Onderzoek zou erop wijzen dat de oorsprong van de brouwerijen Artois dient gezocht te worden in de 14de eeuw. Een hertogelijk cijnsboek vermeldt in 1366 het bestaan van een huis "Den Horen". Het was gelegen in het "Leen van den Horen": het jachtdomein aan de voet van de Keizersberg, de residentie van de Graven van Leuven. Van een brouwerij "den Horen" in de Mechelsestraat - bakermat van het latere brouwerijencomplex Artois - is er in archiefteksten minstens sprake vanaf begin 16de eeuw. Gesitueerd in de huizenrij tussen Penitentienenstraat en Dijle (zie straatinleiding Mechelsestraat) werd deze brouwerij in 1717 opgekocht door Sebastiaan Artois - telg van een uit Herent afkomstige familie - en in 1778 herbouwd door diens zoon Adrianus.
Na Adrianus' dood werd in 1785 een familiale vennootschap opgericht: onder het leiderschap van Leonardus Artois werden eerst aan de Vaartkom in 1787 de brouwerij de "Franse Kroon" en 1793 de brouwerij "Prins Karel" opgekocht - beide gesitueerd aan weerszij van de vroegere "Plasschaertgang" -, en vervolgens in 1798 in de Mechelsestraat het Penitentienenklooster, gelegen vlakbij de Horen. Vanuit deze twee kernen zouden de erfgenamen de Artoisbrouwerij tijdens de twee volgende eeuwen verbouwen en uitbreiden tot een indrukwekkend gebouwenbestand in het gebied Mechelsestraat (zie straatinleiding en nummers 177, 179-185 en 201-203A), de zone Vaartkom-Sluisstraat-Vaartstraat en Burchtstraat-Glasblazerijstraat. Door vernieuwende fabricatiemethoden en productieprocessen en een gerichte expansiepolitiek (onder meer door verwerving van "La Vignette" en "Van Tilt" in de Mechelsestraat) groeide dit bedrijf uit van een kleinschalige familiebrouwerij tot de grootschalige vestiging "NV Brouwerijen Artois" en, na de laatste fusies en overnames, tot "Interbrew" (1987) en heden "InBev" (2004): een internationaal bierconcern met hoofdzetel te Leuven.
De recentste ontwikkelingen en herstructureringen gingen enerzijds gepaard met sloop van een aantal Artoisgebouwen, anderzijds de inplanting van nieuwe bedrijfsgebouwen: onder meer in de beginjaren 1990 de oprichting van een nieuw, zichtbepalend brouwerijcomplex (architecten ingenieursbureau G. Derveaux nv) aan de Vuurkruisenlaan en in de beginjaren 2000 in het gebied Tweewaters (tussen Vaartkom, Dijle en het Joanna-Maria Artoisplein) de bouw van een internationaal hoofdkantoor en een onderzoekscentrum (TV Modulo architects - Poponcini & Lootens).
Het oude gebouwenpatrimonium van de "brouwerijen Artois" - intussen grotendeels ontruimd en waarvoor momenteel een gedeeltelijke herbestemming wordt onderzocht - reflecteert een tijdstyperende functionele industriearchitectuur gaande van de beginjaren 1900 tot circa 1975: hierbinnen getuigen een aantal gebouwen duidelijk van een uitgesproken "moderne" bedrijfsarchitectuur. Naast opschriften verwijzen de frequent voorkomende naamletters "ARTOIS" en de uitbeeldingen van een hoorn (de initiële huisnaam van het bedrijf) en een ster (refererend aan het in 1926 geïntroduceerde, alom bekende bier met lage gisting "Stella") naar ontstaan en evolutie van deze Leuvense bierproducent.
