is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Vakwerkhoeve Rooi Anna
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Vakwerkhoeve Rooi Anna met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
De hoeve wordt voor de eerste maal kadastraal geregistreerd in 1897 als een L-vormig volume op het zogenaamde Kapel veld. De hoeve werd opgetrokken door Jan Verding, een timmerman uit Diepenbeek, op een als bouwland geregistreerd perceel (390). Naast deze hoeve zou hij nog verschillende andere vakwerkhoeves gebouwd hebben in Godsheide en Diepenbeek. De hoeve werd in de volksmond “Rooie Anna hoeve” genaamd, naar de echtgenote van Jan Verding die rode haren had.
In 1907 registreert het kadaster een vergroting van de hoeve en een grenswijziging met het omgevende, als bouwland (=akkerland) geregistreerde perceel (390 a). Op de bijhorende mutatieschets (a) wordt het L-vormige volume “opgevuld” weergegeven met een aanbouw tegen de linker zijgevel en wordt ten zuiden een bakhuis ingetekend. Het bouwland wordt opgesplitst in twee percelen: 390 c (bouwland) en 390 d (tuin). In 1946 wordt door de kadastrale legger voor het bouwland een hermeting en voor de tuin en de hoeve een verkeerde meting met perceel 400 a genoteerd. Het is vanuit de bijhorende mutatieschets (b) niet duidelijk wat deze hermeting en verkeerde meting precies inhouden. Een verkoopakte van 1947 beschrijft de eigendom als bestaande uit een woonhuis, een stal, een schuur, een varkensstal, een bakhuis, een tuin, bouwland en een weg als bouwland.
Enkele jaren later, in 1950, registreert het kadaster een hermeting van de tuin en van de hoeve, een vergroting van de hoeve en een grenswijziging tussen de tuin en de hoeve. De bijhorende mutatieschets van 1951 (c) geeft de huidige kadastrale optekening (d) van de hoeve met onmiddellijke omgeving weer, als bestaande uit een langgestrekt stal-woonhuis-schuurvolume met een parallel gelegen (varkens)stalletje (perceel 390 k), een ten zuiden aangrenzende tuin (perceel 390 i), een ten westen aangrenzend bouwland (perceel 390 h) en een ten oosten aangrenzende weg (perceel 400 d) die de achteruit gelegen hoeve met de Beerhoutstraat verbindt. In 1969 werd de hoeve met tuin, bouwland en toegangsweg gekocht door de huidige eigenares, die in 1972 restauratiewerkzaamheden liet uitvoeren.
Exterieur
De hoeve is achteruit gelegen ten opzichte van de Beerhoutstraat en bestaat uit twee parallel met elkaar gelegen volumes: een langgestrekt stal-woonhuis-schuurvolume en een vrijstaand (varkens)stalletje. De hoevecomponenten zijn opgetrokken in gepikt stijl-en regelwerk en worden overdekt door zadeldaken met Vlaamse pannen. De hoeve werd gerestaureerd in 1972 onder begeleiding van Jozef Weyns (stichter en conservator van Bokrijk). Hierbij werden onder meer twee dakkapellen en enkele dakvlakvensters toegevoegd aan het manke zadeldak van het stal-woonhuis-schuurvolume en werden lichtopeningen gecreëerd in de hangende pannen ter hoogte van beide zijgevels. Het bakhuis evenals een aanbouw tegen de linker zijgevel van het stal-woonhuis-schuurvolume werden omwille van hun bouwvallige toestand afgebroken.
Het stal-woonhuis-schuurvolume omvat zeven traveeën (8 ankerbalkgebintes) onder een mank zadeldak met Vlaamse pannen. De buitenmuren zijn opgetrokken in gepikt stijl- en regelwerk met witgekalkte lemen vullingen. De stal heeft langs de erfzijde een verhoogde bakstenen stoel. De voorgevel telt elf stijlen, twee hoekstijlschoren en twee tussenstijlschoren. De muuropeningen bestaan uit vijf beluikte vensters, een zolderluik, twee deuren (1 stal- en 1 woonhuisdeur) en een schuurpoort. De achtergevel telt veertien stijlen, enkele tussenstijlschoren en een regel over de volledige lengte. De muuropeningen bestaan uit zes kleine, beluikte vensters, twee deuren en een reeks later ingebrachte venstertjes onder de dakrand. De rechter zijgevel heeft langs de buitenzijde een voorzetmuur in baksteen tegen de slagregen. De topgevel van beide zijgevels heeft een pannen beschieting waarin in de jaren ’70 lichtopeningen gemaakt werden. Tegen de achtergevel stond aanvankelijk een buitentoilet. Dit werd afgebroken, maar de scharnieren werden op hun plaats gelaten.
