Reeks burgerhuizen uit het laatste kwart van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, opgevat als enkelhuizen van twee traveeën en drie bouwlagen, al dan niet met souterrain, onder pannen zadeldaken.
De lijstgevels met smalle deur- en brede venstertravee hebben een typisch neoclassicistisch uitzicht door de cementering met pseudo-banden, de cordons, de rechthoekige en getoogde muuropeningen in hardstenen of gestucte omlijstingen, de balkons met veelal smeedijzeren balustrades, en de houten kroonlijsten op klossen. Verder in de cementering uitgewerkte decoratie in de vorm van sluitstenen boven de vensters, en panelen op guttae eronder.
Nummer 32 heeft een driezijdige erker - in de derde bouwlaag uitlopend op een balkon - en een spiegelfries onder de kroonlijst. Nummers 38-40 onderscheiden zich door bossage muurbanden, een risalietvormige venstertravee met Frans balkon op de bel-etage, en een deurtravee met omlopende platte bandomlijsting. Nummer 36: oculus boven de deur. Nummer 40: bewaard houten schrijnwerk.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)