Dit statige burgerhuis in eclectische stijl met elementen uit de neo-Vlaamserenaissance-stijl werd in 1909 ontworpen door de Gentse architect Charles De Leu-Everaert. De Leu-Everaert diende zelf de bouwaanvraag in. Hij stond ook in voor het ontwerp van de naastgelegen woning op nummer 355. De architect was tot 1923 in bezit van deze woning, terwijl het pand op nummer 355 volgens het kadaster toegewezen werd aan zijn schoonmoeder Rosalie Van Poucke, weduwe van Constant Everaert. In de topgevel werd een jaarsteen verwerkt met het jaartal ‘1910’.
Dit gedeelte van de Hofstraat wordt gekarakteriseerd door een opeenvolging van indrukwekkende vroeg-20ste-eeuwse rijwoningen, veelal in baksteenparement en met art-nouveaugetinte kenmerken. Nummer 353 sluit enerzijds qua volumetrie, stijl en materiaalgebruik aan bij de straatwand, maar valt anderzijds met zijn puntgevel en hoog mansardedak op tussen de overige lijstgevels.
De statige rijwoning is twee traveeën breed en twee bouwlagen hoog boven een souterrain en onder een leien mansardedak. Haaks op de bedaking sluit een puntgevel aan. De schuine zijden van de topgevel zijn afgewerkt met hardstenen dekstenen en wordt bovenaan bekroond door een bolornament. Het leien dak wordt bekroond door een smeedijzeren dakkam en bevat twee identieke houten dakkapellen. De dakkapellen worden overkraagd door een zadeldakje, aan het uiteinde ondersteund door een pseudo-spant op houten gebogen consoles, en zijn opengewerkt met een enkelvoudig raam met roedeverdeling.
Het gevelparement is opgebouwd uit wit kalksilicaatmetselwerk in combinatie met hardstenen negblokken rond alle gevelopeningen, hardstenen hoekkettingen, en speklagen en plint in bruine breuksteen. De gevel is duidelijk opgedeeld in drie delen, van elkaar gescheiden door horizontale hardstenen druiplijsten ter hoogte van de verdiepingsvloeren.
De begane grond is voorzien van een brede linkertravee met in de plint twee souterrainvensters opgevat als een tweelicht met smeedijzeren dievenijzers. Daarboven domineert een monumentaal rondboogvenster bovenop een afgeronde hardstenen lekdrempel de bel-etage. Het rondboogvenster is voorzien van een geprofileerde booglijst die aanzet op gedecoreerde consoles. Op de borstwering is diagonaal geplaatst metselwerk uitgewerkt. In de smalle rechtertravee bevindt zich de deur, voorzien van een houten beglaasde toegangsdeur met smeedijzeren rooster en halfrond vast bovenlicht. De hardstenen deuromlijsting is bovenaan uitgewerkt als een rondboog met een spitsboogvormige druiplijst aanzettend op consolestenen, bekroond met een gedecoreerde sluitsteen. Hierboven sluit een cirkelvormig bovenlicht aan met uitkragende hardstenen omlijsting en een smeedijzeren rooster.
De bovenverdiepingen met rechthoekige vensters zijn symmetrisch opgevat. Hierbij wordt op de eerste verdieping een beeldbepalende erker geflankeerd door twee smalle vensters, dit geheel wordt bekroond door een doorlopend houten hoofdgestel voorzien van fries met schijfmotieven en rustend op consoles van blauwe hardsteen. De erker is grotendeels opgebouwd uit blauwe hardsteen, ondersteund door twee gedecoreerde consoles. De borstwering van zowel de erker als beide vensters is versierd met houtsnijwerk met centrale cartouche. In de puntgevel zijn centraal twee gekoppelde vensters uitgewerkt, gescheiden door een ronde Dorische kolom en onder een ontlastingsboog met diamantkopvormige sluitsteen. De vensterpartij wordt geflankeerd door twee smallere vensters met geprofileerd kalf. Boven de ontlastingsboog is een jaarsteen met ‘1910’ aangebracht. Al het vensterschrijnwerk werd vernieuwd naar historisch model.
De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de woning een conventionele enkelhuisindeling mee, die identiek is aan de indeling van de naastliggende woning nummer 355. Via de voordeur betreedt men de inkomhal vanwaar korte steektrappen zowel naar het souterrain als de bel-etage leiden. Op het bel-etageniveau wordt de linkerzijde ingenomen door een salon langs de straatzijde die in verbinding staat met de eetkamer. De gehele rechterzijde wordt ingenomen door de traphal, waarachter naast de koer een smallere aanbouw aanwezig is waarin een office, toilet en bureau ingericht zijn. Van de overige verdiepingen zijn geen bouwplannen beschikbaar. Er kan van uitgegaan worden dat zich op het souterrain dienstruimtes bevinden en dat de slaapkamers op de bovenverdiepingen ingericht zijn.
Auteurs: De Caluwé, Carlo; Janssens, Karolien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Caluwé C. & Janssens K. 2019: Burgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/362026 (geraadpleegd op ).
Breedhuis van twee bouwlagen onder zadeldak met dakkapellen, uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Eclectische gevel met parement van geglazuurde baksteen, verwerkt met arduin voor hoekblokken en venster- en deuromlijstingen. Voorgevel afgewerkt met puntgevel met pinakelbekroning. Deuromlijsting in neo-Vlaamse-renaissancestijl: rondboogdeur en bekronende oculus in hardsteenomlijsting. Rondboogvormige benedenvensters, erker met flankerende rechthoekige vensters erboven.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nb Zuid-West, Brussel - Gent.
Auteurs: Linters, Adriaan; Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Linters A. & Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1979: Burgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/20405 (geraadpleegd op ).