erfgoedobject

Brouwerij Timmermans

bouwkundig element
ID
206972
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/206972

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Brouwerij Timmermans
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Brouwerij Timmermans
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Brouwerij Timmermans
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Eind 19de-eeuws brouwerijcomplex met aanpassingen uit verschillende perioden, bewaarde installaties en een woonhuis uit het interbellum, gelegen in het centrum van het dorp, ten westen van de kerk. Heden geuze- en lambiekbrouwerij Timmermans.

Historiek

De oorsprong van Brouwerij Timmermans gaat terug op een hoeve met brouwerij en herberg, waar volgens sommige bronnen al bier gebrouwen werd vanaf het begin van de 18de eeuw. Volgens een onuitgegeven studie dateert de eerste vermelding van een brouwerij uit 1702. Deze brouwerij met herberg droeg de naam "’t Molleken" en werd uitgebaat door Jan Vandermeulen en Joanna Esselinckx. Deze brouwerij werd bij de verpachting in de 18de eeuw vermeld als een "hoffstede" met schuur, stallen, brouwerij, boomgaard en hoplochting. De brouwerij bezat ook een eigen hopast.

Uit het primitief kadaster (1830) kunnen we met zekerheid afleiden dat er al een hoeve met brouwerij aanwezig was begin 19de eeuw. Deze was toen eigendom van Guillaume (?) Verheyleweghen, die de brouwerij verhuurde. Bij de eerst volgende twee geregistreerde mutaties op het kadaster in 1865 en 1883 was de brouwerij in eigendom van Joanna Dedoncker. Hierbij werden het huis en de brouwerij telkens vergroot. Deze hoevebrouwerij zal pas na verschillende vergrotingen eind 19de eeuw en in de eerste helft van de 20ste eeuw haar gesloten karakter krijgen.

In 1898 werd het complex verkocht aan de familie Walravens – Desmedt, die de brouwerij al bijna heel de 19de eeuw huurde van de familie Dedoncker. Onder Paulus-Joseph Walravens, brouwer uit Itterbeek, werd de oude brouwerij afgebroken en opnieuw opgebouwd op zijn huidige locatie aan de straatzijde (kadastraal geregistreerd in 1899). Mogelijk werd toen ook een mouterij ingericht in de haakse vleugel aansluitend op de brouwerij. Het is deze brouwerij die nog steeds in gebruik is en in de 20ste eeuw uitgebreid en verder gemoderniseerd werd. Op de mutatieschets van 1899 is ook zichtbaar dat er een fabrieksschoorsteen tegen de nieuwe brouwerij stond. Deze schoorsteen staat vandaag nog steeds op dezelfde locatie.

Op 18 september 1911 kocht Frans Timmermans de brouwerij van zijn schoonvader Paul Walravens. Deze Frans Timmermans heeft een belangrijke rol in Itterbeek gespeeld en was er burgemeester van 1929 tot 1955 (zie recente herdenkingssteen op de gevel van de brouwerswoning). Een vergroting van de brouwerij werd op het kadaster geregistreerd in het jaar van de verkoop met de uitbreiding van de westelijke haakse vleugel. Mogelijk gaat het hier om een uitbreiding van de mouterij of de bouw van de silo’s. De brouwerij breidde vervolgens uit met een groot magazijn of pakhuis ten zuiden in 1920. Dit werd geregistreerd op het kadaster in 1922, toen nogmaals een vergroting van de brouwerij werd opgetekend en het complex definitief zijn gesloten karakter kreeg.

In 1924 werd er een nieuwe brouwerswoning gebouwd aan de hand van plannen van architect Sylvain Raemdonck (Brussel) (zie signatuur op de gevel). De woning werd in 1928 geregistreerd op het kadaster op de locatie van de oude woning met herberg. Op hetzelfde ogenblik worden ook de bouw van de personeelslokalen, de uitbreiding van de brouwerij met een aanbouw tegen de achtergevel en een uitbreiding van de magazijnen geregistreerd. De personeelslokalen zouden al enkele jaren eerder gebouwd zijn om als tijdelijke woning te dienen tussen de afbraak en opbouw van de nieuwe brouwerswoning. Een oude postkaart uit eind 19de – begin 20ste eeuw toont op de achtergrond de brouwerij met nog het oude woonhuis dat vervangen werd door de huidige grotere brouwerswoning en de huidige brouwerijvleugel die nog maar uit twee bouwlagen bestond.

