabouw uitgevend op de Waversebaan en de Oud-Heverleestraat. De directe omgeving van het klooster wordt gekenmerkt door verschillende straten met villa’s in uiteenlopende architectuurstijlen, voornamelijk opgetrokken in de eerste helft van de 20ste eeuw alsook door het Arenbergpark met het Arenbergkasteel in het noorden.

Architect Ritzen maakte gebruik van de uitgestrektheid en de helling van het perceel voor de inplanting van de gebouwen. Het terrein helt licht af van oost naar west. Ritzen opteerde ervoor het klooster op te trekken op het laagste punt van het terrein, in het zuidoosten en in de nabijheid van de toegangswegen in functie van de toegankelijkheid van de site. Het rechthoekige perceel, parallel met de Waversebaan, wordt gekenmerkt door grote grasvelden enerzijds en talrijke boomaanplantingen anderzijds. Verschillende kronkelende paden doorkruisen het domein en de grote tuin. Zones in de nabijheid van de gebouwen werden gedeeltelijk verhard in functie van recreatie van de bewoners. Het domein wordt langs de Waversebaan afgesloten door een lage breukstenen tuinmuur met hardstenen dekstenen, die getrapt het licht verheven maaiveld van de site omgeeft. Twee toegangen langs de Waversebaan maken de site toegankelijk en leiden met verharde paden naar het dieper op het perceel gelegen gebouw. Deze toegangen en paden zijn afgezet door een eenvoudige wit beschilderde, houten afsluiting.

Het klooster heeft een kamvormige structuur waarbij de verschillende, naar functie en gebruiker duidelijk afgebakende vleugels op elkaar aanhaken. Deze vleugels zijn enerzijds oost-west en anderzijds noord-zuid georiënteerd. Eén langgerekte vleugel parallel aan de Waversebaan, ingeplant in de lengte van het rechthoekige perceel, omvat van oost naar west de dienstenvleugel (ter hoogte van de Hertog Engelbertlaan) en twee vleugels met klassen in functie van het onderwijs. Tussen beide klassenvleugels vertoont het grondplan een lichte knik. Loodrecht op deze centrale, oost-west-georiënteerde vleugels, haken de andere vleugels van het complex aan. In het westen, dwars op de klassenvleugel situeert zich de theologievleugel, gericht op huisvesting van de studenten theologie. Ter hoogte van de scheiding van de twee klassenvleugels, op de knik in de plattegrond sluit aan de zuidzijde de bibliotheekvleugel aan. Deze staat loodrecht op de straat en omvat de toren. Dwars op de bibliotheekvleugel, parallel aan de Waversebaan bevindt zich de vleugel voor de paters. Aan de noordzijde van de langgerekte oost-westvleugels kreeg de kloosterkerk een centrale inplanting, georiënteerd op het noorden. Ten oosten van de kerk, haaks op de noordzijde van de dienstenvleugel, bevindt zich de L-vormige filosofievleugel, gericht op huisvesting van de studenten filosofie. Tenslotte haakt de refter aan de zuidzijde aan op de dienstenvleugel, met dwars daarop en parallel met de Waversebaan de feestzaal. De schikking van deze vleugels is erop gericht waar nodig de rust en geslotenheid van de gebruikers en functies te waarborgen. Zo bevinden de vleugels voor studenten en de kloosterkerk zich in het noorden, weg van de straatzijde. Het verblijf van de paters die geen besloten bestaan leidden, en de ook door externen gebruikte feestzaal, staan in nauwe verbinding met de omliggende straten.

De verschillende vleugels van het klooster werden opgetrokken in een uniforme bouwstijl. Opvallend is de soberheid en eenvoud in het ontwerp, met invloeden van de neoromaanse stijl, die de religieuze architectuur van architect Jos Ritzen typeert. De verschillende vleugels zijn telkens opgetrokken op een rechthoekige plattegrond. De verschillende volumes tellen telkens één tot zes bouwlagen, en hebben een parement in een bruinrode baksteen, boven een donkerbruine bakstenen plint. Witte natuursteen werd aangewend voor het leggen van accenten in de gevels, als lekdrempels, waterlijsten of plinten. Kenmerkend voor het complex zijn de zadeldaken met felrode dakpannen. Een uitzondering vormt het tentdak van de toren dat werd bedekt met groen geoxideerd koper. De kerk onderscheidt zich van de overige volumes, onder meer door het schilddak. In de verschillende componenten van het kloostercomplex wordt een sterke uniformiteit verkregen door de gevelafwerking en bedaking enerzijds, en door de gelijkaardige gevelopbouw anderzijds, waarbij de gevels ritmisch geopend worden door rechthoekige deur- en vensteropeningen. Afhankelijk van de functie kunnen de toegangen tot de vleugels verschillen. De circulatie tussen de vleugels onderling en over de verschillende verdiepingen bevindt zich telkens ter hoogte van de knooppunten tussen vleugels.

