Het complex is gelegen in het centrum van Gent, aan de Lindenlei, ten westen van de Leie en ten noorden van de Coupure. Het perceel wordt ten noorden begrensd door de Sint-Agnetestraat.
De Gentse orde van Sint-Agnes, gesticht in 1434 door zusters van het klooster van Sion bij Oudenaarde, vestigde zich in 1454 op de zogenaamde "Ganzendries" of "Ganzenakker" in Gent. In 1462 kregen ze daar toestemming voor de bouw van een klooster en een kerk, die ingewijd werd in 1482. Al in 1545 was er op deze site een meisjesschool ondergebracht. Tijdens de Beeldenstorm (in 1566) werd de kerk vernield en de meisjesschool ontbonden. In 1585 keerden de zusters terug, maar de kerk werd pas in 1608 heropgebouwd; het klooster zelf in 1624. In de 17de eeuw werd de kerk vergroot. Het complex omvatte verschillende hoven, binnenplaatsen en een boomgaard. De hoofdgebouwen waren voornamelijk opgetrokken aan de straatkant (Lindenlei, Wijngaardstraat). Naast de kerk bevonden zich rondom een vierkante binnenplaats een kloostergang met aanleunende gebouwen, onder meer een refter.
Na de afschaffing van de orde in 1783 werd het complex onder andere gebruikt als Kantoor der Domeinen en Douane. Op de plaats van de gesloopte kerk bouwde men in 1785 een voedermagazijn naar ontwerp van Louis Montoyer, na het Franse bewind omgevormd tot militaire bakkerij en rijschool (tot 1853). In 1854 was in dit gebouw het "Werkhuis voor Liefdadigheid" gevestigd en in de late 19de eeuw werd het ook gebruikt als gemeentelijke turnzaal. Circa 1830 bestond de site aan de Lindenlei uit (van zuid naar noord) een poort, een dubbelhuis van twee bouwlagen en zes traveeën onder een zadeldak (nok evenwijdig met de straat), een poort, een diephuis van twee bouwlagen en twee traveeën, opnieuw een poort, het magazijn en een neoclassicistische woning van drie bouwlagen en vier traveeën die de hoek maakte met de Sint-Agnetestraat. De Stedelijke Commissie van Monumenten en Landschappen maakte eind 19de eeuw nog foto’s van het diephuis en het magazijn. Het eerste ging eind 19de eeuw tegen de vlakte voor de uitbreiding van de nijverheidsschool (zie verder), het magazijn bleef tot midden 20ste eeuw bewaard, samen met het neoclassicistische rijhuis ernaast.
Enkele oude huisjes in de Iepenstraat (nummer 83 en 8) en de Wijngaardstraat (nummer 55 en 57) maakten deel uit van het kloostercomplex en werden verhuurd aan burgers. Die aan de Wijngaardstraat zijn bewaard.
Al in 1827 werd op deze site ook de "Industriële of Nijverheidsschool" ondergebracht, wat ze tot de oudste technische school van Vlaanderen maakt. De oprichting gebeurde onder bestuur van de Gentse burgemeester Jozef Van Crombrugghe, in navolging van een Koninklijk Besluit van Willem I (13 mei 1825) dat stelde dat iedere universiteit moest uitgebreid worden met onderwijs in de scheikunde en toegepaste mechanica. In 1833 werd de school overgenomen door het Gentse stadsbestuur om er één van de twee nijverheidsscholen van België van te maken (naast die in Luik). Om dit onderwijs te centraliseren, kocht de stad in 1850 het gehele voormalige Sint-Agneteklooster en in 1857 maakte Adolphe Pauli (1820-1895) plannen op voor een nieuwbouw, zijn eerste grote opdracht als stadsarchitect. De werken werden aanbesteed op 11 juli 1857 (aan de Gentse aannemer Jan Baptiste Hosten), aangevat op 7 augustus van datzelfde jaar en in oktober 1859 kon de school in gebruik genomen worden.
In 1860 werd de school voor industriële teken- en weefkunde toegevoegd aan deze onderwijsinstellingen onder de naam Nijverheidsschool (in de volksmond “den INDUS”). Het curriculum werd stelselmatig uitgebreid (onder andere in 1862 met het vak fotografie, een primeur in Europa) waardoor snel de nood groeide aan bijkomende ruimte. Waarschijnlijk in het kader hiervan werden midden jaren zeventig van de 19de eeuw enkele lokalen aan de westzijde bijgebouwd naar ontwerp van stadsarchitect J. P. Hofman (1838-1894), zoals een weefatelier ("atelier de tissage"), "salle des moteurs", auditorium en leeszaal (1876). In 1890 volgde een vergroting van de machine- of motorenzaal en de installatie van een amfitheater naar ontwerp van stadsarchitect Charles Van Rysselberghe (1850-1920).