Van de inplantingen aan de Vaartkom maken de in kern oudst gedateerde gebouwen op de hoeken met de Sluisstraat - namelijk de machinekamer, CO2-zaal, aansluitende fermentatiegebouwen en de ertegenover liggende brouwerijzalen - deel uit van de brouwerij voor bieren met lage gisting, de nieuwe zogenaamde Hoorn. De aan het voorplein gelegen en uit het interbellum daterende "guillotine"-poort en achterliggende watertoren vormen de overgang tussen dit brouwerijgedeelte en de ernaast, vlak na de Tweede Wereldoorlog opgetrokken imposante brouwerij voor bieren met hoge gisting, nu genaamd de Dijle, en hieraan palend het café "de Lantaarn" (hoek Vaartstraat). Beide brouwerijcomplexen werden in de eerste helft van de 20ste eeuw nog uitgebreid met tijdstyperende en beeldbepalende constructies: onder meer burelen en arbeiderslokalen in de Vaartstraat en ateliergebouwen in de Sluisstraat. Tot de grootschalige inplantingen na 1950 behoren onder meer aan Vaartkom en in het gebied Tweewaters de mouterij, silo’s, eesten en uitbreidingen (1963/1973/1975, architect P. Stevens, studiebureau A. Lipski, Ukkel, architect P.W. Geerts, Wilrijk), tussen Sluisstraat en Mechelsestraat de bottelarijgebouwen (1957/1959, architect P. Stevens) en aan Vaartstraat het complex met feestzalen (1938/1946/1966/1974, architecten A. en P. Stevens, V. Collin) en ertegenover het kantoorgebouw nummer 94 (1966, architect P. Stevens).
Machinehal, CO2-zaal en fermentatiegebouwen aan Vaartkom en Sluisstraat. De machinezaal en de CO2-zaal maken deel uit van een groter geheel dat in kern door architect H. Beyaert (Brussel) in 1891 als nieuwe brouwerij werd opgericht, doch volgens het aangegeven jaartal in het interieur in 1908 blijkbaar grondig werd verbouwd zo niet aangepast(?). Na de oorlogsteisteringen werd het complex volgens plannen van architect P. Stevens in 1947-1948 (in samenwerking met het studiebureau F. Courtois/Brussel) grotendeels heropgebouwd. Constructies van beton en baksteen, met arduinen gevelpartijen en metalen roedeverdeling in de vensters en aan Vaartkom het opschrift: "1675 – IN DEN HOREN – 1948" . Het lagere volume vertoont zijde voorplein een traditionelere vormgeving met lisenen, metselwerkdecor en deels blinde vensters; aan Vaartkomzijde een meer eigentijdse uitwerking met verticale lichtpartijen. Het hoger opgaande hoekvolume van de stokerij vormt, op de smalle verticale lichtstrook en de benedenbouw na, een nagenoeg gesloten opbouw waarachter betonnen kolensilo’s en het liftsysteem schuilgaan. De belendende lagere gevel aan de Sluisstraat (CO2-zaal) is daarentegen opengewerkt door hoge koppelde raampartijen en kreeg een gebogen aflijning. Binnenin vertoont de machinezaal een sierlijke tweeledige kapstructuur met geklonken, licht gebogen vakwerkspanten, een glazen middenkap en opstaande ijzeren verluchtingstroken; voorts bepleisterde wanden met geglazuurde tegelbezetting beneden, betegelde vloer en nog oude machine-uitrusting. De CO2-zaal vertoont een zware structuur met gietijzeren zuilen voorzien van een teerlingenkapiteel en vrij grote troggewelven; ijzeren trap met sierlijke smeedijzeren leuning, leidend naar de estrade; geglazuurde betegeling voor benedenwanden en vloer.
De fermentatiegebouwen aan de Sluisstraat werden fasegewijs opgetrokken in de jaren 1904-1913 naar ontwerp van architect A. Stevens, aanvankelijk met twee bouwlagen en, boven een rusticaplint, rode bakstenen gevels geritmeerd door rondbogige spaarvelden en gesinterde baksteenbanden, per travee met puntgevelbeëindiging en al dan niet een decoratieve pilastergeleding. Van 1929 tot 1934 werden de gebouwen stelselmatig door architect P. Stevens verhoogd onder plat dak, met rondbogige blindvensters en nissen, behalve het hoger opgetrokken volume in de eerste vijf traveeën met een horizontaal vensterregister.
