Teksten van Oorlogsgedenkteken en gedenkplaten

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201452

Oorlogsgedenkteken ()

Het standbeeld ter herinnering aan de militaire en burgerlijke doden van Poperinge staat op de Grote Markt van Poperinge, naast huisnummer 8. Aan de zijgevel van dit huis hangen vier gedenkplaten die bij het standbeeld horen.

Historische beschrijving

De oprichting van het stedelijke oorlogsgedenkteken te Poperinge is de inzet geweest van een vinnig debat tussen voorstanders van een 'utilitair monument', hetzij een 'Huis onzer helden' of een 'stichting' voor weduwen en wezen van gesneuvelden en de voorstanders van een specifiek gedenkteken. De eerste groep werd geleid door dokter en provincieraadslid Henri Brutsaert, die zich eveneens de wederopbouw van Poperinge en omstreken aantrok. Brutsaert vond dat het broodnodige geld eerst in het herstel en de wederopbouw van de regio moest geïnvesteerd worden in plaats van er dure standbeelden, zuilen of gedenkplaten mee op te richten.

Maar uiteindelijk werd toch beslist om een gedenkteken op te richten. Op 18 september 1921 drukte 'De Poperingenaar' een foto af van het ontwerp van beeldhouwer Gysen uit Brussel, die samen met wederopbouwarchitect J. Coomans officieel belast werd met de uitvoering ervan. De totale kosten werden op 50 à 60.000 fr. geraamd.

Ondertussen ontspon zich een langdurige discussie over de plaats waar het gedenkteken moest komen, waarbij zowel het stadsbestuur, het Provinciaal Comité voor Monumenten en Landschappen als de Koninklijke Commissie betrokken waren. Deze laatste begaf zich ter plaatse en duidde op 9 maart 1921 als meest geschikte plaats het vernielde voormalige ‘Steehuis’ op de Grote Markt aan. Dit impliceerde evenwel een aanpassing van de omliggende panden. In oktober 1923 was het beeldhouwwerk van F. Gysen klaar en kwam het te Poperinge aan. Maar de discussies over de gepaste inplanting duurden voort. Pas op 13 mei 1926 werd het gedenkteken met gedenkplaten onthuld op de Grote Markt.

Het beeldhouwwerk van Gysen op het standbeeld van Poperinge werd gegoten bij de ‘Fonderie Nationale des Bronzes, Ancienne Firme J. Petermann’. Deze befaamde bronsgieterij ontving rond de eeuwwisseling werk van de meest prestigieuze artiesten. De kleine bronzen beelden op de twee gedenkplaten ter herinnering aan de burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog werden gegoten bij de kleinere ‘Fonderie Batardy’ uit Elsene (Ixelles), die eveneens genoot van een uitstekende reputatie.

Het gedenkteken bevat een uitgebreid symbolenpalet, dat vooral de gedachte triomf uitdraagt: de triomferende soldaat met vlag en geweer geflankeerd door kinderen die een palmtak en een bloemenslinger aanreiken. De brandende toorts versterkt de idee van de onsterfelijkheid die de soldaten verkregen hebben door het offer van hun leven. De waarden waarvoor ze vochten, worden expliciet vermeld: 'vrijheid – recht – trouw – eer'.

De burgerslachtoffers daarentegen worden op de gedenkplaten voorgesteld als slachtoffer van de Duitse gruwel, via het bronzen beeld van een profeet met boek over de Duitse gruweldaden. Het beeld van de jonge vrouw met lang gewaad en bloemruiker staat via het wapenschild symbool voor de stad Poperinge, die treurt om haar slachtoffers.

De onthulling van het oorlogsgedenkteken van Poperinge verliep overigens helemaal niet zoals voorzien. De plechtigheid die begon met een misviering met vaderlands sermoen en de ganse dag in beslag nam, vond plaats in aanwezigheid van de gouverneur, de Franse en de Britse vertegenwoordigers en generaal Moulin, afgevaardigde van de minister van Landsverdediging die een toespraak in het Frans en het Nederlands hield.

