is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herberg Prinsenhof
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Herberg Prinsenhof
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herberg Prinsenhof
Deze vaststelling was geldig van tot
Gebouwd in 1766 als woning op het neerhof van de heer van Ardooie, in de 19de en 20ste eeuw in gebruik als herberg.
In het ancien regime bevond het centrum van de dorpsheerlijkheid van Ardooie zich aan de zuidzijde van de dorpskern, ter hoogte van het huidige Prinsenhof. In een denombrement uit 1530 van Willem van Claerhout, heer van Ardooie, wordt vermeld: "eene hofstede te Hardoye by de [kercke] daer myn voorouders van auden tyde ghewoont hebben, groot metten walle, nederhove, meulewalle ende andere onder lant, meersch, watere ende busch drie bunderen ...". De Pourbuskaart van het Brugse Vrije uit 1571 (kopie Claeissens, 1601) geeft bebouwing weer ten zuiden van het dorpscentrum, onder meer een groot woonhuis op het opperhof, een viertal vrijstaande gebouwen rondom het erf op het neerhof en een poortgebouw aan de noordzijde. De heerlijke site wordt in het landboek van Ardooie van 1688 vermeld als "behuysde hofstede met eene bewalde mote", eigendom van "den heere marquis van Berten" en achtereenvolgens gepacht/bewoond door Gilles Werbrouck, Jacques Frans Bouckaert en griffier Ignatius de Bels. Van een kasteel is geen sprake meer, maar in een rekening van Jan Cauwe uit 1683 komen kosten voor "als sy het casteel gheslecht hadden" (zie Allossery). In een stuk uit 1731 is sprake van "de peerdebrugghe ende de wal van d'oude casteelmote". Het kasteel op het opperhof is bijgevolg al afgebroken in de 17de eeuw, waarna enkel nog de gebouwen op het voormalig neerhof worden gebruikt.
De huidige woning "Prinsenhof" dateert uit 1766 (zie datering zijgevel), en is vermoedelijk een verbouwing van een ouder volume, waar een verdieping aan wordt toegevoegd. In zakenpapieren van de toenmalige bewoner J.B. Van Coquelaere zijn immers gedetailleerde kosten terug te vinden van de bouw van een nieuwe schuur in 1765 en de herstelling en ophoging van het woonhuis in 1766: "... la reparation en relevant la moitié de la maison occupée par ladit Van Coquelaere appartenant a monsieur le marquis de Houchin...". Van Coquelaere (†1790) bekleedde een belangrijke functie binnen Ardooie als vertegenwoordiger en beheerder van de goederen van de heer van Ardooie, de Noord-Franse edelman de Houchin. Van Coquelaere was tegelijk ontvanger, griffier, procureur van de vierschaar, notaris, prijzer en gezworen landmeter. Er kan dus gesteld worden dat het "Prinsenhof" gebouwd werd als woning voor de eigenlijke machthebber binnen het dorp, de zaakgelastigde van de heer van Ardooie, en aldus als administratief centrum binnen de heerlijkheid Ardooie fungeerde.
Als onderdeel van de dorpsheerlijkheid wordt het pand in 1773 verkocht aan de Gentse lakenhandelaar Theodoor De Jonghe, die aldus de titel van baron en burggraaf verkrijgt. In een legger uit 1778 van de parochie Ardooie (privébezit), wordt het perceel aangeduid als eigendom van de "baron van Hardoye", als bewoner wordt nog steeds de griffier Van Coquelaere vermeld.
