is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Gentse Veeartsenijschool
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Veeartsenijschool: conciërgewoning en voorbouw Pharmacodynamie
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Veeartsenijschool: ijzeren hek
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Veeartsenijschool: Instituut voor Anatomie
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Veeartsenijschool: Instituut voor Pathologie
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Veeartsenijschool: Provinciale Hogere Arbeidsschool
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Coupure en omgeving
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Coupure en omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Gentse Veeartsenijschool
Deze vaststelling was geldig van tot
Het domein van circa 2,5 hectare waarop zich de gebouwen van de voormalige veeartsenijschool bevinden strekt zich uit tussen Coupure Rechts (west), de Theresianenstraat (noord), de Wispelbergstraat en het Casinoplein (oost). Het was sinds 1835 de locatie van het Gentse Casino of Paleis van Flora, gebouwd door de in 1808 opgerichte Maatschappij van Landbouw en Kruidkunde en de Koninklijke Muziekmaatschappij Sint-Cecelia, naar ontwerp van stadsarchitect Louis Roelandt. Het classicistische gebouw stond haaks op de Coupure met een uitgebouwde toegangsrotonde naar het park gericht en grote tentoonstellingsruimten achteraan. Hier werden tot 1913 de vijfjaarlijkse internationale bloemententoonstellingen, de voorlopers van de Floraliën ingericht.
De Gentse Veeartsenijschool werd gesticht naar aanleiding van de vernederlandsing van de universiteit in 1930 maar pas in 1934 definitief bij wet goedgekeurd. Ze was de eerste Nederlandstalige veterinaire school van België. Ze vond eerst een onderkomen in de gebouwen van de Guinardstraat en het studentenhuis in de Sint-Jansvest. In 1934 had de staat echter de gebouwen van het Casino met aanpalende tuinen en de Provinciale Hogere Arbeidsschool tussen Coupure rechts, Casinoplein en de Theresianenstraat aangekocht.
De eerste dierenklinieken werden in de overdekte ruimten van het Casino ondergebracht en in voorlopige gebouwen in het park. Het onafgewerkte gebouw van de Provinciale Hogere Arbeidsschool, ontworpen door architect Valentijn Vaerwijck in 1929, werd voltooid. Sinds 1935-36 werden de afdeling Fysiologie, Fysiologische scheikunde, Bacteriologie en de Hygiëne van de huisdieren er ondergebracht (nummer 4 en 5 van het algemene liggingsplan uit La Technique des Travaux, XXIV, 3-4, 1948).
Ingenieur-architect August Desmet, hoogleraar Architectuur en Urbanisme, kreeg de opdracht nieuwe gebouwen te ontwerpen. Hij opteerde voor afzonderlijke paviljoenen voor de Kliniek van Grote Huisdieren, Kliniek voor Kleine Huisdieren, voor de Instituten voor Pathologie, Farmacodynamica, en Anatomie en Biologie. Hierdoor kon niet alleen de financiering gespreid worden maar hierdoor waren de verschillende diensten afzonderlijk bereikbaar, kon besmetting en verspreiding van ziektes voorkomen worden en werd ook een deel van het oude bomenbestand van het vroegere casinopark bewaard.
In 1937 werd een eerste nieuw gebouw voor Anatomie en Biologie opgetrokken aan het Casinoplein naar ontwerp van architect A. Desmet. In 1938 volgde de Kliniek voor Kleine Huisdieren aan de zijde van de Coupure en werd een aanvang genomen met de bouw van de Kliniek voor Grote Huisdieren, in de tuin, rechts palend aan de Theresianenstraat. Dit was pas voltooid in 1942. Een deel van het Casinogebouw werd gesloopt in 1944, een deel deed nog steeds dienst als laboratorium voor Pathologie. Het nieuwe paviljoen voor Pathologie aan de Coupure, ontworpen door architect A. Desmet in 1948, kon maar in gebruik genomen worden in 1955. Pas in 1956 werd de rest van het Casino gesloopt om plaats te bieden aan het ingangscomplex en de garage. In 1968-70 werd het Farmacologisch Instituut aan de rechterzijde met een vleugel uitgebreid.
Sinds 1996 heeft de faculteit dierengeneeskunde geleidelijk de campus tussen Coupure en Casinoplein verlaten en verhuisde naar de nieuwe locatie in Merelbeke. Een deel van het gebouwencomplex is intussen herbestemd voor het Koninklijk Technisch Atheneum 1 Gent, de vroegere Nijverheidsschool van de Lindenlei.
