is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Klooster van de maricolen
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Klooster van de maricolen
Deze vaststelling was geldig van tot
De Nederige en Vrije Familie der Maricolen werd in 1663 door Herman de Saint Norbert gesticht te Dendermonde. Na stichting van families in Gent en in Antwerpen in 1671, kwamen op vraag van pastoor Heens van de Sint-Jacobsparochie in 1672 ook enkele marollen naar Leuven. Wanneer Heens na drie jaar werd overgeplaatst, nam pastoor Marcelis van de Sint-Michielsparochie de zorg over de maricolen op zich en verhuisden ze eerst naar een woning in de nabijheid van de Sint-Michielskerk en in 1677 naar een huis in de voormalige Kattestraat, de huidige Charles Deberiotstraat. Na enkele strubbelingen werd de gemeenschap in 1682 gesplitst en vestigde een deel van de gemeenschap zich opnieuw in de Sint-Jacobsparochie in een pand aan de Wagenstraat, nabij het toenmalige kerkhof om vervolgens naar een grotere woning te verhuizen in de Donkerstraat.
In 1689 werd een derde gemeenschap van marollen gesticht te Leuven door de juffrouwen Michot van Tienen. Zij kochten een huis aan de Kapucijnenvoer, het Emmaüshuis genaamd, palend aan het kapucijnenklooster, dat was gelegen ter hoogte van de huidige Kruidtuin, en vermoedelijk een T-vormig volume betrof, met een vleugel evenwijdig aan de straat en een haaks hierop aansluitende westelijke vleugel. Zij voorzagen, net als de overige maricolen, in hun onderhoud door kantwerk en handenarbeid.
In 1798 werden de maricolen als gemeenschap opgeheven en werden hun bezittingen openbaar verkocht. Op 1 september van dat jaar kon de kloostergemeenschap het huis aan de Kapucijnenvoer opnieuw kopen. De nonnen zouden echter pas in 1800 naar hun klooster kunnen terugkeren en in tussentijd verbleven zij in het klooster van de Engelse nonnen, eveneens aan de Kapucijnenvoer gesitueerd.
In 1861 werden zij een congregatie waarvan de constituties opgemaakt werden door de jezuïet pater Vanderghote. Zij behielden echter de naam van maricolen en waren als congregatie onafhankelijk van het klooster in de Charles Deberiotstraat. Enkele jaren later, in 1868, werd de voorbouw aan de straat afgebroken en vervangen door een baksteenbouw van acht traveeën en drie bouwlagen. Enkel de bak- en zandstenen vleugel, die haaks op de oude straatvleugel aansloot, bleef behouden.
In 1959 sloten zij zich aan bij de zusters van Maria van de Charles Deberiotstraat, waardoor beide gemeenschappen, gebonden door hun gemeenschappelijke geschiedenis opnieuw samen kwamen. In 1987 verhuisden de laatste zusters naar de Charles Deberiotstraat en werd het klooster op de Kapucijnenvoer verkocht, waarna het grondig verbouwd werd tot studentenkamers.
Het voormalige klooster van de maricolen is gelegen op een rechthoekig perceel aan de Kapucijnenvoer, dat aan de noord- en westzijde begrensd wordt door de Kruidtuin, het terrein waar voorheen het kapucijnenklooster was gelegen. Het geheel is samengesteld uit een breedhuis, gelegen aan de straat, waarin zich onder meer de kapel bevond, en twee dwarse vleugels die hierop aansluiten: een noordelijke dienstvleugel en een diephuis in bak- en zandsteenstijl, het enige restant van het oude Emmaüshuis.
De hoofdvleugel die van 1868 dateert (zie gevelsteen in de achtergevel), telt drie bouwlagen en acht traveeën onder een leien zadeldak met dakkapellen. De voorgevel is opengewerkt met rondboogvensters en dito deuren onder doorgetrokken rondbogige waterlijsten van gesinterde baksteen. De rechtse deur wordt bekroond door een driehoekige houten muurkapel met Mariabeeld. De achtergevel wordt gekenmerkt door een gelijkaardige gevelordonnantie, met uitzondering van de vijf spitsboogvensters ter hoogte van de eerste verdieping die aangeven waar zich eens de kapel van het klooster bevond. Ter hoogte van de begane grond bevindt zich tussen de derde en vierde travee een arduinen gevelsteen met opschrift: 18 AUG. 18+68/ A.V. GAMERN J O D./ DIRECTEUR/ J WIJNANTS/ KANONIK/ A V BINNEBEE/ OVERS. Het tweelaagse diephuis onder vernieuwd leien zadeldak is gevat tussen twee tuitgevels met muurvlechtingen en schouderstukken. De verankerde bakstenen zijgevels met voormalige kruis- en kloostervensters en zandstenen steigergaten zijn kenmerkend voor de traditionele bak- en zandsteenstijl waarin het gebouw werd opgetrokken.
De noordgevel omvat drie traveeën op het niveau van de begane grond en vier ter hoogte van de eerste verdieping. Het bakstenen gevelparement van de benedenverdieping werd bij de inbreng van licht getoogde vensters volledig vernieuwd. De voormalige kloostervensters van de eerste verdieping, waarvan de twee middelste vermoedelijk gedeeltelijk gedicht werden, hebben vernieuwde dorpels en lateien.
De vensters van de zuidgevel, onderaan voormalige kruisvensters onder gekoppelde ontlastingsbogen en bovenaan kloostervensters, zijn telkens gevat in een natuurstenen omlijsting met latei, dorpel en negblokken. Ter hoogte van de gelijkvloerse verdieping bevindt zich tussen de derde en vierde travee een dichtgemetselde rechthoekige opening, die vermoedelijk naar de kelder leidde, met natuurstenen omlijsting onder een witstenen jaarsteen (1722).
Tussen de straatvleugel en het diephuis bevindt zich een verbindingstravee van twee bouwlagen, eveneens in bak- en zandsteenstijl, onder vernieuwd mansardedak en tegen de achtergevel van het diephuis werd in 1928 een lage baksteenbouw opgetrokken.
De noordelijke zijvleugel, opgetrokken in verschillende fasen (zie de bouwnaad tussen de derde en de vierde travee) telt heden één à anderhalve bouwlaag en zeven traveeën onder een leien lessenaarsdak en een lagere aanbouw van twee traveeën, eveneens onder lessenaarsdak. Bij de verbouwingswerken van klooster naar studentenhuis werd weinig rekening gehouden met de oorspronkelijke interieurelementen. De gebrandschilderde glas-in-lood-vensters van de kapel werden verwijderd en elders opgeslagen en de kapel zelf werd volledig gecompartimenteerd zodat enkel de kruisribgewelven van het schip en de apsis behouden bleven. Een deel van het binnenschrijnwerk van trappen en deuren bleef, voornamelijk in het hoofdgebouw, bewaard. De overige onderdelen van het interieur werden bij de verbouwingen verwijderd of verborgen achter voorzetwanden en valse plafonds.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Kapucijnenvoer
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klooster van de maricolen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/206730 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Leuven
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.