Op een figuratieve kaart van de aanleg van de steenweg Ardooie-Rijsselende (1775) wordt de site ten zuiden van de dorpskern weergegeven, gelegen tussen de Roobeek en de Kortrijksestraat, toegankelijk via de Brugstraat, en bestaande uit een tweeledige omwalling met traditionele opperhof-neerhof structuur. Op het westelijke 'neerhof' binnen L-vormige omwalling bevinden zich de woning en twee bijgebouwen, gebouwd aan de binnenzijde van de zuidelijke walgracht. Ten noorden daarvan (binnen de omwalling) bevindt zich een boomgaard die zich uitstrekt tot en met het huidige parkje tussen de Kortrijksestraat en de Mgr. Roelensstraat, tot tegenover de huidige Hemelstraat. Het domein is toegankelijk via een poort, op de plaats waar het tracé van huidige Mgr. Roelensstraat en Brugstraat een hoek maken (Motestraat en Prinsendreef bestaan nog niet). Naast de poort bevindt zich een kapelletje. Ten oosten ligt de apart omwalde circulaire structuur van het voormalige opperhof/ mote. In 1775 is deze aangelegd als siertuin met vier perkjes en kruispad, toegankelijk vanaf het neerhof. De wal rond de circulaire mote-/opperhofstructuur geeft verbinding met de Roobeek. Het meersengebied ligt ten noorden en noordoosten van deze mote (te lokaliseren op de hoek van de huidige Brugstraat en Motestraat).
Dezelfde constellatie van de site komt voor op de Ferrariskaart (1770-1778). Daarbij is de circulaire structuur van het opperhof minder regelmatig en is deze omgeven door een haag. Het neerhof blijkt eveneens toegankelijk langs de zuidzijde via een secundaire toegang.
In een artikel over Ardooie verwijst P. Allossery naar de "Baaskens mote" of "mote van Constant Cools", die voor de Eerste Wereldoorlog 'baas' of herbergier was van de herberg "Het Gemeentehuis" (het vroegere Den Hert op het Marktplein). De Mgr. Roelensstraat en het begin van de Brugstraat (tot ter hoogte van de voormalige Peerdebrug) werden volgens de auteur eertijds "casteeldreve" genoemd.
Het primitief kadasterplan (1817) geeft van de site enkel nog een noordelijk stuk omwalling van het neerhof weer, het oostelijke bijgebouw is verdwenen. Ter hoogte van de toegang ligt nog steeds een kapel. De omwalde mote ten oosten is nog bewaard, ten zuiden daarvan strekken zich de blekerijweides van Verschaeve uit (zie Blekerijstraat 2).
Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1845) is de omwalde mote ten oosten nog bewaard, de omwalling rondom het neerhof is volledig verdwenen. Ten noordoosten, ter hoogte van de vroegere toegang tot het heerlijke domein, werd in 1834 het huis de Mûelenaere opgetrokken (Mgr. Roelensstraat 26).
Gedurende de 19de eeuw blijft de woning met omliggende gronden eigendom van de familie de Jonghe d'Ardoye. In 1862 wordt het gebouw gesplitst in twee wooneenheden, een oostelijk staldeel wordt aangebouwd, wat mogelijk al duidt op een functie als afspanning. Er is geen sprake meer van een omwald domein, via een privéweg staat de woning nu in verbinding met de westelijker gelegen "Kortrijkstraat" en de noordoostelijker gelegen "Rijsselhende Steenweg" (Brugstraat), op de plaats waar deze weg een bocht van 90° maakt. In 1881 wordt een meetfout geregistreerd, waardoor het gebouw op iets smaller grondplan voorkomt en de scheiding tussen de twee wooneenheden oostelijker ligt. De walgracht rond de mote en de grachten van de bleekweide worden in 1894 gedempt. In 1898 wordt het pand door de weduwe en kinderen van Louis de Jonghe d'Ardoye verkocht aan de brouwersfamilie Vanden Bussche en uitgebaat als herberg. In 1905 worden de twee wooneenheden herenigd. In de jaren 1930 wordt de private weg als openbare weg in gebruik genomen, onder de naam "Prinsendreef". In 1940 wordt een oostelijk deel van de woning afgebroken na oorlogsbeschadigingen.
Twee foto's uit het midden van de 20ste eeuw (oude postkaart en foto uit L. Van Acker, Oud Ardooie) geven de woning weer met het huidige uitzicht, met de houten kruiskozijnen en halve luiken, de deur nog in de centrale travee. Lagere aanbouw langer dan de huidige aanbouw: uiterste travee met poort onder ijzeren latei: smidse. Aan de gevel hing een houten gevelkapel. De woning was nog vrijstaand en werd toen reeds uitgebaat als "Prinsenhof". Rond 1950 waren er plannen het Prinsenhof te herbouwen, maar nooit uitgevoerd.