Tijdens het interbellum kent de brouwerij een sterke groei, want tien jaar na het eerste grote pakhuis werd er een tweede groot magazijn ten zuiden aangebouwd, op het kadaster geregistreerd in 1930. Vervolgens bouwde men in 1933 een derde verdieping op twee bestaande verdiepingen van de brouwerij tegen de Kerkstraat. Hier kwam het nieuwe koelschip te staan. De opvolger van Frans Timmermans was zijn schoonzoon Paul Van Cutsem, die de naam van de brouwerij in "Timmermans" wijzigde.

Het is niet bekend wanneer de hoeveactiviteit definitief werd stopgezet ten voordele van de uitbouw van de brouwerij. Waarschijnlijk was het met het intreden van Frans Timmermans dat gekozen werd om volledig in te zetten op de brouwactiviteiten. Op geen enkele mutatieschets op het kadaster wordt nog melding gemaakt van landbouwgebouwen na de eerste vermelding van een "batiment rural" op het primitief kadaster in 1830. Aan de brouwerij bleef wel gedurende lange tijd een mouterij verbonden, zeker tot het midden van de 20ste eeuw.

In de jaren 1950 werd overgegaan tot de modernisering en uitbreiding van de brouwzaal, waardoor de voorheen volledig ambachtelijke brouwactiviteit deels "geïndustrialiseerd" werd. Er kwam een nieuwe filterkuip van de Brusselse firma "Ateliers de construction F. D’Hondt". Verder bestaat er ook een plan voor het "inmetselen van twee brouwketels voor "Geuze" met mazoutbranders" uit 1953. Deze twee ketels zijn de kookketel en de warmwaterketel. Deze moderniseringen en vergrotingen wijzen op de groei van de brouwerij die ondertussen één van de grootste lambiekbrouwerijen en stekerijen was geworden. Buiten lambiek om eigen geuze te steken leverde de brouwerij nog lambiek aan verschillende andere brouwerijen en stekerijen.

Vanaf de jaren 1970 werd de binnenplaats volledig overdekt en aan de westzijde werd een overdekte bergruimte voorzien. Naast brouwerij was er ook een drankenhandel gevestigd die later terug werd stopgezet. De brouwerij is daarna steeds blijven vernieuwen met onder andere nieuwe installaties voor de bottelarij en een nieuwe vatenlijn.

Sinds 1993 is de brouwerij overgenomen door Martin’s Finest Drinks company. In 2009 opende de brouwerij haar eigen museum, met verschillende installaties uit de eigen brouwerij alsook materiaal van andere brouwerijen. Vanaf 2012 werden er belangrijke investeringen gedaan in de brouwerij om de kwaliteit van het bier te verbeteren. De belangrijkste is de vernieuwing van de foeders (kleinere tonnen tot 600 liter) en de aankoop van nieuwe pijpen (grote tonnen tot 10.000 liter). De brouwerij zelf heeft niettemin haar eind 19de-eeuws karakter en installaties uit de jaren 1950 weten te bewaren.

Beschrijving

De brouwerij is gevestigd op een groot hellend perceel dat aan de zijde van de Kerkstraat nagenoeg volledig is ingenomen door het complex. Links naast de brouwerswoning loopt langs heel de zuidoostelijke perceelsgrens de buurtweg nummer 33 die de Kerkstraat met de Itterbeeksebaan verbindt.

Aan de straatzijde ten noorden bevindt zich links de brouwerswoning, centraal de vleugel van de eigenlijke brouwerij met aansluitend de voormalige mouterij, nu ontvangstruimte en museum. Aansluitend aan de voormalige mouterij wordt de westvleugel gevormd door het gebouw met silo’s. Evenwijdig met de brouwerij bevinden zich ten zuiden twee aansluitende volumes onder schilddaken die de biermagazijnen met rijpingszalen herbergen. Links naast de brouwerswoning geeft de deels gekasseide buurtweg toegang tot een poort in de oostvleugel ten zuiden van de woning. Deze poort geeft toegang tot de vandaag helemaal overdekte binnenplaats. Naast de poort wordt de oostelijke zijde van het complex ingenomen door de personeelslokalen en een bijgebouw van de biermagazijnen. De gebouwen die zich tegen de westelijke perceelsgrens bevinden, zijn latere uitbreidingen vanaf de jaren 1970.

