erfgoedobject

Regiegebouw van de steenkoolmijn

bouwkundig element
ID
205811
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205811

Juridische gevolgen

Beschrijving

De geschiedenis van de Eisdense mijn begint in 1907, wanneer de Société Anonyme de Charbonnages de Limbourg-Meuse gesticht wordt. Vanaf haar oprichting begint de zetel zoveel mogelijk heidegrond te kopen in de gemeentes Eisden en Lanklaar. Na enkele jaren wordt een nieuwe locatie gekozen voor de zetel. Oorspronkelijk zou de mijn in het zuidoosten van de cité ingeplant worden. Dit verklaart overigens waarom hier de eerste directieburelen (1910-1912) en de villa voor de directeur-gérant terug te vinden zijn.

Voor de definitieve start van de productie in 1922, bouwde de mijn verschillende voorzieningen verspreid over haar eigendom. In 1911 begint de mijn op de huidige locatie met de bouw van een elektrische centrale en een eerste dienstgebouw in een prestigieuze eclectische architectuur. In de jaren twintig volgde echter een snelle consolidatie van de industriële nederzetting. Aan het eind van het decennium was het mijnterrein uitgebouwd met de nodige schachten, een badgebouw, een kolenwasserij, een elektrische centrale, meerdere ateliers en ook kantoren. Het oorspronkelijke kantoor aan een ander uiteinde van het terrein werd ontruimd en omgebouwd tot logementshuis.

De grote bloeitijd van de Limburgse mijnen kwam er pas na de Tweede Wereldoorlog. De periode tussen 1947 en 1951 ging de geschiedenis in als de Kolenslag. In 1955 bereikte de mijn van Eisden haar maximale tewerkstelling, in 1957 haar maximale productie. In 1958 stort de steenkoolmarkt in elkaar, toen goedkope olie Europa overspoelde. In 1966 wordt de mijn van Zwartberg gesloten. De mijn van Eisden bleef in productie tot 1987.

De mijncités

In 1911 begon men met de bouw van de Eisdense mijncités. Om een rijke bodembegroeiing toe te laten, liet de NV de zandige oppervlakte bedekken met een laag vruchtbare grond. De maatschappij zorgde voor de bouw van 50 tweewoonsten. Deze woningen zullen de kern vormen van de latere cité. De eerste bewoners waren meestal Waalse arbeiders. Het aannemersbedrijf dat de tweewoonsten bouwt, zorgt ook voor de bouw van de directeurswoning (1912), een drietal ingenieurswoningen (1913) en een tweewoonst voor bedienden. De directeurswoning ligt onderaan langs de Koninginnenlaan, tegenover het toenmalige gekozen mijnterrein. Het Kasteeltje, zoals het in de volksmond heet, ligt middenin een domein van 5 hectare, met afwisselend tuinen en parken. In 1969 wordt het complex verkocht aan de gemeente Eisden. Aan de overkant van de Koninginnenlaan liggen de oude burelen, het eerste mijngebouw uit 1911-1912, op de oorspronkelijk geplande locatie van de koolmijn. Ze behouden deze functie tot het begin van de jaren dertig, dan worden het appartementen voor arbeiders, een logementshuis en een centrum voor culturele activiteiten. De gemeente heeft het pand inmiddels aangekocht, gerestaureerd en omgevormd tot OCMW bejaardentehuis en opvanghuis voor daklozen. In 1919 worden een aantal vier- en zeswoonsten opgetrokken, waaronder enkele van het Mulhousetype.

In 1928 is, op het centrale kerkplein na, de eerste cité grotendeels volgebouwd. De wijk kan als zelfstandig dorp functioneren, met een rijkswachtbrigade, bakkerij, slagerij, warenhuis, voorlopige school en kapel. Anders dan de overige mijnzetels voorziet Eisden geen ziekenhuis op de cité. Wel koopt de mijnmaatschappij in 1920 het nabijgelegen kasteeldomein Vilain XIIII in Leut aan. In 1956 wordt er nog een nieuwe vleugel aangebouwd, met onder andere de kraamkliniek.

In 1923 begint de mijn met de uitbouw van het echte dienstencentrum voor de mijncité, rond het latere kerkplein. Men start met de bouw van de jongensschool. De meisjesschool is in 1934 voltooid, het bijbehorende klooster in 1940. De Sint-Barbarakerk kan in 1936 ingezegend worden. Aan de overkant van het centrumplein wordt een gelijkaardig volume van gebouwen voorzien als langs de oostkant (zie later in het dossier). Het Regiegebouw is de aanzet en tegelijk de enige realisatie. Het is tevens het enige gebouw dat de mijnmaatschappij na de Tweede Wereldoorlog bouwde. De plannen voor het casino, het postgebouw, het restaurant, de feestzaal, de sportaccomodatie en een kiosk blijven in de lade liggen. In 1936 worden ten zuidwesten van de mijnzetel nog eens 100 arbeiderswoningen en 20 woningen voor bedienden afgewerkt.