Het patersgebouw is op enige afstand en parallel met de Waversebaan gelegen. Het patersgebouw is het hoofdgebouw voor de administratie en voor de professoren die veel contact met de buitenwereld hadden. Deze vleugel bevindt zich licht verhoogd ten opzichte van de rest van de kloostergebouwen; ter hoogte van deze vleugel heeft het terrein een hellend karakter. Als gevolg telt het gebouw drie bouwlagen met een vierde bouwlaag in de helling verwerkt. Een plint en een keermuur in ruw bewerkte hardsteen overbrugt het hoogteverschil. De gelijkvloerse verdieping vormt een verdiepingshoge sokkel van witte natuursteen, die deze vleugel  van de overige onderscheidt. In deze sokkel werd een beeldhouwwerk in bas-reliëf ingewerkt van W. De Backer. Het stelt een knielende Onze Lieve Vrouw met Jezuskind voor. Ritmisch geplaatste vensteropeningen ritmeren de vleugel, die drie op achttien traveeën telt. De zesde en de zevende travee zijn op het gelijkvloers gevat in een brede portiek uit blauwe hardsteen met een eenvoudig entablement, gedragen door twee zuilen. Dieperliggend bevindt zich de toegang tot het gebouw. Per bouwlaag en per travee worden de rechthoekige vensters omgeven door een eenvoudige omlijsting uit witte natuursteen. Het patersgebouw omvat per verdieping verschillende kantoren voor de verschillende kloosterlingen alsook spreekkamers. Deze vertrekken zijn geschikt langs de straatzijde en worden ontsloten door een lange gang in het noorden.

Haaks op het patersgebouw bevindt zich de bibliotheek met toren. Deze vleugel telt drie bouwlagen. Rechthoekige vensters met bakstenen rollaag en hardstenen lekdrempel ritmeren de verschillende bouwlagen. Kenmerkend is de bovenste bouwlaag die ter hoogte van de westelijke gevel licht terugwijkt en van de overige bouwlagen wordt gescheiden door een hardstenen waterlijst. Ook in de oostelijke gevel wijkt de bovenste bouwlaag terug, opengewerkt door pijlers. Op deze manier wordt een inpandige openluchtgang gecreëerd. Het zadeldak van deze vleugel wordt doorbroken door de toren op een vierkante plattegrond en onder een tentdak met smeedijzeren kruis. Kleine rechthoekige vensters werken de vier zijden van de toren open, telkens voorzien van een spuwer in witte natuursteen. Twee rondboogvormige galmgaten met een bakstenen rollaag doorbreken per zijde de bovenste geleding. Een fries siert de top van de toren. De eerste twee bouwlagen van deze vleugel omvatten de collectie van de bibliotheek, de leeszaal bevindt zich op de bovenste verdieping, uitgevend op de buitengang.  De toren die een trapkoker omvat, is toegankelijk in het noordoosten.

De feestzaal, sinds 1960 de zaal Heiland genaamd, bevindt zich parallel aan de Waversebaan en is gericht op externen. De feestzaal omvat één bouwlaag en is toegankelijk  via de westelijke zijgevel. Een podium langs de andere zijgevel maakt de zaal functioneel als aula en feestzaal. Van deze vleugel is voornamelijk de straatgevel opengewerkt door rechthoekige vensteropeningen. De westelijke zijgevel wordt gemarkeerd door een portiek in blauwe hardsteen, waarvan de latei wordt ondersteund door twee  zuilen. Een twee treden hoog bordes ontsluit het inpandige portaal. Kenmerkend is het decoratief aangewende baksteenmetselwerk, onder andere in de zijgevel boven het portaal en ook in de fries die de straatgevel omzoomd. De oostelijke zijgevel is blind. De feestzaal omvat een inkomhal met vestiaire, gevolgd door de zaal met podium.

De refter vormt de logische verbinding tussen de feestzaal en de oost-west-georiënteerde vleugel met diensten en klassen. De refter telt één bouwlaag en één half ondergrondse bouwlaag, langs de oostzijde geopend door garagepoorten. De westgevel wordt gekenmerkt door een verlaagde aanbouw onder een lessenaarsdak met aan de uiteinden de externe toegangen tot de refter. Rechthoekige vensters verlichten de eetzaal langs deze zijde, grote, langwerpige vensters werken de oostelijke gevel open en zorgen voor voldoende lichtinval. De half ondergrondse verdieping omvat bergruimtes en de garage, de begane grond een grote refter voor de kloosterlingen en een afgesloten eetruimte voor bezoekers (in verbinding met de feestzaal).

In het noorden en aansluitend op de vleugel met klassen bevindt zich de filosofievleugel. Deze vleugel heeft een L-vormige plattegrond en telt vier bouwlagen onder een gecombineerd zadel- en schilddak. Het zadeldak van de lange vleugel wordt per travee opengewerkt door een dakkapel. De bovenste bouwlaag wijkt terug en wordt van de overige bouwlagen gescheiden door een hardstenen waterlijst. Deze vleugel was gericht op het huisvesten van de filosofiestudenten. De begane grond omvat voornamelijk gemeenschappelijke (recreatie)vertrekken, terwijl op de verdiepingen de studentenkamers aan weerszijden van een centrale gang zijn geschikt.