De verschillende bakstenen gebouwen vormen een aaneengesloten geheel, opgebouwd in verschillende periodes. Kenmerkend voor de diverse bedrijfsgebouwen is dat deze steeds in evolutie zijn geweest en aangepast aan de nieuwe behoeften voor het brouwproces of de opslag en verwerking van het bier. De bedrijfsgebouwen vertonen dan ook verschillende bouwsporen van verbouwingen of aanpassingen.

Brouwerswoning

De eclectische half vrijstaande brouwerswoning uit het interbellum met art-deco-invloeden is heden in gebruik als kantoren, laboratorium en appartement. Het betreft een burgerhuis van drie ongelijke traveeën en twee bouwlagen met souterrain onder een complexe leien bedaking. Enkel de noord- en oostgevel van de woning zijn zichtbaar. De zuidgevel is moeilijk zichtbaar door de overkapping van de voormalige binnenkoer.

De bakstenen gevels zijn decoratief uitgewerkt met gebruik van blauwe hardsteen voor het souterrain en witsteen voor onder andere de lekdrempels, de tussenstijlen, de hoekblokken en de balustrade en zuil van het portiek. De muuropeningen zijn voornamelijk rechthoekig, uitgezonderd de getoogde muuropeningen in het inkomportaal en een groot korfboogvormig venster in de voor- en achtergevel. Het houten schrijnwerk bleef grotendeels behouden en de muuropeningen van het souterrain en de begane grond zijn voorzien van (deels vernieuwde) diefijzers.

De voor- of noordgevel aan de Kerkstraat is het meest plastisch uitgewerkt door de twee als risaliet uitgewerkte uiterste traveeën met afgeronde puntgevels en het dieper liggend portiek in de centrale travee. De centrale travee wordt, net als de daarboven aanwezige dakkapel, afgelijnd door een uitkragende houten kroonlijst op klossen.

In de linker travee is er een driezijdige erker aanwezig op het souterrain en de begane grond. Hierboven bevindt zich op de verdieping en de zolder telkens een drielicht, op de eerste verdieping voorzien van ronde ontlastingsbogen en op de zolder met centraal een rondboogvormig bovenlicht. De rechter travee is voorzien van een garagepoort. Hierboven bevindt zich een groot korfboogvormig venster. De lekdrempels van de twee vensters die de bovenverdieping verlichten, zijn door middel van een omlopende witstenen band verbonden met de vensters in de centrale en linkse travee. Dit horizontaal accent wordt versterkt door de geprononceerde tussen- en bovendorpel van deze twee vensters. Helemaal in de top van de gevel is er een kleine driezijdige erker aanwezig.

Het portaal in de centrale travee is toegankelijk via een blauwe hardstenen steektrap met ijzeren leuning onderaan, die geometrisch is vormgegeven met een meandermotief. Het portiek zelf is voorzien van twee rondbogen met centraal een tussenzuil die steunt op een uitgewerkte borstwering. De vleugeldeur met bovenlicht en het venster in het toegangsportaal hebben een decoratief uitgewerkte glas-in-loodinvulling met onder andere bloemmotieven. Bovenaan het portaal op de eerste verdieping bevindt zich een kruisvenster.

Deze meer gesloten zijgevel wordt afgelijnd door een uitkragende houten kroonlijst op klossen en is grotendeels symmetrisch uitgewerkt, gedomineerd door de ontdubbelde uitgewerkte schoorsteenaanzet met getrapte decoratieve boogfries. Centraal onder de schoorsteen bevinden zich van boven naar beneden twee kruisvensters en de buitentoegang van het souterrain in een verdiept portaal. De blauwe hardsteen van het souterrain is gebosseerd uitgewerkt.

De zuidgevel is door recentere aanbouwen niet goed zichtbaar. De gevel wordt aan de rechterzijde gekenmerkt door een als puntgevel uitgewerkte travee met afgewolfde punt. In een terugspringend stuk van de gevel aan de linkerzijde is een rechthoekige deur aanwezig die via de traphal toegang geeft tot een terras en bovenaan in de gevel bevinden zich twee klimmende, smalle getoogde muuropeningen met glas in lood, die de hoofdtraphal verlichten.

De westgevel sluit grotendeels aan tegen de brouwerij, maar is ook deels zichtbaar vanop de binnenkoer. Aan deze zijde van de woning bevindt zich nog een tweede rechthoekige buitendeur die toegang geeft tot een klein verhoogd terras dat zicht heeft op de binnenkoer en ook toegang geeft tot de brouwerij zelf.