In de jaren 1947-1949 wordt ten zuiden van de oude cité de cité van Vucht uitgebouwd. Ze was afgescheiden van de eerste cité door het spoorwegdepot. De plannen dateerden uit 1929. De wijk vervangt de barakken uit de Tweede Wereldoorlog langs de Zuidwillemsvaart en vangt de Italiaanse mijnwerkers tijdens de kolenslag op.

Begin jaren ’50 ontwikkelt de bouwmaatschappij van de mijn, Foyer de Mineur, tenslotte nog een derde, zuidelijke mijncité, de zogenaamde cité van Mechelen aan de Maas.

Na 1967 kwam er een einde aan het patriarchale systeem waarbij de maatschappij alles in haar bezit had. Deze eigendomsstructuur was reeds lang voorbijgestreefd en ook financieel niet langer houdbaar. Wegen en openbare gebouwen werden eigendom van de gemeente. Voor de woningen zocht men naar andere oplossingen. Een deel werd verkocht aan kandidaat-kopers, meestal de huurders. De woningen die door actieve mijnwerkers werden bewoond, werd aan de NV Kempische Steenkoolmijnen verhuurd. Na 1967 bezat de mijnzetel dus geen woningen meer. Er was wel een systeem van onderverhuren in werking gesteld.

Het Regiegebouw

Historiek

Met de bouw van het Regiegebouw werd gestart in 1948. Het is het enige publieke gebouw dat de mijnmaatschappij bouwde na de Tweede Wereldoorlog. In 1958 breekt de kolencrisis uit. Als gevolg hiervan werden de overige geplande gebouwen aan het plein niet meer gebouwd. De architect van het gebouw is niet gekend.

Op de locatie van het Regiegebouw bevond zich voordien de Schuur. Deze hangar deed dienst als opslagplaats, als feestzaal, als verdeelcentrum,… De Regie was toen nog ondergebracht in een omgebouwde tweewoonst in de cité. In 1948 wordt dan gestart met de huidige gebouwen.

Het Regiegebouw deed dienst als administratief centrum en opslagplaats van de technische diensten van de mijn voor de cité. Op de oorspronkelijke grondplannen staan de functies aangeduid. De noordoostelijke zijde was in gebruik als administratief centrum. Een gedeelte was ook ingericht voor de voetbalclub Patro Eisden (douches, kleedkamers,…). Vanuit het Regiegebouw had men immers een directe toegang tot de achtergelegen voetbalvelden. De westelijke zijde, rondom de binnenkoer was ingericht als technische dienst. Hier werden materialen gestapeld die nodig waren voor onderhoud en herstellingen in de cité. De arbeiders die deze werken uitvoerden hadden hier hun refter en kleedruimtes.

Na de overname van de gebouwen door de gemeente werd een gedeelte aangepast aan het nieuwe gebruik als school. De noordelijke stapelplaats, voordien een overdekte ruimte met open rondbogen, werd dichtgemaakt tot klaslokaal. Een aantal lokalen werden ook aangepast tot naai- en confectieateliers.

In de noordoostelijke vleugel werden de douches verwijderd. De lokalen werden in gebruik genomen door de jeugdbeweging

Beschrijving

Het regiegebouw is een rood geschilderd bakstenen complex met spouwmuren, op een donkere bakstenen sokkel en onder gecombineerde schild- en zadeldaken (rode Vlaamse pannen), die onderaan naar buiten zijn geknikt. De gevels worden door enkele en dubbele overhoekse muizentanden afgelijnd.

De stijl van het complex oogt traditioneel en is verwant aan de voor Limburg kenmerkende 17de-eeuwse Maasstijl, zoals onder meer aanwezig in het stadhuis van Peer en ettelijke stadswoningen van Maaseik met karakteristieke krulgevels.

De straatzijdevleugel, die aan de rechterkant oorspronkelijk langer was bedacht, getuige de uitstekende bakstenen, bestaat uit twee even hoge rechthoekige volumes met centrale inkompartij met een korfboogvormige poort onder een bedaking van rode tichels. Deze poort wordt rechts geflankeerd door een rechthoekige deur. Het linkervolume telt tien traveeën en anderhalve bouwlaag, terwijl het rechtergedeelte ook tien traveeën omvat maar slechts één enkele bouwlaag. Dit rechtervolume wordt getypeerd door twee klokvormige gevelbekroningen in de derde en zevende travee, met ingeschreven rondbogige dakvensters. De zevende travee wordt verder gemarkeerd door een door twee halfronde hardstenen treden voorafgegane, rondbogige deuropening in aan de sokkel analoge bakstenen omlijsting, met aanzetstenen, trapezoïdale sluitsteen en druiplijst. Het houtwerk van de deur bleef behouden. Hierboven prijkt op een gevelsteen de inscriptie: REGIE, verwijzend naar de functie van het gebouw. De rechterzijpuntgevel vertoont een recente rechthoekige deuropening.