Ondanks het verbod van 11 mei 1926 van de burgemeester van Poperinge waardoor alleen op voorhand ingeschreven maatschappijen uit Poperinge aan de plechtigheid mochten deelnemen, en er geen afzonderlijke meetings mochten gehouden worden noch redevoeringen uitgesproken behalve op de plechtigheid en waarbij zelfs dat muziekuitvoeringen niet mochten gestoord worden en spijts de door hen gevorderde aanwezigheid van 50 rijkswachters daagden kort voor de plechtigheid een groep van de V.O.S. (Vereniging Vlaamse Oud-Strijders) op onder het zingen van de Vlaamse Leeuw.

Zij hernamen dit lied telkens het Belgische volkslied werd uitgevoerd gedurende en na de plechtigheid tijdens het optreden van de muziekkapel van de Gidsen. Daarop begaf een groep van een 1.200-tal Vlaamse Oud-Strijders zich naar het stadhuis waar de personaliteiten samen waren. Ze belegerden het om de vrijlating te verkrijgen van een aantal van hun medestanders die ondertussen door de rijkswacht waren aangehouden en voor verhoor naar het stadhuis waren gebracht. Over het verdere verloop bestaan er uiteenlopende versies. Volgens de ene zou de rijkswacht een charge uitgevoerd hebben om het stadhuis te ontzetten. De burgemeester zou daarop bevel gegeven hebben de aangehoudenen vrij te laten om de gemoederen te bedaren. Volgens de andere versie zouden de Vlaams-nationalistische volksvertegenwoordigers J. Leuridan en E. Butaye met de luitenant van de rijkswacht onderhandeld hebben en de vrijlating van de aangehoudenen verkregen hebben. Over deze incidenten – die helemaal kaderen in de systematische sabotage van Belgische manifestaties door de V.O.S. in die periode – werd een drukke correspondentie gevoerd tussen de minister en de gouverneur. Uiteindelijk werd de burgemeester van Poperinge, in opdracht van de minister door de gouverneur gelukgewenst om zijn kordate preventieve maatregelen.

Beschrijving

In een achthoekig bloemperk, afgezoomd met een lage hardstenen muur met kleine, ronde pilasters en met twee toegangstreden, staat een standbeeld. Op een platform met dubbele trede en een zeer hoge, meerdelige, geprofileerde sokkel, die naar boven toe versmalt, is het bronzen standbeeld geplaatst. Het stelt een soldaat voor in uniform, zwaaiend met een vaandel en met een geweer in zijn linkerhand waarvan de loop naar boven gericht is. Aan de voorkant links een kleine geprofileerde hardstenen sokkel, met het bronzen beeld van een jongen, die een palmtak aanreikt en rechts een meisje dat een bloemenslinger aanreikt. Aan de achterkant links, te midden van loofwerk, een brandende toorts en rechts eveneens te midden van loofwerk, een helm.

Op de sokkel: op de voorkant bovenaan een doorlopende fries met afwisselend rankwerk en tekst "vrijheid - recht - trouw - eer"; in het midden "Aan onze helden", "1914-1918", op de linker-, rechter- en achterkant de namen van de gesneuvelde "soldaten" alfabetisch gerangschikt; onderaan op de sokkel op de voorkant "en 1940-1945"; op de rechterkant de namen van de "politieke gevangenen", op de achterkant de namen van de "soldaten" en "weerstander", 1 naam, op de linkerkant de namen van de "weggevoerden", alfabetisch gerangschikt.

Uitvoering: Fonderie Natle des Bronzes, Ancne Firme J. Petermann, St. Gilles-Bruxelles (gesigneerd op de kleine bronzen beelden); F. Gysen (gesigneerd op het grote bronzen beeld).