In 1880-1881 telde de school een kleine 1.000 leerlingen: 720 in de Vlaamse avondschool (voor arbeiders) en 245 in de Franstalige dagschool (waar vooral zonen van industriëlen en meestergasten op afkwamen). In 1904 was dat aantal reeds gestegen tot 1.200. Om deze aangroei op te vangen (deels het gevolg van de samensmelting in 1898 met de handelsschool) werden regelmatig werken uitgevoerd zoals de vergroting van het weefatelier (1890), de inrichting van nieuwe lokalen (1898) en de installatie van nieuwe ‘amfitheaters’ (1900 en 1901). Daarnaast startte directeur Nelissen in 1897 een ambitieus bouwprogramma naar ontwerp van Charles Van Rysselberghe, die bijgestaan werd door een zekere architect Van Volden, leraar van de school (waarschijnlijk Julius Van Volden (geboorte- en overlijdensjaar onbekend) die werkte voor de stedelijke technische diensten). Het programma omvatte een nieuwe, T-vormige vleugel aan de noordzijde van het complex (1897-1900) die in 1903 nog werd uitgebreid naar het noorden. In datzelfde jaar werd ook een bereidingszaal voorzien. De uitvoering hiervan was in handen van de Gentse aannemer J. Van Autryve Zonen. Op de kadastrale schets uit 1901 is die T-vormige uitbreiding zichtbaar, inclusief de lokalen voor stoommachines en verwarming in het noordwesten en het gebouw dat de binnenkoer aan de westzijde afsluit.
In 1908 werd het middenrisaliet van de oorspronkelijke nijverheidsschool (de zuidelijke vleugel) verhoogd met een derde bouwlaag en in 1912 nam de nijverheidsschool de gebouwen over van de voormalige meisjesschool (het zuidelijk volume aan de Lindenlei, zie verder) met toevoeging van gebouwen op de speelplaats achter dit gebouw. Op de gelijkvloerse verdieping van de lagere school kwamen een laboratorium voor natuurkunde (fysica), een atelier elektriciteit en een leslokaal, en op de eerste verdieping twee tekenlokalen. Op de speelplaats werden twee leslokalen en een nieuw laboratorium elektriciteit gebouwd. Op de plaats van het vroegere laboratorium elektriciteit voorzag men op de verdieping een ruimte voor verschillende proeftoestellen en op de begane grond een laboratorium mechanica/werktuigkunde met een hal voor drijfmachines, gasmotoren en dieselmotoren. Op de kadastrale schets van 1928 is te zien hoe het bestaande complex sinds 1901 ook aan de noordzijde volledig dichtgebouwd werd.
In 1923 werd op de binnenplaats van het gebouw een oorlogsgedenkteken geplaatst voor slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog, verbonden met de school (na de Tweede Wereldoorlog uitgebreid voor slachtoffers van deze oorlog). Dit bevat een figuratief bronzen beeld naar ontwerp van de Gentse beeldhouwer Louis Dubar. In 1937 nam de staat de school over (omvorming tot Rijkstechnische School) en na de Tweede Wereldoorlog ontstonden verschillende nieuwe studierichtingen zoals graduaat Handel in 1947 (waarvoor men de naam veranderde in Rijkshogere Technische en Handelsschool). Als antwoord hierop werd het complex meermaals uitgebreid, onder andere in de eerste helft van de jaren vijftig van de 20ste eeuw, wanneer het 19de-eeuwse magazijn en de neoclassicistische woning plaats ruimden voor prefab paviljoenen met U-vormige plattegrond aan de noordzijde van het complex. Na afsplitsing van de hoger onderwijsstructuren bleef het Koninklijk Technisch Atheneum aanwezig op deze site tot 2007. Sinds 2010 wordt het gebouwencomplex verhuurd als kunstenaarsateliers door de VZW NUCLEO.
