Teksten van Duinpaviljoentje

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205976

Duinpaviljoen ()

Duinpaviljoen, "vierwindenhuisje", "Crépuscule", "Champignon", "pavillon-abri" of "Spioenkop" genoemd. Gelijkaardige paviljoentjes in Duinbergen, Oostende en De Panne zijn verdwenen. De paviljoentjes ontstaan in het begin van de 20ste eeuw met het opkomende kusttoerisme en dienen als rustplaats en/of als uitkijkpost op de omgeving (Wenduine). Ze worden opgetrokken als hutvormige gebouwtjes bestaande uit een open constructie met houten onderbouw onder een rieten dakje met stompe, kegelvormige spits. Voortgaande op oude foto's werd het rieten dakje in De Haan later vervangen door daktegels. Na de vernieling tijdens de Tweede Wereldoorlog worden ze herbouwd. De oorspronkelijke typologie wordt hernomen maar uitgevoerd als betonconstructie met vensteropeningen en bakstenen invulling, witbeschilderd onder roodbeschilderd tentdak.

Gelegen op een hoogte in de duinen tussen de Driftweg en de Koninklijke Baan ten westen van het tramstation, ongeveer ter hoogte van de Copmanlaan, toegankelijk via betonnen, bakstenen en geasfalteerde paadjes. Het paviljoen bevind zich in tegenstelling tot de andere niet op een hoogte langs de kustlijn maar meer landinwaarts verscholen tussen het groen. Rustend op een betonnen platform en opengewerkt met vier afgescheiden zitruimtes bestaande uit groenbeschilderde, houten wanden bestaande uit planken. Achtzijdig betonnen tentdak met stompe spits. Recentere houten zitbanken op metalen onderbouw.

  • Onroerend Erfgoed - Afdeling West-Vlaanderen, Archiefnummer W/02211.

Auteurs:  Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van Vlaenderen P. 2012: Duinpaviljoentje [online], https://id.erfgoed.net/teksten/140798 (geraadpleegd op ).


Duinpaviljoen ()

Dit duinpaviljoentje is een illustratie van een pittoreske vorm van vrijetijdsarchitectuur, in oorsprong opgericht in het begin van de 20ste eeuw en herbouwd na de Tweede Wereldoorlog. Het speelt in op de comforteisen van het toenemend aantal vakantiegangers aan de kust.

Tevens is het een representatief voorbeeld van eenvoudige, doch efficiënte en functionele publieke infrastructuur, met name een hutvormig, open paviljoentje met een constructie die langs alle zijden tegen de wind beschut, vandaar ook gekend als "vierwindenhuisje", en tevens een weids panorama biedt op het kust- en achterliggende polderlandschap.

Het is een herkenbaar voorbeeld van naoorlogse nieuwbouw die zich baseert op de inplanting, bouwtypologie en architecturale kwaliteiten van vroegere toeristische accommodatiegebouwen, meer bepaald de in het begin van de 20ste eeuw opgerichte duinpaviljoentjes, getypeerd door sober en functioneel materiaalgebruik (beton, metselwerk, hout).

De vormgeving en het materiaalgebruik van de begin 20ste-eeuwse paviljoentjes gaan terug op hutvormige gebouwtjes; het betreft open constructies bestaande uit een houten onderbouw met rechthoekige vensteropeningen en overkapt door een rieten dakje met stompe, kegelvormige spits. Na de vernielingen van de Tweede Wereldoorlog worden spontaan fondsen bijeengebracht om de Belgische Staat, eigenaar van de duingronden, de paviljoentjes te laten herbouwen. Net als bij de overige toeristische accommodatiegebouwen aan de kust baseert men zich op de oorspronkelijke bouwtypologie. De nieuwe constructie wordt evenwel uitgevoerd als een betonconstructie met vensteropeningen en bakstenen invulling, veelal witgeschilderd onder roodgeschilderd tentdak.

De onderbouw bestaat uit een cirkelvormige betonnen onderbouw, omgeven door een bakstenen omranding en dito onderbouw. Het opengewerkte paviljoen heeft vier afgescheiden zitruimten; constructie bestaande uit een betonskelet met bakstenen (invul)metselwerk met een groengeschilderde houten beplanking. Het geheel wordt afgedekt door een breed overkragend, roodgeschilderd betonnen tentdak met stompe spits. Oorspronkelijk zijn de muren voorzien van rechthoekige vensteropeningen boven de zitbanken, thans gedicht omwille van de herhaaldelijke vernielingen. Recentere houten zitbanken op onderbouw op metalen constructie.

  • BALLEGEER J., VANDENBERGHE E., Tussen Noord-Ee en Noordzee in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1978, nummers 19, 50, 54, 115.
  • BERNDSEN J.; SAAL P., SPANGENBERG F., Met zicht op zee. Tweehonderd jaar bouwen aan badplaatsen in Nederland, België en Duitsland, 's Gravenhage, 1985.
  • BOTERBERGHE R., Geschiedenis van de landelijke parochies Klemskerke-Vlissegem en van de badplaats De Haan, De Haan, 2000.
  • CONSTANDT M., 100 jaar toerisme. Een eeuw vakantie in West-Vlaanderen, Tielt, 1986.
  • DEVENT G., De Oostkust van toen, van Knokke tot Bredene, Brugge, 1988.
  • DEVENT G., De Westkust van toen, van De Panne tot Middelkerke, Brugge, 1982.
  • DEVENT G., Zee en duinen. Kusttoerisme in de 19de eeuw, Brugge, 1991.
  • GOBYN R. (red.), Te kust en te kuur. Badplaatsen en Kuuroorden in België, 16de - 20ste eeuw, Brussel, 1987, p. 274, 276-277, 288-289, 302-303.
  • HENNON J., Wenduine, Dorpsbeelden uit het verleden, deel 1, Wenduine, 1993, p. 15-16.
  • JETTE J., Le littoral Belge - De Belgische kust "La Belle Epoque", Brugge, s.d., p. 261-263.
  • Le littoral. Breedene-sur-Mer (lez-Ostende). Une nouvelle station balnéaire aux limites est d'Ostende, s.l., s.d., p. 16.
  • LEPEER E., Vin Dune an de Zee, Wenduine, 1974, p. 122, 222-233.
  • MOUTON R.; WAUTERS B., Archiefbeelden Wenduine Memoires van een Prinses, Gloucestershire, 2004, p. 85-87.
  • VANDENBERGHE E.; CLAEYS G.; DE WISPELAERE Y., De Haan : van gehucht tot elegante badplaats, deel 1, s.l., 1996, p. 5.
  • WELVAERT F., Toerisme : verschijnsel in tijd en ruimte, in : WELVAERT F. (red.), 2000 jaar Zwinstreek, Knokke, 1985, p. 68-80.

Bron: Beschermingsdossier DW002430
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2009: Duinpaviljoentje [online], https://id.erfgoed.net/teksten/127460 (geraadpleegd op ).