Historische, deels omwalde hoeve zogenaamd "Schautewalle" of "de Meulendam" (genoemd naar een nabijgelegen stuk grond). Woonhuis gedateerd "1618" door middel van gravering op de deuromlijsting, poortgebouw gedateerd "1904" door middel van een jaarsteen. Deze site was het voormalige fonciershof van de heerlijkheid “Schouteettewalle”, een achterleen van de heerlijkheid Oyghem. Hier was eveneens de voormalige verblijfplaats van de schout van de heerlijkheid.
De eerste officiële vermelding van de hoeve gebeurt in een pachtbrief van 1444 "'t Goed Schoutetenwalle metter huusinghe daer up staende (...)". Op een kaart uit het landboek van 1639 is de hoeve afgebeeld als een opperhof met woonhuis binnen een cirkelvormige omwalling, daarbuiten een neerhof binnen een rechthoekige omwalling en aansluitend een dreef. Op deze figuratieve kaart zien we duidelijk gelijkenissen met het huidige volume van het woonhuis. Er wordt een volume weergegeven van één bouwlaag onder zadeldak gevat tussen twee tuitgevels. De schoorsteen bevindt zich op dezelfde plaats als de huidige.
Een schets uit het renteboek van 1645 toont het boerenhuis (een gelijkaardig volume als het huidige) binnen een cirkelvormige omwalling, voorzien van een poortgebouw en brug met daarbuiten een rechthoekige omwalling met poortgebouw aan de oostzijde. De site is aangeduid als "’t goed schoutteet". Een pachtcontract van 1724 omschrijft het toenmalige gebouwenbestand als volgt: "het huys, de groote schuere, de cleene schuere ofte schapestal, het waeghenhuys, het hovenbuer, het wortelcot". Vermoedelijk wordt in de loop van de 18de eeuw de woning versteend cf. de bewaard gebleven sporen van de oorspronkelijke vakwerkconstructie.
Het primitief kadasterplan (circa 1835) toont het boerenhuis binnen een omwalling. Op het voormalige neerhof voorzien van een boomgaard bevinden zich twee grote en twee klein landgebouwen, waaronder een bakhuis.
Het bouwen van het huidige poortgebouw en de landgebouwen is niet geregistreerd door het kadaster. In de literatuur vinden we terug dat vanaf 1904 de pachters toestemming krijgen om de hoeve op te knappen, wat dan ook onmiddellijk gebeurde. De stal, de schuur en het poortgebouw werden volgens de jaarsteen in “1904” gebouwd. Toen wordt de omwalling van het oorspronkelijke opperhof aan de voorzijde van het boerenhuis gedempt. Op een foto van 1945 is het boerenhuis nog te zien met een strodak en een dakoverstek van twee rijen Vlaamse dakpannen. Rechts voor de hoeve bevindt zich een lindeboom met een boomkapelletje voorzien van Mariabeeld. Volgens een foto van vóór 1965 bestond het achterdak uit pannen, het voordak uit stro. In 1965 wordt in het kader van “de ruilverkaveling Wingene” de achterliggende kronkelende Ringbeek rechtgetrokken waardoor ze iets verder van de hoeve komt te liggen. Ook nagenoeg alle beekbegeleidende begroeiing wordt hierbij verwijderd. In 1976 wordt het strodak vervangen door dakpannen.
Op het primitief kadasterplan (circa 1835) wordt er ook een kapel weergeven en aangeduid als "cappelleke". Er is al sprake van de kapel in 1765 toen de familie Verkest in het bezit kwam van de kapel. Naar aanleiding van de verbreding en rechttrekking van de Peerstalstraat werd in 1970 het kapelletje herbouwd weliswaar met de rug gekeerd naar de buurtweg Wingene-Hertsberge (Peerstalstraat). De huidige kapel is een reconstructie van de oorspronkelijke kapel met recuperatie van het nishekken.
Historische, deels omwalde hoeve toegankelijk via een bekiezelde dreef afgezoomd met paardenkastanjes. Aan de Peerstalstraat, aan het begin van de dreef, staat een kapel geflankeerd door twee kapelbomen (Kleinbladige Linde), gelegen binnen een perk.
