Voormalig vlasbedrijf Naessens, opgericht in het laatste kwart van de 19de eeuw, thans deels aangepast en verbouwd naar de noden van een nieuw bedrijf.
Historiek
In 1873-1874 laat Joseph Stouthamer uit Ingelmunster op het perceel een "stoomtuigzwingelarij" bouwen. In 1878 wordt de stoomtuigzwingelarij of de stoomtuigoliemolen vergroot en wordt er tussen de zwingelarij en de straat een suikerijdrogerij of cichorei-ast opgericht; koopman Constant Iserbyt en koopman Ferdinand Naessens zijn eigenaar van de gebouwen. Vóór 1899 laat steenbakker Ferdinand Naessens de stoomzwingelarij opnieuw vergroten, de cichorei-ast wordt omgevormd in een magazijn en tussen de voormalige cichorei-ast en de straat wordt een magazijn gebouwd. In 1905 wordt de stoomzwingelarij deels gereconstrueerd en vergroot en wordt de voormalige cichorei-ast gedeeltelijk afgebroken. De stoomzwingelarij wordt in 1907 nogmaals vergroot, ditmaal aan de zuidzijde. In 1909 laat Ferdinand Naessens aan de straatkant - ten zuiden van de bestaande bebouwing - een nieuw magazijn optrekken.
In 1913 worden de gebouwen geschonken aan vlashandelaars Hector, Achiel en Renaat Naessens, die volgens het kadaster in 1920 een kunstmatige vlasroterij laten bouwen achter de zwingelarij (registratie in 1933). De bouwaanvraag van 1935 vermeldt dat de roterij wordt gebouwd onder leiding van ingenieur G. Demets uit Kortrijk, de roterij omvat aan weerszijden van de warmwaterketel telkens twee rootkamers (parallelle opstelling), daarboven zijn twee warmwaterbakken en één koudwaterbak gelegen. In 1936 dienen de gebroeders Naessens een bouwaanvraag in voor de bouw van een turbinezaal; in datzelfde jaar bouwt ingenieur G. Demets uit Kortrijk een metalen vlasschuur. Circa 1937 geeft Hector Naessens aan de "Ateliers de Constructions Metalliques G. Denutte" uit Bissegem de opdracht tot het bouwen van een schuur.
In 1941 heeft het vlasbedrijf van de gebroeders Naessens een totale rootcapaciteit van 1.130 m3. Het vlasbedrijf omvat twee warmwaterroterijen met in het totaal 21 rootkamers, 43 zwingelmolens en twee zwingelturbines. In 1953 is de zwingelarij gedeeltelijk vervallen en wordt de achterliggende kunstmatige roterij volgens het kadaster door de familie Naessens uitgebreid, waardoor de zwingelarij en de roterij in verbinding komen te staan. De bouwaanvraag van 1955 geeft aan dat de roterij circa 1955 nogmaals wordt uitgebreid, met de bouw van twee rootkamers onder leiding van architect Gentiel Van Eeckhoutte uit Waregem. In een tweede bouwaanvraag van 1955 vraagt René Naessens om de uitgebrande zwingelarij te mogen heropbouwen.
Beschrijving
Voormalig vlasbedrijf bestaande uit twee aan de straatkant gelegen schuren, een zwingelarij, een stookplaats en een roterij.
Twee bakstenen schuren onder pannen zadeldaken (nok loodrecht op de straat). Meest noordelijk gelegen schuur met grote poort aan de straatkant daterend van circa 1880-1890; noordelijke zijgevel met gedichte openingen en laadluik naar de vlaszolder. Zuidelijke schuur van 1909.
Zwingelarij teruggaand tot 1873-1874, meermaals aangepast in 19de en de 20ste eeuw en herbouwd in 1955. Zwingelarij van twee bouwlagen in beton en baksteen; vernieuwd schrijnwerk. Bewaarde stoommachine met opschrift "VAN COPPENOLLE FRÈRES BERCHEM LEZ AUDENAERDE" en alternator.
Bakstenen stookplaats met warmwaterketel met opschrift "JACQUES PIEDBOEUF JUPILLE 1928"; vernieuwd schrijnwerk. Bewaarde bakstenen schoorsteen.
Achteraan gelegen roterij van 1920 (uitgebreid in de jaren 1950) in beton en baksteen met drie rootkamers en daarboven een waterbak.
- Archief Technische Dienst Harelbeke, Bouwaanvragen: Harelbeke, 1935/178, 1936/78, 1936/198, 1937/87, 1955/90, 1955/91.
- Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 207: Mutatieschetsen, Harelbeke, 1874/1, 1879/1, 1901/1, 1905/1, 1908/1, 1909/1, 1913/1,1933/1, 1953/1, 1955/1.
- Provincie West-Vlaanderen, Inventaris vlaserfgoed in het Leiebekken, Brugge, onuitgegeven studie, 2003-2007, inventarisfiche HAR002.
- Onze vlasvezelbereidingsnijverheid. Jaarboek 1941. Textielcentrale, Kortrijk, 1941, p. 128.