Interieur

De plattegrond van de woning beschrijft grosso modo een vierkant. Het burgerhuis bestaat uit een souterrain, een verhoogde begane grond, een eerste verdieping en een zolder- of dakverdieping. Het eclectische interieur vertoont net als bij de glas-in-loodramen enkele art-decodetails.

De vertrekken op de begane grond zijn geschikt rond een grote centrale hal die rechtstreeks via het portaal in de noordgevel toegankelijk is. Centraal aan de zuidzijde bevindt zich de diensttrap, die alle niveaus met elkaar verbindt. De verdieping is gestructureerd rondom een centrale gang met aansluitend vier kamers. Een vijfde kamer is bereikbaar vanuit de grote trappenhal. De voormalige dienstkamers op de zolderruimte zijn enkel bereikbaar met de diensttrap. Ook het souterrain is enkel bereikbaar via de diensttrap en via een deur in de oostgevel en de garagepoort in de noordgevel.

De interieurelementen zijn gaaf bewaard en zijn vooral op de begane grond rijkelijk uitgewerkt, aangezien zich hier de meest representatieve ruimtes bevonden. Alle grote ruimtes op de begane grond en de verdieping zijn voorzien van schouwmantels in verschillende natuursteensoorten, vaak overeenkomstig met de vensterbanken. Het schrijnwerk en hang- en sluitwerk van de binnendeuren is nagenoeg overal bewaard, vaak in combinatie met glas in lood. Nagenoeg elke ruimte is voorzien van een eenvoudig stucwerkplafond.

Het interieur van de centrale hal met traphal kent als ontvangstruimte de meest rijke uitwerking. De mozaïekvloer met een wit waaierpatroon is voorzien van decoratief uitgewerkte boorden en hoeken. De wanden kregen een bepleistering met witte schijnvoegen. Het stucwerkplafond is voorzien van banden met bloemmotieven en in de hoeken bloemenmanden. Onder het stucwerkplafond is een uitgewerkte fries aanwezig in stucwerk met omlopende hopranken voorzien van hopbladeren en hopbellen. De centrale schouw in deze ruimte is voorzien van een rijkelijk uitgewerkte schouwmantel in stucwerk. De houten bordestrap kreeg een trapleuning met geometrische indeling. De kamers op de begane grond hebben een bewaard parket in visgraatverband met uitgewerkte omlijsting. In de ruimte met diensttrap bestaat de vloer uit mozaïek. De bordestrap heeft een eenvoudige leuning met smalle gedraaide spijlen.

Brouwerij

Het brouwerijgebouw bestaat uit drie bouwlagen onder een kunstleien zadeldak. Boven het koelschip kent het zadeldak een luchtstraat of ontdubbelde nok met lamellen voor de afleiding van de dampen afkomstig van het koelschip. De bepleisterde en witgeschilderde verankerde baksteenbouw wordt geritmeerd door verdiepte velden en heeft voornamelijk getoogde en rondboogvormige muuropeningen, al dan niet blind. Een uitzondering vormen de muuropeningen van het koelschip op de tweede verdieping, deze zijn rechthoekig en hebben ijzeren verticale lamellen voor de verluchting. De muuropeningen van de brouwzaal zijn voorzien van horizontale lamellen. Links op de begane grond is een rechthoekige poort onder I-latei aanwezig, waarlangs het draf wordt afgevoerd. De kleine rondboogvormige muuropeningen van de begane grond zijn voorzien van diefijzers. Tegen de achtergevel leunt een latere aanbouw aan van twee bouwlagen onder lessenaarsdak. Tussen de aanbouw en het woonhuis is tegen de achtergevel de ronde bakstenen schoorsteen zichtbaar.

Op het gelijkvloers bevinden zich dienstruimtes met onder andere de gijlkuip en de stookruimtes onder de ketels. De eigenlijke brouwzaal bevindt zich op de eerste verdieping. Het koelschip staat op de tweede, later opgebouwde verdieping. Op deze verdieping bevindt zich ook de maalderij.