Brouwzalen Artois, Internationaal en Immo aan Sluisstraat/hoek Burchtstraat. De drie brouwzalen vormen één organisch gegroeid volume.
Het Artoisgedeelte, drie traveeën breed aan de Sluisstraat en vijf aan de Burchtstraat, werd in 1922 gebouwd naar ontwerp van aannemer Léon Monnoyer & fils (Brussel) en telde boven de benedenbouw oorspronkelijk slechts twee bouwlagen onder een pseudo-mansardedak. Volgens een bouwvergunning van 1949 werd het gebouw na oorlogsbeschadigingen door architect P. Stevens gerestaureerd en gelijktijdig verhoogd met twee bouwlagen onder plat dak, onderbroken voor een beglaasde constructie (ventilatieruimte). De vroegere "klassieke" vormgeving bleef slechts gedeeltelijk behouden: boven de natuurstenen geboste plint werd de sokkel bezet met vlakke natuursteenplaten in plaats van voorheen imitatiebanden; de grote rondboogvensters bleven ongewijzigd evenals de positionering van de vensters erboven; omlijstingen, metselwerk en decor werden echter vereenvoudigd. De gedeelten Internationaal en Immo werden opgetrokken na de Tweede Wereldoorlog en zijn getypeerd door een uitgepuurde functionele vormgeving: de bouwvergunning voor Immo, eveneens ontworpen door P. Stevens, dateert van 1964.
Structureel bestaat het complex uit een skeletbouw van beton, met toepassing van zware vierendeelliggers waartussen betonnen graansilo’s. In functie van het brouwproces omvat de ruimtelijke opbouw: een gelijkvloerse machinezaal, een brouwzaal op de verdieping erboven en een tremelzaal, maalderij en verdeelzaal voor granen op de volgende drie verdiepingen. In de ingang leidt een dubbele, ovaalvormige marmeren bordestrap met sierlijke ijzeren leuning naar de brouwzaal en machinezaal. De markante brouwzaal met koperen ketel- en kuipinstallatie is ingericht met een decoratieve tegelvloer en deels met faiencetegels beklede wanden waarin een meandermotief is verwerkt. Voorts een functionele binnenafwerking voor de overige zalen, met betonnen vloeren en gekalkte en geschilderde muren.
Op 20 februari 1997 werden de drie gebouwen beschermd als monument, het Artoisgedeelte met inbegrip van de volledige brouwinrichting en toebehoren.
"Guillotine"-poort aan de Vaartkom. Unieke poort van dit soort type, opgetrokken als hoofdtoegang en afsluiting van de brouwerijen Artois, volgens de bouwvergunning van 1936 naar ontwerp van architect J. Vanderveken. Ophaalpoort waarvan de (heden weggenomen) ijzeren poorten gleden in gleuven en op katrollen in betonnen pilasters. Het geheel werd uitgevoerd in art-decostijl, met typerend geometrische vormgeving: op het ontwerp figurerend met onder meer pilasterplinten met blauw en zwart geglazuurde tegelbezetting, decoratief traliewerk voor de poorten en een ijzeren verbindingselement met ingeschreven cirkelmotieven en naam "ARTOIS". Bovenop de middenpijlers bevinden zich koperen en ijzeren lantaarns bekroond door vergulde hoornen.
Watertoren aan de Vaartkom. Ontworpen door architect J. Vanderveken en in 1934 vergund, samen met het gebouw arbeiderslokalen tussen Vaartstraat (nummer 137) en Vaartkom. Beeldbepalende watertoren van het type met gesloten voet (schacht) op vierkant grondplan, met een smaller kuipgedeelte voorzien van een inwendige betonnen kuip.