Hoeve bestaande uit losse, vrijstaande bestanddelen, namelijk een boerenhuis (ten westen van het erf) op een hoge terp met twee ingewerkte aardappelkelders, twee stallen (ten zuiden van het erf) en een poortgebouw (ten oosten van het erf) in een semi-gesloten opstelling rondom een begraasd erf met hoogstamfruitbomen en rondgaande grindwegen en centraal toegangspad. Deze functie van boomgaard staat reeds aangeduid op het primitief kadasterplan van ca. 1835. De thans nog hoefijzervormige omwalling draagt een omplanting van knotbomen (binnenzijde) en opgaande populieren (buitenzijde).
Ten westen van het erf gelegen boerenhuis ingeplant op een terp binnen deels bewaarde en thans nog hoefijzervormige omwalling. Gebouw van één bouwlaag en een dubbelhuisopstand van zes traveeën onder een licht geknikt zadeldak bedekt met rode en grijze Vlaamse pannen. Het volume van witbeschilderde baksteen is voorzien van aandaken en een brede dakoverstek op uitgelengde klossen of “hondjes”. Het boerenhuis heeft een asymmetrische opbouw. Rechts een lager aangebouwd volume van één travee onder lessenaarsdak bedekt met rode Vlaamse pannen.
Bij dit woonhuis wijzen verschillende elementen in de richting van vakwerk of versteende vakwerkbouw. De oorspronkelijk voorgevel was opgetrokken in vakwerk gecombineerd met bakstenen zijgevels.
De voorgevel bewaart een licht uitspringende plint of voetmuur, een veel voorkomend element bij vakwerkbouw. Ter hoogte van de zijgevels zien we een verspringing in het metselwerk. Dit vormt een aanwijzing dat de oorspronkelijke voorgevel opgetrokken was in vakwerk. Een bijkomende aanwijzing is de behouden deuropening, opgebouwd uit twee stijlen en een kopbalk. Opvallend zijn de bewaarde kop van een ankerbalk en een aantal niet gebruikte pen- en gatverbindingen. In de kopbalk is een kruis en een datering "1618" gegraveerd, eveneens een ingeburgerd gebruik bij vakwerkbouw. De strokendeur, verdeeld in boven- en onderdeur, werd opgehangen aan het oorspronkelijke smeedijzeren hang- en sluitwerk. De onderdorpel is opgebouwd uit verticaal geplaatste rode tegels onder een blauwe hardstenen dorpel.
De gevel is opengewerkt met rechthoekige muuropeningen, links voorzien van getoogde muuropeningen. Drie bewaarde groengeschilderde houten bolkozijnen die zijn vergaard door middel van houten “deuvels”. Deze houten kozijnen maakten mogelijk deel uit van de oorspronkelijke vakwerkconstructie. Het houten kozijn wordt gekenmerkt door zware zijstijlen, dorpel en latei die volledig zichtbaar blijven in het vlak van het metselwerk.
De kozijnen waren oorspronkelijk voorzien van overhoeks geplaatste houten, vierkante dievenstaven. Sporen hiervan zijn nog te zien aan de boven- en onderdorpel. Daaraan zijn via smeedijzeren duimen, bewaarde groen- en witgeschilderde luiken elk met een schuifgrendel bevestigd. Het paar luiken in de rechter travee is voorzien van twee ovale kijkgaten. In twee vensters bevinden zich ramen met kleine roedeverdeling. In de twee linkertraveeën twee grotere vensteropeningen met houten kruiskozijn en vernieuwde ramen met kleine roedeverdeling.
De achtergevel maakt een meer gesloten indruk door de kleine, deels behouden en deels aangepaste muuropeningen. In de linker vernieuwde zijgevel zijn twee rechthoekige vensters met vernieuwde ramen. De noordelijke zijgevel is behouden en is afgewerkt met muurvlechtingen en aandaken.
Interieur.
Het interieur van de woning bewaart elementen uit de 17de eeuw die nog verwijzen naar de oorspronkelijke vakwerkconstructie. De woning heeft een klassieke plattegrond, met centraal een gang die loopt van voor naar achter. Achteraan verschillende kleinere ruimtes. Links en rechts van de centrale gang bevinden zich de leefruimtes. Deze bewaren nog moer- en kinderbalken. De moerbalken, met eenvoudig uitgewerkte balksleutel bevinden zich boven de ramen, wat eveneens een aanwijzing is voor een oorspronkelijke vakwerkconstructie. Kamerbrede haard met behouden schouwbalk en spinde aan de linkerzijde. De kelder is voorzien van een tongewelf. De dakconstructie, bestaande uit een schaargebinte, is deels bewaard.
