Rijwoning uit het begin van de 20ste eeuw, ontworpen als een enkelhuis van drie bouwlagen, met drie traveeën op de begane grond, één travee in de bovenbouw en een zadeldak dat in 1931 met een mansarde werd uitgebreid.

De lijstgevel in rode baksteen, horizontaal geleed door de hardstenen plint met keldermonden en witte baksteenbanden, wordt gekenmerkt door steekboogvormige muuropeningen die in de bovenbouw uitgewerkt zijn als drielichten met balkon en gevat zijn in een steekboogvormig spaarveld op geprofileerde consoles van blauwe hardsteen.