H. 783 cm x Br. 384 cm x D. 388 cm

Achter dit standbeeld, tegen de neogotische zijgevel van Grote Markt nummer 8, hangen vier gedenkplaten. De meest linkse gedenkplaat is gewijd aan de burgerlijke slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Aan de rechterkant van de zijgevel hangen drie gedenkplaten in verband met de Eerste Wereldoorlog: twee voor de burgerlijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog met ertussen een gedenkplaat ter herinnering aan de Franse en Britse ‘helden’, die de stad Poperinge tijdens de oorlog verdedigden.

Gedenkplaat Fransen en Britten Eerste Wereldoorlog

Ongeveer rechthoekige hardstenen gedenksteen met licht geprofileerde zijkanten en gebogen bovenzijde. De steen zelf is versierd met eiken- en laurierbladranken en bloemen. In twee cirkelvormige banderollen boven elkaar staan de volgende teksten: bovenaan "Hommage de reconnaissance aux héros français tombés pour la défense de notre ville 1914-1918", daaronder "Homage in recognition of the british heroes who fell in the defence of our town 1914-1918".

H. 173 cm x Br. 78,5 cm x D. 10 cm

Gedenkplaten burgerlijke slachtoffers Eerste Wereldoorlog

Twee grote rechthoekige hardstenen gedenkplaten met gebogen bovenzijde, licht geprofileerd aan de andere zijden. In de centrale nis versierd met drielobbig maaswerk, staat bij de linkse gedenkplaat het bronzen beeld van een profeet op een console. Hij wijst op een boek dat hij onder de arm draagt. Op de kaft staat te lezen: "Over de gruweldaden gepleegd op onze burgerlijke bevolking gedurende den oorlog 1914-1918". In de rechter nis is het bronzen beeld van een jonge vrouw geplaatst. Zij draagt een lang gewaad, heeft een hoofddoek op het hoofd, dat zij lichtjes schuin gericht houdt. Ze heeft een bloemruiker in de handen. Haar mantel wordt samengehouden door een medaillon met het wapenschild van Poperinge en daaraan het oorlogskruis.

Opzij van de beelden staan de namenregisters uitgehouwen. Op beide platen bovenaan "Tot herdenking onzer medeburgers slachtoffers van den oorlog 1914 1918", daaronder twee registers met de namen van de slachtoffers, bovenaan met uitgehouwen rankwerk versierd. De namen zijn alfabetisch gerangschikt. Uitgehouwen, witbeschilderde letters. H. 180 cm x Br. 155 cm x D. 10 cm (gedenkplaat) Uitvoering: Fonderie Batardy, F. Gysen, Bruxelles (gesigneerd)

Gedenkplaat burgerlijke slachtoffers Tweede Wereldoorlog

Grote, rechthoekige gedenkplaat uit hardsteen op consoles en bovenaan met geprofileerde kroonlijst afgewerkt. Bovenaan "Tot herdenking onzer medeburgers slachtoffers van den oorlog 1940-1945", daaronder verdeeld over drie registers de namen van de slachtoffers, alfabetisch gerangschikt. H. 186 x Br. 270 cm

  • DUPONT C. 2003: Fabrique d’Art. La Compagnie des Bronzes (1854-1979), Bruxelles.
  • ENGELEN C. & MARX M. 2002: Beeldhouwkunst in België vanaf 1830, Brussel.
  • JACOBS M. 1996: Zij, die vielen als helden... Inventaris van de oorlogsgedenktekens van de twee wereldoorlogen in West-Vlaanderen, Deel 2, Brugge.
  • PIRON P. 1999: De Belgische beeldende kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw, Brussel.
  • VANDEKERCKHOVE J. 1999: Dr. Henri Brutsaert. ° 1868 - + 1938. Monografie, onuitgegeven document.

Bron: Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen, Beschermingsdossier DW002438, Oorlogsgedenktekens te Poperinge (DECOODT H., 2009)
Auteurs:  Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Oorlogsgedenkteken en gedenkplaten [online], https://id.erfgoed.net/teksten/126004 (geraadpleegd op ).