Op de eerste verdieping bevindt zich de eigenlijke brouwzaal met de roerkuip, de warmwaterketel en de kookketel. De filterkuip bevindt zich tussen de eerste en tweede verdieping. De rechterhelft van de brouwzaal heeft een hoger vloerniveau (zonder tegels), waarop een (buiten werking gestelde) afsijpelingskoeler of "baudelot" (ook "réfrigerant") staat. Verder bevindt zich op de eerste verdieping nog een magazijn, een stookplaats en een ruimte met oude geklonken waterbak. De brouwzaal is witgeschilderd met rode plint. De vloer is voorzien van rode en witte keramische tegels in dambordpatroon. In de brouwzaal zijn een aantal gietijzeren kolommen geplaatst die de grote gietijzeren liggers onder het plafond dragen. Centraal in de ruimte staat de roodgeschilderde geklinknagelde gietijzeren roerkuip (circa eind 19de-eeuw of jaren 1920) met platenbodem voorzien van filters voor de afvoer van het wort en een mechanisme met roervorken en zogenaamde "madammen" (geperforeerde koperen filterschijven). Aan de buitenzijde zitten de filterkranen of wortkranen met hieronder een koperen onder- of lekbak. Vlak naast de roerkuip bevindt zich de geklinknagelde meeltremel om het ‘meel’ (dit is het geplette mout) rechtstreeks te kunnen storten in de roerkuip. Naast de roerkuip bevindt zich de koperen warmwaterketel, die is ingewerkt in de vloer. De kookketel is geplaatst in een kleine afzonderlijke ruimte in de aanbouw aan de brouwerij. Deze koperen ketel is net als de warmwaterketel ingewerkt in de vloer.

De filter- of klaarkuip is gelegen in een afzonderlijke ruimte en is vanuit de brouwzaal bereikbaar met een rood geschilderde metalen trap. De filterkuip is half in de vloer ingemetseld. De vloer rond de kuip bestaat uit kleine, rood gevlamde keramische tegels. In de filterkuip is een geperforeerde bodem aanwezig en een mechanisch aangedreven roerwerk. Dit roerwerk wordt aangedreven door een dieselmotor, die staat opgesteld in de ruimte onder de filterkuip nabij de brouwzaal. De motor is gesigneerd door D’Hondt Bruxelles. Naast de filterkuip staat een kraan en een meter gesigneerd met "Ateliers de construction F. D’Hondt Bruxelles". Aan de buitenzijde van de afzonderlijke ruimte bevinden zich in de brouwzaal de koperen filterkranen (zwanenhalskraantjes) van de filterkuip. Deze zijn geplaatst in een koperen bak. Hiernaast is er ook een peilglas aanwezig en twee kranen voor koud en warm water.

In de brouwzaal is voor de accijnsbeambte een eenvoudige accijnzentafel aanwezig, bestaande uit houten planken en een kleine lessenaar, geplaatst op de ijzeren leuning van de trap.

Via de trap naar de filterkuip kan ook de tweede verdieping boven de brouwzaal bereikt worden. Deze verdieping is in twee grote ruimtes opgesplitst, gescheiden door een houten wand: boven de roerkuip bevindt zich de maalderij en in het tweede deel staat het grote koelschip of de koelbak, dat bijna de helft van de verdieping beslaat.

In de maalderij worden het mout en andere brouwgranen zoals tarwe geplet om daarna rechtstreeks in de meeltremel te belanden. De maalderijuitrusting bestaat uit een koppel maalstenen en een cilindermolen, die mogelijk uit het prille begin van de 20ste eeuw dateert en van elders afkomstig is. Deze cilindermolen of schootmolen werd gefabriceerd door Teisset-Rose-Brault (Paris), zie plaatje met signatuur. De oude ambachtelijke molen wordt niet meer gebruikt, maar is nog volledig bewaard met maalstoel, waarschijnlijk kunststenen maalstenen (ligger en loper), aandrijfwerk en steengalg. In het koperen koelschip uit het interbellum wordt het met hop gekookte wort gestort om af te koelen. Langs beide zijden zijn de rechthoekige muuropeningen afgesloten met lamellen voor de verluchting.

Mouterij

Haaks op de Kerkstraat, links van de brouwerij, situeert zich de vleugel van de voormalige mouterij met daarachter de silo’s. Het gaat om een verankerd bakstenen gebouw onder een kunstleien zadeldak.