Het merendeel van de vensters van het complex zijn rechthoekig en voorzien van hardstenen lekdrempels, ijzeren roedeverdelingen met kleine ruiten en vooruitspringende vlakke bakstenen omlijstingen.

Achter deze straatzijdevleugel liggen drie gelijkaardige, doch lagere vleugels – twee haakse en een parallelle - rond een binnenkoer en in een gesloten configuratie. Ook hier komen rechthoekige en rondbogige muuropeningen voor in gelijkaardige omlijstingen. De haakse linkervleugel telt aan de buitenzijde twaalf brede vensters, de haakse rechtervleugel omvat daarentegen 21 traveeën.

De achterin en parallel aan de Kastanjelaan gelegen vleugel, een voormalige opslagplaats voor materiaal, was aanvankelijk aan de erfzijde een rondboogarcade, die in een latere fase met ramen werd gesloten. De witgeschilderde achtergevel van deze voormalige opslagplaats is blind. Rechts van deze achtervleugel en in de as van de inkompoort geeft een tuinpoortje toegang tot het achteraan gelegen terrein.

In het eenvoudige en functionele interieur met rechthoekige kamers bleven de houten binnendeuren bewaard, alsook de vlakke bepleisterde zolderingen en het merendeel van de polychrome cementtegelvloeren, die soms marmer of granito imiteren. In de wasplaats, links aan straatzijde, bleven de originele wasbekkens behouden, met de voor die tijd typische beige geglazuurde tegels.

Ruimtelijke context

Het Regiegebouw is gelegen aan het centrale plein in de cité, op de hoek gevormd door de Kastanjelaan en de Marie Joséelaan. De geplande constructies langs de noordwestelijke zijde van het plein werden nooit gerealiseerd. Dit resulteerde in een eerder bizarre context, waarbij de noordwestelijke zijde werd ingevuld met een aantal nieuwbouwvilla’s uit de jaren ’70 en ’80. Deze panden hebben geen enkele band met de architectuur van de mijncité.

Een duidelijke getuige van het onafgewerkte karakter van het plein treffen we aan in de noordoostelijke gevel van de Regiegebouwen: overal zijn de aanzetten zichtbaar waar in de volgende fase het postkantoor zou worden aangebouwd.

De Sint-Barabarakerk domineert het plein. Langs de noordelijke zijde bevindt zich de pastorie, langs de zuidoostelijke zijde de Jongensschool en het Casino, verder naar het zuidwesten bevinden zich de Meisjesschool en het klooster. Luchtfoto’s geven een duidelijk beeld van het plein met de kerk en de verscheidene gebouwen met openbare functies.

  • BEYEN L. (1996) Eisden-Tuinwijk. Een industrieel-archeologisch onderzoek, onuitgegeven licentiaatsverhandeling aan de KU Leuven, Leuven.
  • DE MEULDER B., DERCON B., HEYEN H., LOECKX A. & WILLEMSENS C. (1991) Geschiedenis op zoek naar een waardig vervolg. Studie van de mijnnederzettingen in Waterschei, Winterslag en Eisden (Monumentendossiers 3), Brussel.
  • NELISSEN N. (2006) Hart voor architectuur in Europa. Een ‘kleine tocht’ door de geschiedenis, Nijmegen. Hoofdstuk Arbeidsarchitectuur: de tijnwijk van Eisden. Redding van een mijnwerkerskolonie, p 78-85.
  • PHAI – Studiecentrum voor volkswoningbouw – Werkgroep de Cité (1982) Volkswoningbouw, de tuinwijkgedachte, Hasselt.
  • S.N., Een eeuw steenkool in Vlaanderen. Mijnpatrimonium Scharniernota 2001, Brussel
  • VAN DOORSLAER B. (2002) Koolputterserfgoed. Een bovengrondse toekomst voor een ondergronds verleden, Hasselt.
  • VANDEBERGH L. (1979) De architectuur van de Limburgse steenkoolmijnen, onuitgegeven eindverhandeling PHAI, Hasselt.

Bron: Beschermingsdossier DL002575 (2009)
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Steenkoolmijn van Eisden

  • Is deel van
    Steenkoolmijn van Eisden: Tuinwijk Eisden-Mijn


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Regiegebouw van de steenkoolmijn [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205811 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.