De theologievleugel is gelijkaardig opgebouwd, zowel wat betreft de gevel als de plattegrond. Deze vleugel telt echter vier tot vijf bouwlagen vanwege het hoogteverschil van het terrein.

Tussen de theologievleugel en de filosofievleugel is de kloosterkerk ingeplant. De toegang tot de kloosterkerk bevindt zich in de gevel van de oost-westelijke klassenvleugel, en is daardoor zichtbaar vanaf de straat. Onder de vorm van een vierdelige rondboogarcade met zuilen uitgevoerd in witte natuursteen, trekt de ingangsportiek tot de kerk alle aandacht. Boven de inkomdeur werd het kenteken van de orde aangebracht:  “I.H.S.” met daarbij een maan en sterren als symbool van de Heilige Ignatius. Een herinneringssteen voor de eerstesteenlegging werd langs de achterzijde van dit gebouw ingemetseld met het wapen van de familie Loyola. De kerk sluit wat betreft gevelarchitectuur sterk aan bij de overige gebouwen van het klooster. Zo heeft de kerk een gelijkaardige schaal als de omliggende kloostervleugels en werden de gevels opgetrokken in baksteen. Een laag volume onder een zadeldak vormt de schakel tussen de vleugel met klassen en de kerk. Het schilddak is bedekt met rode dakpannen en heeft centraal een dakruiter. De kerk wordt bovenaan in de gevels opengewerkt door doorlopende, rechthoekige vensters, gevat in een omlijsting van vermoedelijk witte natuursteen. De halfronde apsis aan de noordzijde heeft een kegelvormig, pannen dak. Tegen de rechter zijbeuk leunt de octogonale sacristie aan, onder dezelfde bedaking.

Interieur: De kerk heeft een driebeukige plattegrond, afgedekt met boogvormige gewelven. Het opvallend groot koor, noodzakelijk voor de priesterwijdingen, is afgesloten door een halfronde apsis. Een massief marmeren blad siert het hoogaltaar met een atypische vorm. In de apsis bevindt zich een metalen tabernakel aan de muur vastgehecht, naar ontwerp van de Brusselse firma Van Den Houtte. Rechts van het koor tegen de muur hangt een sedes sapientae in blauwe hardsteen, gebeeldhouwd door Donna Oda van de priorij Regina Pacis van Schoten. De glasramen vervaardigd door Michel Martens uit Sint-Andries (Brugge) werden rond 1963 geplaatst. Het orgel van de Parijse orgelbouwer Cavaillé-Coll dateert van 1880, en is afkomstig van een opgeheven residentie te Gent. Onder de kerk bevindt zich een crypte met verschillende zijaltaren toegewijd aan jezuïetenheiligen.

De hoger beschreven kloostervleugels takken aan op de drie oost-westelijk georiënteerde vleugels, die in elkaars verlengde liggen. In het oosten bevindt zich de dienstvleugel met aansluitend twee klassenvleugels. De dienstvleugel telt drie bouwlagen en wordt omgeven door verschillende parkings die leveringen tot op het domein toelaten. Deze vleugel telt drie bij negen traveeën, opengewerkt door rechthoekige vensters, en dakkapellen in het zuidelijk dakvlak. Deze vleugel omvat opslagruimtes voor etenswaren alsook de keuken. Beide klassenvleugels, met een lichte knik in de plattegrond tellen twee tot vier bouwlagen, omwille van het hoogteverschil dat het terrein kenmerkt. De klassenvleugel tussen de refter en de bibliotheek telt drie tot vier bouwlagen. Opvallend is ook hier hoe de bovenste bouwlaag, langs de voor- en achterzijde, terugwijkt  onder de uitkragende bedaking, ondersteund door vierkante pijlers in witte natuursteen, en een openluchtgang creëert. Een doorlopende waterlijst vormt de scheiding met de overige bouwlagen. Deze worden ritmisch geopend door rechthoekige vensters met lekdrempels in witte natuursteen. De klassenvleugel tussen de bibliotheek en de theologievleugel is soberder uitgewerkt aan de straatzijde, en telt twee tot drie bouwlagen. De noordelijke gevel werd voorzien van een openluchtgang op de bovenste bouwlaag. De zuidelijke gevel die zich naar de straat richt, wordt eenvoudig geopend door rechthoekige vensters per bouwlaag. Verschillende klaslokalen en grotere aula’s kenmerken de plattegrond van deze vleugels.

  • CEULEMANS H. s.d.: De jezuïeten te Leuven, Leuvense Gidsenbond 3-4.5, 33-42.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Leuven, afdeling II (Heverlee), 1959/16.
  • Stadsarchief Leuven, Fotocollectie Heverlee.
  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 1956/19 (bouwvergunning 07.02.1956).

Auteurs: Elsen, Liedewij
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    IJskelder van Arenberg

  • Is deel van
    Heverlee


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klooster en studiehuis jezuïeten [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201389 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.