19 november 1864 besliste de gemeenteraad op de plaats van de directeurswoning van het “Werkhuis voor Liefdadigheid” (in de zuidoostelijke hoek van de site) een derde betalende meisjesschool in te richten omdat dit beantwoordde aan de vraag van de talrijke welstellende inwoners in de wijk tussen de Coupure en de Hoogstraat. Het kaderde ook in de uitbouw van het stedelijk onderwijsnet dat in Gent een impuls kreeg vanaf 1858, toen een volledig liberaal stadsbestuur werd verkozen. De nationale wetgeving (van 27 juni 1852 en 14 augustus 1873) voorzag in subsidies maar ook in typeplannen en richtlijnen zoals een geïsoleerde inplanting, een zuidoostelijke of noordwestelijke oriëntatie met vensters aan beide zijden voor verlichting, het exclusief voorzien van klassen op de begane grond, mogelijkheid tot uitbreiding, een eenvoudige maar geen stijlloze architectuur die de bestemming van het gebouw verduidelijkte – in 1852 werd nog expliciet verwezen naar Engelse (neogotische) scholen –, een maximum van 70 leerlingen per klaslokaal van minimum 10 op 7 meter, een apart lokaal voor turnen, een afdak of overdekte plaats voor recreatie, en voldoende verluchting en verwarming. Heel wat van deze richtlijnen bleken moeilijk toepasbaar op de site aan de Lindenlei zoals de geïsoleerde inplanting, de vensters aan beide zijden van de klaslokalen, het exclusief voorzien van klaslokalen op de gelijkvloerse verdieping, de mogelijkheid tot uitbreiding en de minimumoppervlakte van de klaslokalen. Maar de site beschikte wel over een grote tuin (de voormalige tuin van de directeurswoning), wat het volgens de initiatiefnemers voor het eerst mogelijk maakte in Gent om een echte kindertuin te realiseren volgens de methode Fröbel.
Ontwerper was opnieuw Adolphe Pauli die hiermee zijn laatste grote opdracht als stadsarchitect uitvoerde. Op 28 januari 1865 werden de plannen (die qua gevelarchitectuur speciaal aangepast waren aan die van de nijverheidsschool) goedgekeurd, op 18 mei werden de werken aanbesteed (aannemer Coppieters) en op 1 mei 1867 opende de school in een rechthoekig volume aan de Lindenlei, dwars op de bestaande nijverheidsschool. Het gebouw bestond uit een onderwijzerswoning en acht klaslokalen (vier op elke verdieping) voor in totaal zo’n 400 leerlingen. De dagorde van deze school werd zo georganiseerd dat de meisjes niet in contact kwamen met de jongens van de nijverheidsschool maar toch kwam er kritiek op deze situatie (onder andere omdat het scheikundig laboratorium van de nijverheidsschool uitzicht gaf op de koer van de meisjesschool). Mogelijk speelde dit een rol in de beslissing om de meisjesschool te verhuizen naar de Casinostraat en het gebouw om te vormen tot jongensschool (in 1872 of 1886) tot het gebouw in 1912 werd ingelijfd bij de nijverheidsschool.
Eén van de argumenten om op deze plaats een stadsschool in te richten was dat hier voor het eerst in Gent de mogelijkheid bestond om een kindertuin te realiseren volgens de methode Fröbel. In deze tuin voorzag Pauli in 1865 een L-vormige overdekte galerij op ijzeren zuilen, die waarschijnlijk in 1869 werd aanbesteed en uitgevoerd. Een tweede aanbesteding van een overdekte galerij (in 1882) slaat mogelijk op een grotere overkapping die als préau diende. Ook deze tuin en galerij werden circa 1912 opgeofferd voor uitbreidingen van de nijverheidsschool.
Het huidige complex bestaat uit een brede monumentale vleugel (nok parallel aan de straat) uitziend op de straat, en haaks erop twee even monumentale vleugels die een smalle rechthoekige binnenplaats omsluiten die ook aan de achterzijde bebouwd is. Errond bevinden zich lagere 19de- en 20ste-eeuwse uitbreidingen met uiteenlopende erfgoedwaarde. De meest zuidelijke van de twee haakse vleugels is de nijverheidsschool (1857-1859) die een L-vormig complex vormt samen met de meisjesschool (1865-1867) aan de zuidzijde van de Lindenlei. De uitbreiding van de nijverheidsschool uit 1897-1900 vormt de noordelijke haakse vleugel en is een T-vormig gebouw met gevel aan de Lindenlei. In het zuidelijke deel van dat T-vormige volume aan de Lindenlei bevindt zich de centrale toegang tot de binnenplaats. Aan de zijde van de binnenplaats is tegen dit volume een overdekte gaanderij aangebouwd met zadeldak op eenvoudig ijzeren gebint en ijzeren zuiltjes met standvinken. Dit geeft de binnenplaats de functie van een préau, een multifunctionele, semipublieke ruimte, typisch voor het 19de-eeuwse schoolgebouw.