Ten zuiden van het boerenhuis, twee aardappelkelders volledig ingewerkt in de terp. Bakstenen rondboogvormige toegang.
Ten noorden van het erf gelegen dwarsschuur met geïncorporeerde stal. Verankerde, rode baksteenbouw van zes traveeën (schuur) + acht traveeën (stal en garage) onder zadeldak bedekt met rode, mechanische pannen. De twee linker traveeën zijn verbouwd tot garage. Twee segmentbogige dwarsdoorritten met één behouden opgeklampte groengeschilderde poort. Vijf stalvensters onder segmentbogige strek.
Ten zuiden van het erf, stal met geïncorporeerd wagenhuis.
Verankerde rode baksteenbouw van vijftien traveeën (stal) + drie traveeën (wagenhuis) en één bouwlaag onder een licht geknikt zadeldak bedekt met rode mechanische pannen. Het dak is voorzien van een brede dakoverstek op uitgelengde klossen. De twee dakkapellen zijn voorzien van een beluikte laadopening. De oostgevel van het wagenhuis is uitgewerkt als een tuitgevel met drie rondboogvelden waarin openingen onder houten latei. De erfgevel is opengewerkt met vier staldeuren en elf stalvensters onder een segmentbogige strek. Bewaarde groengeschilderde opgeklampte staldeuren. In de westelijke zijgevel een groot rondboogvenster, bewaard raam met grote roedeverdeling en waaiervormig bovenlicht. Rechts recente lage aanbouw (garage) van één travee onder een lessenaarsdak bedekt met rode, mechanische pannen.
Ten oosten van het erf gelegen poortgebouw met geïncorporeerde stal ten zuiden ervan en schuur ten noorden ervan. Verankerde rode baksteenbouw van acht traveeën onder een zadeldak bedekt met rode mechanische pannen, met aan de erfzijde een brede dakoverstek op uitgelengde klossen. De twee centrale traveeën met twee korfbogige doorritten aan dreefzijde zijn als risaliet uitgewerkt. Licht uitspringend en onder getrapte verhoging met ezelsrug en drie vierkante bekroningen met arduinen piramide-ornamenten. Gebruik van gele baksteen voor hoekkettingen, poortomlijsting, horizontale banden en ezelsrug; blauwe hardsteen als basis van poortomlijsting en voor centrale jaarsteen "1904". Daaronder een houten naambord "SCHAUTEWALLE". Geblokte tandlijst onder gootlijst. Doorrit overkluisd door roodbakstenen troggewelfjes. Stal met rechthoekige stalvensters aan de dreefzijde en aangepaste muuropeningen onder betonnen latei aan de erfzijde.
Aan het begin van de toegangsdreef, een pijlerkapel toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, ook gekend als "Verkests kapel" of "Mote kapel". Kapel, geflankeerd door twee jonge lindenbomen. Witgeschilderd bakstenen volume boven zwarte plint en onder een zadeldakje met rode, mechanische pannen. Centraal een rondboognis afgesloten door een gerecupereerd roodgeschilderd smeedijzeren nishekken met data "1711" en "1861", mogelijk verwijzend naar het 150-jarig bestaan van de kapel.
Deels gedempte en thans nog hoefijzervormig bewaarde omwalling van het oorspronkelijke opperhof met verlandingsvegetatie met Riet en omplanting van knotbomen van Schietwilg (binnenzijde) en opgaande Cultuurpopulieren (buitenzijde).
Begraasd erf met beperkt aantal hoogstamfruitbomen van diverse appelrassen. Rondgaande en deels kruisvormig verdelende grindwegen en centraal toegangspad eveneens in grind. Ter hoogte van de stalgevel is er een verharde stoep in baksteen.
Bekiezelde dreef, traditioneel afgezoomd met opgaande bomen, thans van Witte paardenkastanje met vermoedelijke leeftijd tussen 45 en 65 jaar. Enkele dreefbomen ontbreken. De algemene conditie van de bomen is matig in gevolge aantasting door de paardekastanje mineermot.
Perk met twee jonge, gelijkjarige flankerende kapelbomen van Kleinbladige linde, verder aangevuld met geschoren haag van Haagbeuk en recent sierplantsoen.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/37018/103.1, Hoeve Schautewalle, (GILTÉ S;. 2014).