De voormalige mouterij is heden deels in gebruik als bar of ontvangstzaal en deels als opslagplaats en de oude gerst- of moutzolder wordt gebruikt als museum. De gevel van de brouwerij in de Kerkstraat en de puntgevel van de mouterij zijn bepleisterd en witgeschilderd. In deze gevel werd een oorspronkelijke rondboogpoort gedicht en vervangen door twee kleine rondboogvormige muuropeningen. Deze poort wijst mogelijk op een eerdere functie als langsschuur, die omgebouwd werd tot mouterij. Op de eerste verdieping van het gebouw met silo’s zijn eveneens de sporen van een rondboogpoort zichtbaar. In het interieur van de begane grond bestaat het plafond uit bakstenen troggewelven tussen ijzeren I-profielen. Deze worden gedragen door grote I-profielen steunend op gietijzeren kolommen. In de troggewelven zijn nog openingen zichtbaar die wijzen op de functie als mouterij. Door deze openingen kon het geweekte gerst op de kiemvloer gestort worden. Op de zolderverdieping, nu in gebruik als museum, zijn nog sporen zichtbaar van de weekbakken.

Silogebouw

Het silogebouw sluit aan op de voormalige mouterij, maar is hoger opgetrokken onder een pannen schilddak dat doorloopt in het noordelijke biermagazijn. Het gebouw heeft bijna volledig gesloten gevels. De westgevel is moeilijk zichtbaar door de aanbouw, maar onder de dakrand zijn kleine gerichte getoogde muuropeningen zichtbaar en een aantal rondboogvormige muuropeningen, al dan niet gedicht. Aan de zijde van de binnenkoer zijn er twee boven elkaar gelegen laadvensters zichtbaar met hierboven een klein schilddakje. Voorts is de gevel voorzien van gedichte kleine getoogde muuropeningen. Door de bouwsporen is zichtbaar dat het gebouw met een halve verdieping verhoogd werd samen met de biermagazijnen.

De interne structuur van het gebouw is, aan de bouwsporen te zien, verschillende malen aangepast. Het gebouw kent zowel een traditionele opbouw met baksteen als verschillende elementen in beton. De begane grond wordt niet ingenomen door silo’s en heeft bakstenen troggewelven tussen ijzeren I-liggers. De silo’s zijn vierkant wat het voordeel heeft dat ze de ruimte volledig benutten. In totaal zijn er zeven grote silo’s aanwezig. De silo’s kunnen gevuld worden via de bovenste, derde verdieping onder het dak. Op de tweede verdieping is een zakkenlift geïnstalleerd met bewaarde overbrengingsas en riemschijven. Op de eerste verdieping zijn betonnen "monden" van de silo’s zichtbaar. De muren van de silo’s zelf opgebouwd uit Performa keramische stenen. Onder de "monden" van de silo’s zijn twee schroeven van Archimedes opgesteld voor het transport van het mout en het tarwe.

Biermagazijnen

Ten zuiden van het gebouwencomplex bevinden zich twee eenvoudige bakstenen gebouwen onder evenwijdige lange pannen schilddaken. Deze werden gebouwd als biermagazijnen. Het gebouw met de silo’s en de biermagazijnen werden later vergroot met een halve verdieping en schilddak (zie bouwnaad). Eigen aan deze industriële architectuur is dat de structuur en de muuropeningen geregeld werden aangepast. Dit is ook zichtbaar in de vele bouwsporen van gedichte muuropeningen. De meest zuidelijke gevel is een nagenoeg volledig gesloten gevel en wordt geritmeerd door verdiepte velden tussen verjongende pilasters. De gevel werd mogelijk opgevat als wachtgevel of heeft minder dikke muurstukken om eenvoudig het metselwerk weg te kappen en grote tonnen of gistingstanks binnen te dragen. Helemaal rechts is een poortopening aanwezig. De oost- en westgevel waren voorzien van getoogde en rechthoekige muuropeningen. Deze zijn vandaag grotendeels gedicht en vervangen door kleinere muuropeningen. De noordelijke gevel is slechts gedeeltelijk zichtbaar en nagenoeg volledig gesloten met onder de dakrand kleine getoogde muuropeningen. Tegen de gevel is een afgesloten tonnenlift aanwezig onder een klein pannen schilddakje en met een kunstleien bekleding.

De begane grond van de biermagazijnen zit door het hellend karakter van de site deels onder de grond. Het noordelijk biermagazijn wordt op de begane grond gebruikt voor de opslag van de grote houten tonnen of pijpen (tot 10.000 liter). Centraal wordt het onderste magazijn gescheiden door een bakstenen muur voor de ondersteuning van de volgende verdiepingen. In het verleden waren de ruimtes opgedeeld met bakstenen muren waartussen de flessen lagen voor nagisting op fles.