De voormalige Provinciale Hogere Arbeidsschool aan de Coupure naar ontwerp van architect Valentin Vaerwyck, van 1929, telt drie bouwlagen, is acht traveeën breed waarvan de toegangstravee links en de rechter travee uitgewerkt zijn als uitspringende en iets hoger oplopende risalieten, onder platte daken. De voortuin tussen de zijtraveeën is beplant en afgesloten door een typische buisleuning op lage hardstenen voet. De sterk geritmeerde gevel is opgetrokken uit donkere Boomse baksteen op een lage hardstenen plint en wordt horizontaal gemarkeerd door natuurstenen banden ter hoogte van de onder- en bovendorpels van de vensters. De dieperliggende venstertraveeën met typische trapezoïdale erkers met kleine houten, thans witgeschilderde roedeverdelingen gevat in rechthoekige spaarvelden met getrapte dagkanten en gescheiden door bakstenen pilasters, geven de gevel een zeer plastische en harmonieus voorkomen. De borstweringen van de bovenvensters zijn voorzien van bas-reliëfs van beeldhouwer Geo Verbanck met voorstelling van de verschillende nijverheden. Als bekroning van de monumentale hardstenen omlijsting van het ingangsportaal links was eveneens een reliëf voor van Geo Verbanck, "de verzorging van een gewonde hinde" aangebracht bij de herbestemming in 1936 ter vervanging van de vroegere naam (thans opnieuw verdwenen), nog geflankeerd door twee geknielde bebaarde mannen met symbolen van handel en nijverheid. Gelijkaardige reliëfs vinden we ook op het Gouvernementspaleis, eveneens een ontwerp van architect Vaerwyck van 1957.
Opmerkelijk in het interieur is de brede circulatiegang en het imposante trappenhuis in de linkertravee met tegellambriseringen van sterk contrasterende zwarte, gele en witte vierkante tegels met zogenaamde kunstglazuren in geometrisch patroon, afgewerkt met een vergulde bies en die trapsgewijs de blauwe hardstenen monumentale trap tussen twee muren volgt tot op de bovenverdiepingen. Op de begane grond is de rechter muur aan de trap tot op de hoogte van de plint driekwartcirkelvormig uitgewerkt als trappaal en eveneens betegeld. De tegelvloer van lichtgrijze vierkante tegels is voorzien van grote geometrische patronen van donkergrijze banden, afgezoomd door zwart-witgeblokte mozaïekstroken.
Op de bovenverdieping, in de erker boven de poort, is een zitbank ingewerkt in de betegelde plint. De koperen buisleuningen van de trap zijn intussen verdwenen. De gangen zijn voorzien van cassettenplafonds. De vroegere laboratoria op de bovenverdieping hebben granitovloeren, door blauw- en witgeblokte banden verdeeld in grote vieranten en hoge granitoplinten afgewerkt met een vergulde bies. Op de bovenste verdieping is een zaal aan voor- en achtergevel verlicht door erkervormige vensters, met links een podium en rechts een balkon op drie zuilen boven de dubbele toegangsdeuren en zwaar cassettenplafond.
De conciërgewoning en vleugel aan het Casinoplein, eveneens naar ontwerp van architect Vaerwyck, van 1929, werd in 1936 ingericht voor Pharmacodynamie, telt drie bouwlagen onder pannen schilddak met dakvensters en vertoont asymmetrische en tegenover de rooilijn verspringende donkere bakstenen gevelvlakken, sterk horizontaal gemarkeerd door witte banden en lateien, onderbroken door een gevelhoge erkervormige travee links. De vensters met witgeschilderd schrijnwerk met kleine roedeverdeling zijn karakteristiek voor het werk van Vaerwyck. De tussenliggende vleugel is zeer heterogeen en voor vervanging vatbaar.
De verschillende paviljoenen die door professor Desmet in de jaren 1930 tot de jaren 1950 gerealiseerd zijn kwamen tot stand in nauwe samenwerking met de docerende professoren, prof. J. De Regt voor het paviljoen voor Anatomie, prof. A. Verstraete voor de Kliniek voor Kleine Huisdieren en prof. J.H. Bouckaert voor de Kliniek voor Grote Huisdieren. De indeling van de paviljoenen is helder en functioneel. De stijl sluit aan bij de Nederlandse school. Het principe van de centrale binnenplaats komt overal voor waardoor een maximale verlichting en verluchting gerealiseerd wordt. Ruime gangen zorgen voor een vlotte circulatie en bereikbaarheid van de lokalen. Alle gebouwen hebben ook dezelfde structuur met een metalen skelet, uitgevoerd door Métal Union (Gentbrugge) en vloeren en trappen in gewapend beton. De gevels zijn opgetrokken uit Boomse baksteen, namelijk papesteen en klampsteen, de plinten, dorpels sculpturen in blauw hardsteen en de vensters in staal, oorspronkelijk donker geschilderd, thans wit. De platte daken werden vervangen door lichthellende zinken daken. Aannemers waren R. Wyckaert (Gent), de Gentse Bouwwerken en ingenieur de Gezelle (Gent). In de overigens zeer sobere interieurs vallen de ceramische tegelvloeren met geometrische motieven en bandmotieven op die een zekere zin voor esthetiek verraden. Rode, gele en zwarte tegels werden gebruikt voor de gangen, grijze en witte voor de laboratoria, grijs en oranje gevlekte tegels voor de bureaus van de professoren. De meeste binnenwanden waren beglaasd. De eiken deuren zijn gevat in metalen kaders. Tegelvloeren, wandtegels en glaswanden werden veelvuldig gebruikt omwille van hygiëne en onderhoud. Door onder meer de materiaalkeuze en het aanbrengen van sculpturen van de hand van beeldhouwer Geo Verbanck, die ook het gebouw van architect Vaerwyck decoreerde, creëerde architect Desmet eenheid, rust en harmonie, elementen die voor hem essentieel waren in de architectuur. Er werd ook al rekening gehouden met het milieu door het plaatsen van een septische put.