Auteurs: Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Gilté S. 2014: Hoeve Schauttewalle of Meulendam en erfbeplanting [online], https://id.erfgoed.net/teksten/437965 (geraadpleegd op ).
Historische, deels omwalde hoeve zogenaamd "Scha(of -o)ut(eet)tewalle" of "de Meulendam" (een ander toponiem voor een nabijgelegen stuk grond). Woning gedateerd "1618" door middel van gravering in de deuromlijsting, poortgebouw gedateerd "1904" door jaarsteen. Voormalig fonciershof van de heerlijkheid Schouteettewalle, een achterleen van Oyghem, een allodiale of vrije heerlijkheid. Voormalige verblijfplaats van de schout van de heerlijkheid.
Achterin gelegen hoeve toegankelijk via een bekiezelde dreef afgezoomd met paardenkastanjes. Aan de Peerstalstraat een kapel binnen een perk. Hoeve bestaande uit losse, vrijstaande bestanddelen, namelijk een boerenwoning op een hoge terp, twee stallen en een poortgebouw in een gesloten opstelling rondom een met gras begroeid erf met rondgaand grindpad en een boomgaard.
De eerste officiële vermelding van de hoeve gebeurt in een pachtbrief van 1444 "'t Goed Schoutetenwalle metter huusinghe daer up staende (...)". Op een kaart van 1639 is de hoeve afgebeeld als woonhuis binnen een ronde omwalling, daarbuiten een neerhof binnen een rechthoekige omwalling en aansluitend een dreef. Een schets van 1645 toont de boerenwoning binnen een ronde omwalling met daarover een poortgebouw en brug met daarbuiten een rechthoekige omwalling met poortgebouw aan de oostzijde. De site is aangeduid als "’t goed schoutteet". Een pachtcontract van 1724 omschrijft het toenmalige gebouwenbestand als volgt: "het huys, de groote schuere, de cleene schuere ofte schapestal, het waeghenhuys, het hovenbuer, het wortelcot". Het primitief kadasterplan (circa 1829) toont de boerenwoning binnen een onregelmatige omwalling met twee grote en een klein landgebouw en een bakhuis ten oosten hiervan. De bouw van het poortgebouw en de landgebouwen is niet geregistreerd door het kadaster. Volgens de Mutatieschetsen zouden alle gebouwen dateren van vóór 1829 (primitief kadasterplan). De literatuur en de bouwkenmerken spreken dit echter tegen: vanaf 1904 krijgen de pachters de toestemming om de hoeve op te knappen, wat dan ook onmiddellijk gebeurt: naar verluidt worden de stal, de schuur en het poortgebouw gebouwd en wordt de omwalling aan de voorzijde van de boerenwoning gedempt. De oorspronkelijke bedoeling was ook de boerenwoning te herbouwen maar dat is nooit uitgevoerd. Op een foto van 1945 is de boerenwoning nog te zien met een strodak en een dakoverstek van twee rijen Vlaamse dakpannen. Rechts voor de hoeve bevindt zich een lindeboom met daarin een keperboogvormige boomkapelletje met Mariabeeld. Een andere foto van voor 1965 toont de achterzijde van de boerenwoning met het verlengde dakschild volledig met dakpannen bedekt. In 1965 wordt in het kader van de ruilverkaveling de achterliggende kronkelende Ringbeek rechtgetrokken waardoor ze iets verder van de hoeve komt te liggen. Ook alle begroeiing wordt hierbij verwijderd. In 1976 wordt het strodak vervangen door dakpannen.
