Huizenrij samengesteld uit een op geknikte rooilijn ingeplante oude kern die aan weerszijden begrensd wordt door een in 1900 opgetrokken tijdstyperende doorsnee-bebouwing van drie bouwlagen onder zadeldaken, gekenmerkt door bakstenen voorgevels met contrasterende verwerking van blauwe hardsteen, gele en gesinterde baksteen, witte natuursteen en cementbepleistering voor muurbanden, ontlastingsbogen, lekdrempels en diamantkoppen, verder met gevarieerde vensterordonnantie, I-balken op de begane grond en in nummer 160 nog bewaarde houten kroonlijst met modillons en drop.

Het middenpand, dat minstens opklimt tot de 17de eeuw, vormt een combinatie van een breed- en diephuis onder schild- en zadeldak en is toegankelijk via nummer 154. Twee bouwlagen en vier traveeën, met verankerde voorgevel aan de straat gecementeerd met schijnvoegen boven een hardstenen plint en voorzien van aangepaste rechthoekige vensters: op de bovenverdieping in geriemde omlijsting met siersluitsteen; op de begane grond in de laatste twee traveeën met houten bovendorpel, het vierde venster verbreed sinds 1900. Deels zichtbare achter- en zijgevels: het diephuis met een verankerde bakstenen achterpuntgevel met aandak, vlechtingen, schouderstukken met dekplaten en zandstenen kraagstenen en in twee traveeën geopend door rechthoekige bovenvensters en vierkante luikvensters in zandstenen omlijsting; de wit beschilderde zijgevels met aangepaste rechthoekige vensters ten noorden, steigergaten en later rondboogvenster met typische roedeverdeling ten zuiden; achtergevel van breedhuis eveneens wit beschilderd. In het verlengde van het diephuis, één bouwlaag hoge latere(?) baksteenconstructie onder zadeldak met Vlaamse pannen.