Rond 1980 wordt de herberg verkocht en in gebruik genomen als restaurant. Een oostelijk deel van het volume (smidse) wordt afgebroken, de lagere aanbouw krijgt een nieuwe oostgevel. De centrale toegangsdeur van het hoofdvolume wordt vervangen door een venster, het restaurant is toegankelijk langs de deur in de lagere aanbouw. Achter de woning wordt een bijgebouw opgetrokken.
Beeldbepalend volume, met huidig uitzicht daterend uit de tweede helft van de 18de eeuw, mogelijk met een geïncorporeerde oudere kern (zie brede taps uitlopende achtermuur).
Halfvrijstaand volume in witgeschilderde verankerde baksteenbouw onder zadeldaken in mechanische pannen, bestaande uit een breedhuis van twee bouwlagen en vijf traveeën met een lagere aanbouw van één travee aan de oostzijde. Lijstgevel van het hoofdvolume afgewerkt met bepleisterde kroonlijst (sima) onder lichte dakoverstek, wat aan het gebouw een monumentaal karakter meegeeft. Plint in zwartgeschilderde cementering. Ongelijke travee-indeling met bredere middentravee en smallere linkertravee. Rechthoekige muuropeningen, op de onderste bouwlaag met ontlastingsboogjes. Groengeschilderde houten kruiskozijnen/ blokramen met grote roedeverdeling. Onderdorpels in rode tegeltjes. Begane grond met nieuwere luiken over het onderste raamdeel. Op de tweede bouwlaag verdwenen luiken over de volledige raamhoogte, zie luikduimen.
Lager gedeelte met pui (beglaasde deur met venster) en ovalen oculus. Vernieuwd dak en nieuwe oostmuur (circa 1980). Dichtgemetseld keldervenster.
Achtergevel met dito kroonlijst, bestaande uit drie traveeën met rechthoekige muuropeningen waarin vernieuwd schrijnwerk: vroegere kozijnconstructies vervangen door vensters met twee raamvleugels onder nieuw ingebrachte houten latei.
Westelijke zijgevel eertijds vrijstaand, met in de geveltop de datering in baksteenmetselwerk "AO/ 1766".
Interieur. Plattegrond gewijzigd na verbouwingen circa 1980. Daarbij werd onder meer de centrale voordeur gesupprimeerd om de circulatie via de deur in de lagere aanbouw te geleiden. Ook werd de trap veranderd van plaats. Lagere aanbouw met teruggeplaatste balkenroostering (na gedeeltelijke instorting bij verbouwing), moerbalken zonder balksleutels maar resterend houtsnijwerk: kraalmotiefje op de balkkanten. In het hoofdvolume zijn vermoedelijk tijdens het interbellum of de naoorlogse periode de vloeren vernieuwd (zwart-witte cementtegelvloer), waarbij ook de kelder van een vlakke betonnen overspanning werd voorzien. De voormalige gelagzaal bevat een in de vloer ingewerkte cementtegel met stervormig motief en op anderhalve meter daarvan een bronzen schijfje, als restant van een volksspel "vloerbol". In de aanpalende kamer een 18de-eeuwse schouwboezem, bekleed met een in eenvoudige Lodewijk XV-stijl uitgewerkte stucwerk omlijsting, vernieuwde schouwmantel. Omlopende kooflijst.
Zolder met 18de-eeuwse kapconstructie bestaande uit schaargebinten met gestutte makelaar, met getelmerkte spanten (1-4), opgebouwd met pen-en-gatverbinding. In de westelijke zijgevel bevinden zich enkele vlechtingen (ter hoogte van de gordingen) en het ontdubbelde schouwkanaal.
Bron: SANTY P. & BOONE B., met medewerking van CALLAERT G. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ardooie, deelgemeente Koolskamp, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL44, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Santy, Pieter; Boone, Benjamin
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Prinsendreef
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herberg Prinsenhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205262 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.