De Kliniek voor Grote Huisdieren gelegen in het noorden van het terrein, palend binnenkoeren met stallen rond de zuidelijke binnenplaats en klinieklokalen, wachtzalen en labo’s rond de noordelijke binnenplaats. De functies waren in de loop der jaren al grotendeel gewijzigd en dit gebouw werd voor het moment van bescherming (2009) herbestemd en aangepast voor het KTA.
De Kliniek voor Kleine Huisdieren gelegen aan de Coupure en met een passage en tunnel verbonden met de Kliniek voor Grote Huisdieren, is een geometrisch streng gebouw met eveneens twee bouwlagen, horizontaal afgewerkt door een omlopende overstekende kroonlijst en brede, in het gevelvlak gelegen vensters (recent vernieuwd schrijnwerk). De straatgevel wordt enkel gemarkeerd door de hardstenen omlijsting van het toegangsportaal met rechts een uitspringend blokvormig bas-reliëf van Geo Verbanck dat de functie aangeeft.
De plattegrond is gekenmerkt door een centrale hal die dienst deed als wachtzaal met omlopende galerij en waarin zich een merkwaardige schroefvormige betonnen trap bevindt. De uit de ellipsvormige kern uitkragende treden, leiden van de kelder naar de wachtzaal, verder naar de bovenverdieping en leiden "theatraal naar - gewoon - een niemandsland op de tweede verdieping". Het gebouw kenmerkt zich door de krachtige functionele architectuur met unieke trap waardoor hij de centrale ruimte van het gebouw geverticaliseerd werd en ondersteund met zenitaal licht. Dit gebouw is voor het moment van bescherming (2009) herbestemd en aangepast met behoud van de trap. De oorspronkelijke dubbele beglazing zijde Coupure, zeer vooruitstrevend voor de tijd, werd hierbij niet weerhouden.
Het Instituut voor Pathologie, ontworpen in 1948 doch pas gerealiseerd tussen 1951 en 1955 met geld van het Marshallplan; een plintsteen aan de tuinzijde vermeldt: "a. de Smet, 1951". Dit gebouw is eveneens ingeplant aan de Coupure, tussen de vroegere Provinciale Hogere Arbeidsschool en de Kliniek voor Kleine Huisdieren, heeft een balkvormig volume met twee bouwlagen en is horizontaal sterk afgelijnd door de overstekende kroonlijst. Volgens de bouwplannen werd dit paviljoen onmiddellijk voorzien van laaghellende daken. De straatgevel vertoont dezelfde strakke vormgeving als de Kliniek voor Kleine Huisdieren met één breed vensterregister op doorgetrokken dorpels op de bovenverdieping en hardstenen omlijsting rond het toegangsportaal, hier met reliëfblok van Geo Verbanck boven de linkerhoek. De benedenverdieping is enkel links van de deur doorbroken door verschillende vensters. Hier is het origineel schrijnwerk nog behouden. Volgens architect J. Baele, verslaggever van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen (PCML), is dit paviljoen "een gedesciplineerde ruimtelijke compositie op een driedimensioneel rooster -een renaissancistisch of Durandmethodiek- en vormt daardoor een gespierde totaalgestalte. In deze totaalvorm en in zijn driedimensioneel rooster, articuleert hij nu een reeks naar elkaar verwijzende subruimten, die het architecturale samenspel ritmeren. De centrale hal distribueert meesterlijk het licht uit het oosten door een hoog raam naar de verschillende subruimten toe, vestiaire, trap, liftkoker, gangen. Desmet dissecteert geometrisch de totale balkvorm van het gebouw in subvolumes die met elkaar communiceren door mooi geritmeerde glazen scheidingswanden". Aan de tuinzijde vertoont de architectuur een minder strakke vorm door de U-vormige uitsprongen en verspringende volumes. Het dichtbouwen of ophogen van sommige delen zou de architectuur schaden.
