Georiënteerde, neogotische kerk van 1925, naar ontwerp van G. Careels (zie marmeren gedenkplaat achteraan rechts in de kerk), gelegen op het hoogste punt van de gemeente en aan drie zijden omgeven door de Schelde.
Historiek
De vroegere kerk, heropgebouwd na een brand in 1632, werd samen met het meubilair nagenoeg volledig vernield tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914); enkel de toren met zijn opmerkelijke positie naast het koor bleef bewaard en klimt volgens sommige literatuurbronnen als vroegere vestingtoren op tot de twaalfde eeuw (zie romaanse onderbouw); deels vernieuwd in de 15de eeuw en gerestaureerd in 1632; ook de onderbouw van het koor is nog laatromaans. Bij de heropbouw van 1925 werd het schip circa 6 meter verlengd.
Beschrijving
De plattegrond vertoont een driebeukige hallenkerk met schip van zes traveeën en koor van twee rechte traveeën met driezijdige sluiting; vierkante toren in het oksel van koor en zuidelijke zijbeuk; rechthoekige sacristie ten noorden van koor; polygonale doopkapel (heden heiligenkapel) en rechthoekig portaal ter hoogte van de eerste travee van respectievelijk de noordelijke en zuidelijke zijbeuk.
Baksteenbouw onder afzonderlijke leien bedaking, zadeldak voor schip en schilddaken voor zijbeuken. Verwerking van witte natuursteen voor vensteromlijstingen, sokkelaflijning, sokkel koor, muurbanden en hoekblokken. Westelijke puntgevel gemarkeerd door korboogdeur en spitsboogvenster en geflankeerd door de westgevels van de zijbeuken met gelijkaardig venster. Voorts spitsboogvensters. Koor geritmeerd door versneden steunberen.
Eenvoudige vierkante toren van twee geledingen, opgetrokken uit zandsteen, onder ingesnoerde leien naaldspits. Romaanse eerste geleding; klokkenkamer uit de 15de eeuw, doch verbouwd in 1632 met steekbogige galmgaten. Later ingekast deurtje met gestrekte latei op consooltjes onder druiplijst (zuiden); aan oostzijde kruisbeeld onder houten luifel boven de grafsteen van pastoor Jacobus van Ermengem (1806-1893).
Interieur
Typische hallenkerk met vrij sober, bepleisterd interieur met houten spitstongewelven en spitsboogarcade op natuurstenen zuilen met koolbladkapiteel en achtzijdige sokkel.
Mobilair
Schilderijen: Verheerlijking van Maria, Triptiek boven Onze-Lieve-Vrouwaltaar (1934), De verheerlijking van Sint-Job (muurschildering), Triptiek boven altaar Sint-Job (1931), De kruisdood, alle van de hand van B. De Pooter; De Wonderbare visvangst door glazenier E. Yoors (1879-1975); verder werken van A. Ost, T. Van Os, R. Malfliet, R. De Saegher, H. Heyens, F. De Boeck, C. Van den Oever, V. Suy.
Beeldhouwwerk: Onze-Lieve-Vrouw van Mariekerke, circa 1925, gepolychromeerd hout, J. Jacobs; Kruisbeeld Mortificatio, brons, H. Lannoye; Sint-Job, 1930, eik, H. De Cuyper; Heilige Petrus, circa 1925, overschilderd hout, B. Gerrits.
Meubilair: twee eiken biechtstoelen van circa 1925; neogotisch koorgestoelte, tweede helft van de 19de eeuw.
Ten oosten van het koor: bewaarde arduinen 18de-eeuwse poortpijlers van voormalig kerkhof, versierd met zandlopers en bekronende doodshoofden.
Ten zuidoosten van de toren: beeld (1957) met voorstelling van Jan Hammenecker en Onze-Lieve-Vrouw met Kind, oprijzend uit een opgetuigde boot, door H. De Cuyper.
- Provinciaal Archief Antwerpen, Kerken, Mariekerke, Onze-Lieve-Vrouw-ten-Hemelopgenomen, dossier 4.
- BONNER P. en DIRIKEN P., Geogids Bornem, Hasselt, 1986, p. 52.
- JANSEN J., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Antwerpen. Kanton Willebroek, Brussel-Antwerpen, 1975, p. 31-32.