Het losstaande stalletje in vakwerkbouw is gedeeltelijk versteend (bijvoorbeeld de linker zijgevel) en heeft gedeeltelijk nog lemen vullingen (bijvoorbeeld onder de dakrand in de voorgevel en in de achtergevel). Het volume wordt overdekt door een overstekend zadeldak met Vlaamse pannen. De muuropeningen in de voorgevel bestaan voor zover waarneembaar uit twee staldeuren, een stalvenster en een schuurpoort. De topgevel van de rechter zijgevel heeft een pannen beschieting. De top van de versteende linker zijgevel bevat een houten laadluik.
Interieur
De stal-woonhuis-schuur ordonnantie van het hoofdvolume bleef bewaard. In het woonhuis bleef de klassieke indeling gedeeltelijk behouden met twee grote vertrekken (huidige inkom en slaapkamer) aan de zuidkant, die van elkaar gescheiden worden door een (toegemetste) centrale haard met brede rookvang.
Deze worden van de stal gescheiden door twee kamers die vóór de restauratiewerken als keuken (nog steeds de huidige functie) en als berging (momenteel wasruimte en badkamer) dienst deden. De twee reeksen zijvertrekken (met onder andere de opkamer en het spin) langs de noordzijde ondergingen tijdens de verbouwingen van 1972 enkele wijzigingen, waardoor grotere vertrekken gevormd werden. Hierbij verdween onder meer de opkamer (was te zeer aangetast door waterschade) en werd een gangetje gecreëerd tussen de huidige traphal (oorspronkelijk een kleine slaapkamer) en het schuurgedeelte, dat op deze manier intern verbonden werd het woonhuis. Deze verbouwingen gingen gepaard met de creatie van nieuwe tussenmuren in imitatievakwerk. Er werden ook enkele nieuwe deuropeningen aangebracht, waarvoor het oorspronkelijke schrijnwerk van verwijderde deuropeningen hergebruikt werd. Onder het dak werd de zolderverdieping ingericht en toegankelijk gemaakt via een toegevoegde trap (confer traphal).
De oorspronkelijke gebintes bleven overal bewaard. De kinderbalken werden vernieuwd en op enkele plaatsen werd houtwerk toegevoegd ter verrijking van het bestaande stijl- en regelwerk. De buitenmuren werden langs de binnenzijde verstevigd en geïsoleerd door een spouwmuur en een bakstenen muur. In het schuurgedeelte zijn nog duidelijk telmerken waarneembaar op de eiken ankerbalkgebintes. De oorspronkelijke indeling met open hooiplatform is behouden, waarbij één interne vakwerkwand opgevuld werd tot aan de nok. Naar verluidt zou in de schuur houtwerk hergebruikt zijn van een 200 jaar oude schuur. Ook in het stalgedeelte getuigen de houten gebintes nog van de oorspronkelijke opdeling tussen enerzijds de koestal (erfzijde) en anderzijds de schapenstal (achtergevel). Zowel in de schuur als in de stal werd later een haard toegevoegd.
Ook in het vrijstaande stalletje is de oorspronkelijke indeling, bestaande uit twee varkensstalletjes en een schob, nog als dusdanig herkenbaar. De oorspronkelijke vakwerkstructuur en houten gebintes zijn behouden. Tegen de achterwand werd langs de binnenzijde een muur uit snelbouwsteen geplaatst ter versteviging. In enkele scheidingswanden is het originele vitswerk met lemen bepleistering nog duidelijk zichtbaar.
Ruimtelijke context
De vakwerkhoeve met losstaande bestanddelen is achter een recente woning gelegen langs de Beerhoutstraat. Een gekasseide oprijlaan naast deze woning leidt naar de hoeve. Rechts van de oprijlaan staat ter hoogte van het vrijstaande stalletje een oude taxusboom. Naast het stalletje zijn de oorspronkelijke waterput (met latere betonnen bovenbouw) en een waterpomp bewaard. De historische percellering is nog duidelijk herkenbaar op de luchtfoto.
De hoeve wordt langs (een gedeelte van) de noordelijke en de oostelijke perceelsgrens afgeschermd door een haagbeukhaag. In de onmiddellijke omgeving van het schuur-woonhuis-stalvolume staan een mispelaar en een notenboom. In de onmiddellijke omgeving van het vrijstaande stalletje staan onder meer een vijgenboom, een moerbeiboom en myrte. Het sinds oudsher ten westen van de hoeve gelegen akkerland is verwilderd en verbost (met onder andere esdoorn, berken en elzen). Tussen het stal-woonhuis-schuurvolume en het voormalige akkerland staat een linde. Op de zuidelijke perceelsgrens staan een rij beuken. Ten westen van de hoeve staat verder nog een onbelangrijke recente aanhorigheid in recuperatiemateriaal.
De hoeve is gelegen in een woonuitbreidingsgebied, dat voornamelijk door weilanden ingenomen wordt en omsloten wordt door een stratenpatroon met recente woningbouw.
Bron: Beschermingsdossier DA002581 (2010)
Auteurs: Gyselinck, Jozef
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Hasselt
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vakwerkhoeve Rooi Anna [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/207032 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.