In 1921 door L. Corthouts ontworpen woon-/ handelspand van drie bouwlagen onder een zadeldak, met een smalle deur- en een brede venstertravee, en een tweeledige pui in blauwe hardsteen onder een bovenbouw in bak- en zandkalksteen.

De gevel heeft op de begane grond een privé-toegang naast een korfboogvormige muuropening waarin de ingang tot de handelsruimte en een drielicht met glas in lood, rechthoekige vensters met een pseudo-erker in de tweede, en rondboogvensters in de derde bouwlaag. De gevel met predominante neoclassicistische inslag wordt getypeerd door de oplopende pilasters aan weerszijden van de brede venstertravee, door het erkervormig drielicht - gescheiden door pilasters met gegroefde basis en geringde schacht en met halfrond balkon tussen Franse balkons -, door de empire-getinte rondboogvensters met omlopende booglijst, siersluitsteen en doorgetrokken lekdrempels, en door de houten kroonlijst op klossen. Met uitzondering van het invullend schrijnwerk in de korfboog, bleef het oorspronkelijke schrijnwerk van deur en vensters bewaard.