Ten westen van het erf, boerenwoning, gelegen op een terp binnen een halfronde omwalling. Eénlagig gebouw van zes traveeën onder een licht geknikt zadeldak (rode en grijze Vlaamse pannen) voorzien van aandaken en een brede dakoverstek op uitgelengde klossen. Aan de achterzijde is het dakvlak verlengd met een sleepdak. Rechts een lager volume van één travee onder lessenaarsdak (rode Vlaamse pannen). Zijgevels uitgewerkt als tuitgevels. Wit geschilderde baksteenbouw boven licht uitspringende, zwarte plint. Erfgevel met bewaarde houten deuromlijsting opgebouwd uit twee stijlen en een kopbalk. Opvallend zijn de bewaarde kop van een ankerbalk en een aantal niet gebruikte gaten, mogelijk verwijzend naar oorspronkelijke vakwerkbouw. In de kopbalk is een kruis en een datering "1618" gegraveerd. Strokendeur verdeeld in boven- en onderdeur opgehangen aan oorspronkelijke smeedijzeren hang- en sluitwerk. Onderdorpel opgebouwd uit verticaal geplaatste rode terracottategels onder een blauwe hardstenen dorpel. Drie bewaarde groen geschilderde houten bolkozijnen die zijn vergaard door middel van houten deuvels. De kozijnen waren oorspronkelijk voorzien van overhoeks geplaatste houten, vierkante dievenstaven wat nu nog te zien is in de dagkanten. Daaraan zijn via smeedijzeren duimgehengen, bewaarde groen en wit geschilderde luiken elk met een schuifgrendel bevestigd. Het paar luiken in de rechtse travee is voorzien van twee ovalen kijkgaten. In twee vensters bevinden zich ramen met kleine roedeverdeling. In de twee linkertraveeën twee grotere vensteropeningen met houten kruiskozijnconstructie en vernieuwde ramen met kleine roedeverdeling. Achtergevel met aangepaste rechthoekige muuropeningen en vernieuwd houtwerk. In rechter zijgevel twee rechthoekige vensters met vernieuwde ramen. Interieur met behouden maar deels omkaste moer- en kinderbalken, kamerbrede haard met behouden schouwbalk en spinde aan de linkerzijde. Onderdorpels van deuropeningen uitgevoerd in grijs gesmoorde klompjes. Oorspronkelijk rode terracottategels van opkamer hergebruikt als stoep aan de voordeur. Kelder met behouden tongewelf.
Ten zuiden van de boerenwoning, twee aardappelkelders volledig ingewerkt in de terp.
Ten noorden van het erf, schuur met geïncorporeerde stal. Verankerde, rode baksteenbouw van zes traveeën (schuur) en acht traveeën (stal en garage) onder zadeldak (rode, mechanische pannen). Twee linker traveeën nu verbouwd tot garage. Twee segmentbogige dwarsdoorritten met één behouden opgeklampte groen geschilderde poort. Vijf stalvensters onder segmentbogige strek.
Ten zuiden van het erf, stal met geïncorporeerd wagenhuis. Verankerde rode baksteenbouw van vijftien traveeën (stal) en drie traveeën (wagenhuis) en één bouwlaag onder een licht geknikt zadeldak (rode, mechanische pannen) met brede dakoverstek op uitgelengde klossen. Twee dakkapellen met beluikte laadopening. Oostgevel van wagenhuis uitgewerkt als tuitgevel met drie rondboogvelden waarin openingen onder houten latei. Erfgevel met vier staldeuren en elf stalvensters onder een segmentbogige strek. Bewaarde groen geschilderde opgeklampte staldeuren. In westelijke zijgevel een groot rondboogvenster, bewaard raam met grote roedeverdeling en waaiervormige geleding van het bovenlicht. Rechts recente lage aanbouw (garage) van één travee onder een lessenaarsdak (rode, mechanische pannen).
Ten oosten van het erf, poortgebouw met geïncorporeerde stal (zuid) en schuur (noord). Verankerde rode baksteenbouw van acht traveeën onder een zadeldak (rode, mechanische pannen) met aan de erfzijde een brede dakoverstek op uitgelengde klossen. Twee centrale traveeën met twee korfbogige doorritten aan dreefzijde als risaliet uitgewerkt: licht uitspringend en onder getrapte verhoging met ezelsrug en drie vierkante bekroningen onder blauwe hardstenen piramide-ornamenten. Gebruik van gele baksteen voor hoekkettingen, poortomlijsting, horizontale banden en ezelsrug; blauwe hardsteen als basis van poortomlijsting en voor centrale jaarsteen "1904". Daaronder een houten naambord "SCHAUTEWALLE". Geblokte tandlijst onder gootlijst. Doorrit overkluisd door troggewelfjes. Stal met rechthoekige stalvensters aan dreefzijde en aangepaste muuropeningen onder betonnen latei aan erfzijde.
Bron: GILTÉ S. & BAERT S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Wingene, Deelgemeente Zwevezele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL43, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Baert, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Gilté S. & Baert S. 2009: Hoeve Schauttewalle of Meulendam en erfbeplanting [online], https://id.erfgoed.net/teksten/126913 (geraadpleegd op ).