Reeks van negen eclectische rijhuizen van twee bouwlagen en twee à drie traveeën onder mansardebedaking, in 1901 (zie jaartal 1901 in de boogvelden van nummers 15, 17) in opdracht van A. De Becker-Remy opgetrokken volgens de plannen van architect Th. Van Dormael (zie ook straatinleiding). Ontworpen met enkelhuisopstand, behalve nummers 13 en 19 met gelijkvloerse winkelfunctie – beide echter al in 1903 omgevormd tot de huidige ordonnantie met venster en deur - en nummer 23 met een bijkomende poorttravee.

De panden vormen een homogeen ensemble van overwegend neogotisch of neorenaissance getinte lijstgevels, in een afwisselende opstelling met tuit- of puntvormige dakvensters, getrapte of gecombineerde topgevelconstructie en paarsgewijze gespiegelde ordonnantie. Typerend is het kleurrijke contrast van de materiaalverwerking: rode baksteen in combinatie met witte, blauwe of groene – al dan niet geglazuurde – en gesinterde baksteen, witte natuursteen, blauwe hardsteen en cementbepleistering voor onder meer de plinten, cordons, muurbanden, boogoverspanningen, vensteromlijstingen en -dorpels en de decoratieve elementen, naast ijzer voor de I-balken met rozetten als lateien. Opvallend zijn verder de gevarieerde ordonnanties en uitwerkingen, onder meer de risalieten, decoratieve lisenen en colonetten of baksteenmotieven op de borstweringen in nummers 9-17, en de gedifferentieerde deur- en venstervormen en omlijstingen, onder meer het drielicht met fronton in nummer 7. Bewaarde houten kroonlijsten met consoles of modillons, behalve in nummers 9 en 15; staande mansardevensters, oeils-de-boeuf en houten puntvormige dakkapellen met windijzer, naast toegevoegde mansardevensters in nummer 7. Nog behouden schrijnwerk, uitgezonderd in nummer 23 waarvan het drielicht in de benedenbouw in 1920 vervangen werd door twee brede uitstalramen.