Standbeeld militaire en burgerlijke doden (Poperinge WOI-WOII) ()

Locatie

Het standbeeld staat vlakbij het huis aan de Grote Markt nummer 41. Aan de zijgevel van dit huis hangen ook 3 gedenkplaten in verband met de Eerste Wereldoorlog.

Historische achtergrond

De oprichting van het stedelijke gedenkteken te Poperinge is de inzet geweest van een vinnig debat tussen voorstanders van een 'utilitair monument', hetzij een 'Huis onzer helden' of een 'stichting' voor weduwen en wezen van gesneuvelden - hoofdzakelijk christen-werklieden gesteund door dokter H. Brutsaert - en de voorstanders van een specifiek monument. Deze laatsten wonnen het pleit. Op 18 september 1921 drukte 'De Poperingenaar' een foto af van het ontwerp van beeldhouwer Gysen uit Brussel, die samen met architect J. Coomans officieel belast werd met de uitvoering ervan. De totale kosten werden op 50 à 60.000 fr. geraamd. Ondertussen ontspon zich een langdurige discussie over de plaats waar het monument moest worden opgericht, waarbij zowel het stadsbestuur, het Provinciaal Comité voor Monumenten en Landschappen als de Koninklijke Commissie betrokken waren. Deze laatste begaf zich ter plaatse en duidde op 9 maart 1921 als meest geschikte plaats het vernielde voormalige 'Steehuis' aan op de Grote Markt, maar dit impliceerde een aanpassing van de omliggende panden. In oktober 1923 was het beeld van F. Gysen klaar en kwam te Poperinge aan. Maar de discussies over de gepaste inplanting duurden voort.

Zo kwam het dat het monument pas op 13 mei 1926 onthuld werd op de Grote Markt, samen met de twee gedenkplaten ter ere van de Franse en de Britse militairen gesneuveld op het grondgebied van de stad. Deze onthulling verliep overigens helemaal niet zoals voorzien. De plechtigheid die begon met een misviering met vaderlands sermoen en gans de dag in beslag nam, had plaats in aanwezigheid van de gouverneur, de Franse en de Britse vertegenwoordigers en generaal Moulin, afgevaardigde van de minister van Landsverdediging die een toespraak in het Frans en het Nederlands hield. Ondanks het verbod van 11 mei 1926 van de burgemeester van Poperinge dat alleen op voorhand ingeschreven maatschappijen uit Poperinge aan de plechtigheid mochten deelnemen, dat er geen afzonderlijke meetings mochten gehouden worden, noch redevoeringen uitgesproken behalve op de plechtigheid en zelfs dat muziekuitvoeringen niet mochten gestoord worden en spijts de door hen gevorderde aanwezigheid van 50 rijkswachters daagden kort voor de plechtigheid een groep van de V.O.S. (Vlaamse Oud-Strijders) op onder het zingen van de Vlaamse Leeuw. Zij hernamen dit lied telkens het Belgische Volkslied werd uitgevoerd gedurende en na de plechtigheid tijdens het optreden van de muziekkapel van de Gidsen. Daarop begaf een groep van een 1.200 V.O.S. zich naar het stadhuis waar de personaliteiten samen waren. Ze belegerden het om de vrijlating te verkrijgen van een aantal van hun medestanders die ondertussen door de rijkswacht waren aangehouden en voor verhoor naar het stadhuis opgebracht. Over het verdere verloop bestaan er uiteenlopende versies. Volgens de ene zou de rijkswacht een charge uitgevoerd hebben om het stadhuis te ontzetten. De burgemeester zou daarop bevel gegeven hebben de aangehoudenen vrij te laten om de gemoederen te bedaren. Volgens de andere versie zouden de Vlaams-nationalistische volksvertegenwoordigers J. Leuridan en E. Butaye met de luitenant van de rijkswacht onderhandeld hebben en de vrijlating van de aangehoudenen verkregen hebben. Over deze incidenten - die helemaal kaderen in de systematische sabotage van Belgische manifestaties door de V.O.S. in die periode - werd een drukke correspondentie gevoerd tussen de minister en de gouverneur. Uiteindelijk werd de burgemeester van Poperinge, in opdracht van de minister door de gouverneur gelukgewenst om zijn kordate preventieve maatregelen.