Een overbouwde doorgang van beton en baksteen, met art-decovormgeving, vormt de overgang: aan de binnenplaats opengewerkt door vensters met overhoekse raampartijen op getrapte consoles en het platform afgezet door een balustrade met mijtervormig ajour.
De vierkante toren speelt op originele wijze in op de art deco door het expressieve contrast van het zichtbare - wit overschilderde - betonskelet en bakstenen metselwerk en de sterk verticale lijnvoering van de lisenen met opwaartse vertandingen en de tussenliggende smalle lichtstroken met metalen roedeverdeling, verder de afwerking van het terras met een gelijkaardig opengewerkte balustrade en bijkomend bolornamenten op de hoeken, en de meerledige accenten en het spiegeldecor ter hoogte van het waterreservoir.
Brouwerij de Dijle aan de Vaartkom. Volgens de bouwvergunningen van 1944 en 1947 door architect P. Stevens heropgebouwd met fermentatiegebouw en silotoren palend aan de Vaartkom en achterin gelegen de brouwzaal met labo, uitgebreid in 1954 (architect J. Maloens).
Toegankelijk via het binnenplein, vrij monumentale constructie met betonskelet en een baksteenparement boven een met blauwe hardsteen bezette begane grond. Functionele architectuur gekenmerkt door een gesloten opbouw aan Vaartkomzijde: het balkvormige volume van het fermentatiegebouw met enkel de benedenbouw opengewerkt door raampartijen en los- en laadopeningen, onder een blinde bovenbouw met lisenenritmiek; de massieve silotoren door een verticale lichtstrook en in contrast hiermee een smal bandraam in de hoogste geleding. In het brouwzaal- en labogedeelte daarentegen hoge raampartijen. Gelijkaardige achtergevels met bijkomend spel van volumes met typerende hoekrondingen.
Annex aan de brouwerij liet Artois in 1946 door P. Stevens in voortgezette stijl, op de hoek met de Vaartstraat en palend vaan de Dijle, het Café "de Lantaarn" oprichten: een betonbouw met baksteenmetselwerk als opvulling en blauwe hardsteen als parement voor de cafépui. De bovenbouw was oorspronkelijk ingedeeld in kamers en kleine appartementen ten bate van de buitenlandse, gespecialiseerde arbeiders die tijdelijk door Artois waren tewerkgesteld.
Ateliergebouwen "WIKS" en de "Smidse" aan Sluisstraat. Lage constructies met skeletstructuur van beton en bakstenen metselwerk, de achtergevels uitziend op de Dijle. Beide werden ontworpen door architect P. Stevens: de "smidse" in 1946 als wederopbouw na de oorlogsteisteringen, het "WIKS"-gebouw in 1950 als overdekking van een ruime koer, met toevoeging van een kistenmakerij. De ateliergebouwen kenmerken zich beide door hun bijzondere ruimtelijke en constructieve kenmerken, de smidse met bijkomend zijn verhoogd glasdak en de WIKS met zijn opmerkelijke dakconstructie met onder meer vierendeelliggers.
Voormalig directiegebouw aan Vaartstraat (nummer 137). Het linkervolume met drie bouwlagen en poortrisaliet met doorgang naar de achterin gelegen binnenplaats dateert van 1924 en werd opgetrokken als bureaugebouw, naar ontwerp van architecten L. Monnoyer en zoon (Brussel). Rechts hiervan werd volgens de bouwvergunning van 1934, samen met de watertoren aan Vaartkom, door architect J. Vanderveken een L-vormig volume met arbeiderslokalen ontworpen, twee bouwlagen hoog, met toegang aan de binnenplaats en gevel met enkel venstertraveeën uitziend op Vaartstraat. Naderhand werd dit gedeelte verhoogd en uitgebreid met onder meer incorporatie van een belendend, neo-Vlaamserenaissance-getint woonhuis (1902, architect A. Devos). In de interbellum-gevelpartijen aan de Vaartstraat, opgetrokken in baksteen met verwerking van blauwe hardsteen en witte natuursteen, overheerst een klassieke vormgeving gecombineerd met art deco stijlkenmerken.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verloove C. & Mondelaers L. 2009: Brouwerijen Artois [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128032 (geraadpleegd op ).
