Tijdens het eerste decennium van de 20ste eeuw tot stand gekomen arbeidershuisvesting, bestaande uit eenvoudige rijhuisjes van doorgaans twee bouwlagen en twee traveeën onder pannen zadeldaken. Repetitieve opeenvolging van lijstgevels van roodbruine baksteen op hardstenen plinten, slechts versierd door middel van witte, gesinterde en geglazuurde baksteentjes of witte natuursteen voor muurbanden en ontlastingsbogen, en afgelijnd door houten kroonlijsten.
De begane grond is steeds voorzien van rechthoekige deur- en vensteropeningen met hardstenen platbandomlijstingen, de verdieping van steekboogvormige (blind)vensters. Vaak is de dakverdieping uitgewerkt als mansardedak met dakvensters (nummers 306-312, 338-344), als mezzanino met rechthoekige venstertjes onder metalen lateien (nummers 314-316, 322-324, 328) of als hoger opgetrokken trapgevel (nummers 306-308 en 354), lijstgevel (nummers 320, 326) of tuitgevel (nummers 336, 346).
De nummers 306-316, en 320-354 werden in opdracht van de Société Anonyme pour la Construction des Maisons Ouvrières door Th. Van Dormael gebouwd in de periode 1902-1910.
Het nummer 330 is een diephuis besloten door een trapgevel op kraagsteentjes, bekroond door een haakse pinakel.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)