Drie ter hoogte van het handelsgelijkvloers samengevoegde panden, gevormd door een breedhuis met classicerende opstand naar ontwerp van architect Mommaels (1925) uiterst rechts, een neobarok diephuis naar de plannen van G. Sterckx (1921, voorheen nummer 8) in het midden, en links een laatbarok diephuis van A. Stevens (1921, voorheen nummer 10). De puiomlijstingen van het midden- en het linkerpand moesten recent plaats maken voor een schaalverbredende pui.

Nummer 6 rechts: breedhuis van drie traveeën en drie bouwlagen onder een mansardedak met drie dakkapellen. De classicerende lijstgevel heeft een volledig in blauwe hardsteen uitgevoerde pui met een monumentale, schouderboogvormige muuropening, en een bovenbouw die verticaal geleed wordt door oplopende pilasters met Ionische kapitelen en afgesloten wordt door een houten kroon- en tandlijst. Kenmerkend zijn voorts het haast gevelbrede balkon met hardstenen voluten, dito balkonplaat en balustrade, en het kleurenspel van de strekse ontlastingsbogen met zandkalkstenen blokken boven de vensters van de tweede bouwlaag.

Nummer 6 midden (voorheen nummer 8): diephuis van twee traveeën en drie bouwlagen onder een pannen zadeldak, met een neobarokke klokgevel die volledig met blauwe hardsteen bekleed is en verticaal geleed wordt door pilasters met Ionische kapitelen. De bovenbouw is opengewerkt door middel van steekboogvensters in een geriemde omlijsting met siersluitsteen, Frans balkon in de tweede bouwlaag en verdiepte borstweringen in de derde bouwlaag, en wordt gekenmerkt door een decoratie van guirlandes en gestileerde bloem- en bladmotieven, en door een geveltop met groot oculus, inzwenkende voluten met rolwerk, een pseudo-boogfronton en een bekronende vaas.

Nummer 6 links (voorheen nummer 10): diephuis van één travee en drie bouwlagen onder een zadeldak, met een op de late barok geïnspireerde halsgevel die volledig bekleed is met een hardstenen parement en gekenmerkt wordt door hoekpilasters met Franse voegen die uitlopen op een eenvoudig hoofdgestel en een geveltop met een rechthoekig venster, festoenen, bolmotieven en een bekronend boogfronton. De drielichten, in de tweede bouwlaag uitgewerkt als balkonvenster met Frans balkon, zijn versierd met meanders en trigliefen op de lateien en spiegels en cartouches (1914 / 1921) in de borstweringen. Het schrijnwerk werd recentelijk vernieuwd.