Tussen de namen staat ook die van aalmoezenier Marcel Bulcke. Hij was in 1886 geboren te Oudekapelle. In 1913 was hij priester gewijd. Bij het uitbreken van de oorlog werd hij gemobiliseerd als priester-brancardier en ingelijfd bij de ambulancecolonne van de 1ste legerdivisie. In november 1914 werd hij aangeduid als aalmoezenier, eerst bij het 3de Lanciers en een jaar later bij het 3de Linieregiment. In juni 1916 werd hij benoemd tot aalmoezenier 2de klasse, een bekroning voor zijn werk, en werd hij voor de duur van de oorlog gemuteerd naar het 23ste Linie. De aalmoezeniers waren tijdens de Eerste Wereldoorlog een belangrijk moreel steunpunt. Ook Bulcke was een graag geziene figuur. Hij was onder meer een vaste medewerker van 'Het Poperinghenaartje', één van de eerste frontblaadjes. Hij sneuvelde op 29 september 1918, met het Eindoffensief. Hij werd op 9 oktober te Steenkerke begraven op het gemeentelijk kerkhof. Hij was drager van 7 frontstrepen en werd vermeld op het dagorder van het leger met toekenning van het oorlogskruis op 20 juli 1918.

Beschrijving

In een achthoekig bloemperk, afgezoomd met een hardstenen muur met kleine, ronde pilasters en met twee toegangstreden, staat een standbeeld. Op een platform met dubbele trede en een zeer hoge, meerdelige, geprofileerde sokkel, die naar boven toe versmalt, is het bronzen standbeeld geplaatst. Het stelt een soldaat voor in uniform, zwaaiend met een vaandel en met een geweer in zijn linkerhand waarvan de loop naar boven gericht is. Aan de voorkant links een kleine geprofileerde hardstenen sokkel, met het bronzen beeld van een jongen, die een palmtak aanreikt en rechts een meisje dat een bloemenslinger aanreikt. Aan de achterkant links, te midden van loofwerk, een brandende toorts en rechts eveneens te midden van loofwerk, een helm.

Op de sokkel: op de voorkant bovenaan een doorlopende fries met afwisselend rankwerk en tekst 'vrijheid - recht - trouw - eer'; in het midden 'Aan onze helden', '1914-1918', op de linker-, rechter- en achterkant de namen van de gesneuvelde 'soldaten' alfabetisch gerangschikt; onderaan op de sokkel op de voorkant 'en 1940-1945'; op de rechterkant de namen van de 'politieke gevangenen', op de achterkant de namen van de 'soldaten' en 'weerstander', 1 naam, op de linkerkant de namen van de 'weggevoerden', alfabetisch gerangschikt.

Uitvoering: Fonderie Natle des Bronzes, Ancne Firme J. Petermann, St. Gilles-Bruxelles (gesigneerd op de kleine bronzen beelden); F. Gysen (gesigneerd op het grote bronzen beeld).

H. 783 cm x Br. 384 cm x D. 388 cm

  • DEPOORTER Ch. 1999: Marcel Bulcke, 1886-1918. In dienst van de Heer, voor Evenmens en Vaderland, Aan de Schreve 2, 45-51.
  • JACOBS M. 1996: Zij, die vielen als helden... Inventaris van de oorlogsgedenktekens van de twee wereldoorlogen in West-Vlaanderen, Deel 2, Brugge.

Bron: DECOODT H. & BOGAERT N. 2002-2005: Inventarisatie van het Wereldoorlogerfgoed in de Westhoek, project in opdracht van de provincie West-Vlaanderen, “Oorlog en Vrede in de Westhoek”, en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen.
Auteurs:  Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Oorlogsgedenkteken en gedenkplaten [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202340 (geraadpleegd op ).