Het interieur omvatte hier onder meer een grote autopsiezaal in de linkervleugel en een twee bouwlagen hoge grote collectiezaal met omlopende galerij rechts vooraan. Deze autheniek bewaarde ruimte, verlicht door de brede ramen op de bovenverdieping, is onderaan volledig betegels met vierkante, beigekleurige faiencetegels en heeft een opmerkelijke grijsgevlamde tegelvloer met centraal geometrisch motief in gele, rode en bruine banden die grote ruiten vormen. Een vrijstaande steektrap met gele en rode betegelde treden leidt naar de hoek achteraan van de omlopende galerij boven. Een ruim verlicht trappenhuis met lift is centraal ingeplant en rijkelijk afgewerkt met hoge plinten van marmerplaten die eveneens de trap, met afwisselend gele en rode betegelde treden, volgen. Op de bovenverdieping bevinden zich onder meer een auditorium en talrijke labo’s en lokalen, met betegelde wanden, bewaarde betonnen labotafels en beglaasde tussenschotten en tegelvloeren met kleurrijk geometrisch patroon.
Het Instituut voor Anatomie en Biologie, opgetrokken in 1937 aan het Casinoplein, telt twee onderkelderde bouwlagen en is eveneens afgewerkt met een overstekende houten kroonlijst, aan de straatzijde onderbroken door een hoger oplopende blinde muur, waarachter zich het auditorium bevond. Naast de typische brede ramen op doorgetrokken dorpels komen hier ook smalle hoge vensters voor op afzonderlijke dorpels; vierkante venstertjes van de kelderverdieping zien uit op de binnenplaats. Aan de tuinzijde wordt door niveauverschillen in de verschillende onderdelen afwisseling en perspectief gecreëerd. De overluifelde toegangen met trappen verraden de invloed van de Hollandse baksteenarchitectuur. Zeer verfijnd en uitzonderlijk als compositie is uitbouw in de zijgevel met een kamer met twee overhoekse vensters, kenmerkend voor de modernistische architectuur van de jaren 1930.
Opmerkelijk bij de plattegrond en opbouw van dit paviljoen, eveneens geschikt rond een rechthoekige binnenplaats (met centrale septische put), is de over twee bouwlagen doorgetrokken kwartcirkelvormige glazen erker in een hoek, die de inkomhal verlicht en als verticale as in de binnenpatio fungeert. Deze creëert een indrukwekkend ruimtegevoel, kenmerkend voor de vooruitstrevende architectuur. Een zuil met een meterhoge betegelde basis ondersteunt het plafond voor de erker terwijl de open ruimte in de vloer gemarkeerd wordt door een verschil in rode en gele tegels gescheiden door een donkere band. Vanuit de hal vertrekt een circulatiegang rond de binnenplaats en zijn de verschillende lokalen bereikbaar. In de vroegere zaal voor anatomie, links, stelt een wandbeschildering van 1942 door kunstschilder Karel De Bondt (1888-1974) in zes 'panelen' de evolutie van het paard voor. Rechts was het museum. Links van de hal leidt een trap, met dezelfde rode en gele betegeling, naar de bovenverdieping waar de doorlopende beglaasde erker voor een ruime verlichting zorgt. Belangrijk is hier het auditorium volledig overspannen door een beglaasd bovenlicht, oorspronkelijk onder een uniek tentdak met glazen pannen. De door Desmet ontworpen auditoriumtafels zijn nog aanwezig. Op de begane grond zijn ook de originele tegelvloeren met de kenmerkende kleuren en motieven en de deuren met beslag en de verzorgde tussendeur tussen portaal en hal nog aanwezig die het geheel een grote architecturale kwaliteit geven. Dit gebouw is echter in een sterk verwaarloosde staat.
Oorspronkelijk was tegen de gevel aan de inrit van het domein eveneens een reliëf van Geo Verbanck aangebracht met een gestileerde paardenkop met begeleider en jaartal 1937; thans overgebracht naar de nieuwe campus in Merelbeke.
Laatste getuige van het Casino is een deel van de omheining aan Coupure tussen het paviljoen voor Pathologie en dat voor de Kleine huisdieren en enkele bomen. Het hekwerk tussen gietijzeren gecanneleerde zuiltjes met uitgewerkte basis en kapiteel is uitzonderlijk voorzien van spijlen met lelie- en bloemmotief, een mogelijke verwijzing naar de bloemententoonstellingen in het Casino.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002332, Voormalige Veeartsenijschool
Auteurs: Bogaert, Chris
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Casinoplein
Is deel van
Coupure
Is deel van
Coupure en omgeving
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Gentse Veeartsenijschool [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/20191 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.