Op de verdieping zijn er zowel pijpen als kleinere foeders (tonnen tot 600 liter) opgeslagen. De bakstenen vloer is voorzien van afvoergootjes. De troggewelven tussen ijzeren I-lateien steunen op grote I-liggers die op centraal opgestelde gietijzeren kolommen rusten. De tweede verdieping heeft eenzelfde opbouw. Hier liggen vandaag enkel pijpen opgeslagen.

Het zuidelijke, meest recente biermagazijn is recenter van opbouw. Toch kent het ook een traditionele opbouw zoals het noordelijke biermagazijn met troggewelven, centraal steunend op een zware ijzeren I-ligger op ijzeren kolommen.

Overige dienstgebouwen

Tussen een bijgebouw van de biermagazijnen en de poort aan de oostelijke gevel staat een dienstgebouwtje uit het interbellum, dat vandaag met personeelsruimtes is ingevuld. Het bakstenen gebouw van twee bouwlagen onder plat dak heeft een verzorgde uitwerking met witstenen decoratieve elementen en decoratief baksteenmetselwerk. In de westgevel bevindt zich een veelhoekig venster en aan de koerzijde is boven de deur een uitstekende witstenen luifel aanwezig. Verder bezit het gebouw verschillende rechthoekige muuropeningen.

Tussen dit gebouw voor het personeel en de biermagazijnen situeert zich een dienstgebouw in twee bouwlagen onder een plat dak met rechthoekige en getoogde muuropeningen.

  • Brouwerij Timmermans, Plannen voor de installatie van de filterkuip door ‘Ateliers de construction F. D’Hondt Bruxelles’, 1953.
  • Brouwerij Timmermans, Plan voor het ‘Inmetselen van twee brouwketels voor "Geuze" met mazoutbranders’, 1953.
  • Kadasterarchief Dilbeek, Leggers Dilbeek, afdeling V (Itterbeek), artikels 356 en 295.
  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Dilbeek, afdeling V (Itterbeek), 1865/16, 1883/21, 1899/2, 1912/16, 1922/9, 1928/29/1 en 1930/17.
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • ASAERT G., DAELEMAN P. & DERYCKE I. 2013: Bier op transport, Antwerpen Bierstad. Cahier 1, Antwerpen.
  • BECUWE F. 2009: In de van Ceres. Klein- en grootmaalderijen in Vlaanderen (circa 1850-1950), Relicta Monografieën 3, Brussel.
  • BECUWE F. 2011: Het gerief van de bierbrouwerij. Producenten van brouwerijmachines en -benodigdheden in Vlaanderen, Brussel en Wallonië, Het Vlaams brouwbedrijf in historisch perspectief 16.
  • BECUWE F. 2016: Tel orge, tel malt. Klein- en grootmouterijen in Vlaanderen (1850-1950), Relicta Monografieën 10, Brussel-Gent.
  • BOT P. 2009: Vademecum historische bouwmaterialen, installaties en infrastructuur, Alphen aan de Maas.
  • DEBRAEKELEER W., DEBUSSCHER G., DESMEDT M. e.a. 2011: Brouwerijen en bierstekerijen in Beersel, Sint-Genesius-Rode, 12-13.
  • MEERT J. 2009: Historiek brouwerij Timmermans, onuitgegeven studie, Sint-Pieters-Leeuw.
  • S.N. s.d.: Timmermans, onuitgegeven studie.
  • S.N. 1989: Brouwerij Timmermans, Monumentenmap uitgegeven door het gemeentebestuur van Dilbeek naar aanleiding van Open Monumentendag op zondag 10 september 1989, Dilbeek.
  • S.N. 2010: Brouwerij Timmermans, Monumentenmap uitgegeven door het gemeentebestuur van Dilbeek naar aanleiding van Open Monumentendag op zondag 12 september 2010, Dilbeek.
  • S.N. 2015: Brouwerij Timmermans. Meer dan 300 jaar pure traditie en erfgoed. Samenvatting van geschiedenis en invloed van Brouwerij Timmermans in het Pajottenland en daarbuiten, onuitgegeven brochure.
  • VAN DEN STEEN J. 2006: Geuze en kriek de champagne onder de bieren, Leuven.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/23016/105.1, Brouwerij Timmermans in Dilbeek (VERWINNEN K., 2018).
Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Brouwerij Timmermans [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/206972 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.