Grote en nog volledig uitgeruste brouwerij die werd geconcipieerd in het interbellum (1923), die met enkele conceptwijzigingen hersteld werd na de Tweede Wereldoorlog (1945).
In 1717 koopt Sebastiaan Artois (1680-1726) een bestaande brouwerij op en geeft ze zijn naam. In 1778 wordt de brouwerij herbouwd. In de daaropvolgende jaren wordt de brouwerij verder uitgebreid. In 1891 worden langs de vaart moderne gebouwen opgericht, ontworpen door architect Henri Beyaert (1823-1904). Ook in het interbellum volgen verdere uitbreidingen. De oude brouwerij bestaat uit 3 delen, die gelijkaardig van opbouw zijn. Elke brouwerij bestaat uit een machinezaal (gelijkvloers), brouwzalen (eerste verdieping), tremelzaal (tweede verdieping), maalderij (derde verdieping) en verdeelzaal granen (vierde verdieping).
A. Brouwzaal Artois. Gebouwd in 1923. Gedeeltelijk heropgericht in 1945 nadat het complex in 1944 door bombardementen zwaar werd beschadigd.
B. De brouwzalen "Internationaal" en "Immo" werden na 1945 opgericht.
C. De aanpassingen die na de tweede wereldoorlog werden uitgevoerd (voornamelijk gevels). Het voornaamste objectief voor 'Artois' om zo snel mogelijk terug in productie te gaan. Omdat het gebouw nog grotendeels overeind stond, werd gekozen voor wederopbouw en niet om over te gaan tot afbraak. Vertrekkend vanaf het gelijkvloers is vast te stellen dat het bovenste gedeelte van de plint in oorsprong gelijnd was en bestond uit afzonderlijke natuursteenblokken met geaccentueerde horizontale voegen. Heden rest alleen nog het onderste gedeelte van deze plint in zwaar gebouchardeerde natuursteen. Het gedeelte erboven is vervangen door gefrijnde natuursteenplaten. Het fries boven deze plint, ter hoogte van de dorpels van de ramen van de eerste verdieping is authentiek. De vormgeving van de gevel van de eerste verdieping is nog authentiek te noemen. De boogvormige ramen zijn ongewijzigd met uitzondering van de vormgeving van het buitenschrijnwerk. De meeste opmerkelijke geveltransformaties beginnen vanaf de tweede verdieping. Vermoedelijk waren de beschadigingen vanaf de derde verdieping zo ernstig dat er beslist werd om de gevel vanaf verdieping twee volledig herop te bouwen. Het verticaliserend element, waar zich de kolommen achter bevinden, is gebleven met uitzondering van de witsteen-accenten die deze constructie bekroonde. De ramen zijn nu voorzien van een omranding in witte steen of wit beton. In oorsprong ontbrak dit en werd door gebruik te maken van siermetselwerk een omranding gesuggereerd. De kapconstructie is volledig verwijderd en vervangen door een vierde verdieping, afgedekt met een plat dak. De constructie die de verluchtingsopeningen bevat (5de en 6de verdieping) is geïntegreerd in het nieuwe concept. Deze aanpassingen hebben er toe geleid dat men aan de onderzijde een gebouw heeft uit de jaren '20 en aan de bovenzijde een uitzicht krijgt van de jaren '50. Ook aan het interieur van de toegang, vanaf de Sluisstraat werd de nodige aandacht geschonken. Een met marmer beklede, ovaalvormige, dubbele bordestrap voert de bezoeker langs sierlijke leuningen naar de brouwzaal of de machinezaal. Deze leuningen zijn samengesteld met gevormde stalen profielen en klinknagels. Ze zijn afgewerkt met een handgreep in hout.
Bron: Beschermingsdossier DB002057
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 1997: Brouwerijen Artois [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128751 (geraadpleegd op ).