Aan de westzijde van de rechthoekige binnenplaats bevindt zich een oorlogsgedenkteken. Het betreft een hardstenen beeldhouwwerk van drie meter hoog, samengesteld uit twee verbonden pijlers. Sommige fragmenten zijn in het brons: een figuratief beeld van een zittende jongeling of leerling met een bloemslinger op de knieën, verder een tekstplaat, twee zwaarden met halve lauwerkrans en het Belgische wapenschild. De jongeling zit stil en sereen en symboliseert rouw en verdriet om de medeleerlingen die hun leven lieten voor het vaderland. Bronzen gedenkplaten aan de achterzijde vermelden de namen van slachtoffers uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog, verbonden aan de school.
De gevelarchitectuur aan de Lindenlei en aan de zuidzijde van de binnenplaats (nijverheidsschool van 1857-1859) is opgevat in Rundbogenstil, een eclectische stijl met voornamelijk neoromaanse elementen zoals de rondboogvormige gevelopeningen met gelijkvormige nissen en roedeverdeling, de baksteenfriezen en het horizontale accent, maar ook met invloeden van de Italiaanse renaissance en neogotiek. In het bijzonder wordt gewezen op het uiterst waardevolle originele schrijnwerk dat vrij algemeen bewaard is en dat ook typisch is voor de ontwerper (Adolphe Pauli). De omkadering van de vensters is uitgevoerd in hout, de roedeverdeling in ijzer. De meeste vensters bevatten opengaande onderdelen voor ventilatie zoals het oculus, maar de detaillering is gevarieerd. Zo zijn de vensters op de eerste verdieping van de nijverheidsschool uit 1857-1859 ingevuld met metalen geprofileerde tweelichten waarop een geprofileerd oculus en stijlen die uitgewerkt zijn als zuiltjes met kapiteel.
De nijverheidsschool van 1857-1859 heeft een lijstgevel van negentien traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak met markerend middenrisaliet van zeven traveeën en drie bouwlagen, afgelijnd door pilasters. De gevel wordt verlevendigd door een borstwering met een overhoekse baksteenfries en een fries met vierkante paneeltjes waarin vierlobmotief (met daarin decoratieve ventilatieroosters), alsook een overhoekse baksteenfries onder de kroonlijst. Voor 1908 telde dit middenrisaliet twee bouwlagen en werd het bekroond met een attiek en centraal aediculum. Deuren en vensters zijn rondboogvormig met bakstenen waterlijsten, in het middenrisaliet per travee gevat en afgelijnd door lisenen. De later toegevoegde tweede verdieping van het middenrisaliet bevat kleinere, gekoppelde vensters met hardstenen middenstijl. Het parement is uitgevoerd in rode Boomse baksteen met rode knipvoegen.
De voormalige meisjesschool (het zuidelijk volume aan de Lindenlei) heeft een rode bakstenen lijstgevel van zeven traveeën en twee bouwlagen onder een schilddak, met een middenrisaliet van vijf traveeën met lisenen en boogfriezen, geflankeerd door vlakke pilasters eindigend op postamenten die de volle bakstenen attiek begrenzen. Decoratie wordt – net zoals bij de nijverheidsschool uit 1857-1859 – gevormd door een borstwering met een overhoekse baksteenfries en een fries van vierkante paneeltjes met vierlobmotief (en decoratieve ventilatie- of verwarmingsroosters), alsook een overhoekse baksteenfries onder de kroonlijst. Centraal wordt de lijstgevel bekroond door een hardstenen gevelsteen met het wapenschild van de stad Gent en het opschrift "Ecole communale pour demoisselles MDCCCLXV". De rondboogvormige vensters zijn per travee door een rondboog omvat waarboven op de eerste verdieping nog een witstenen waterlijst.
Deze voorgevel wijkt enigszins af van het oorspronkelijke ontwerp van Pauli (gedateerd 6 januari 1865) dat een middenrisaliet had van slechts drie traveeën (zoals de zijdelen) en meer eenvormige vensters. Dit heel regelmatige en symmetrische gevelontwerp stond echter totaal los van de planindeling (met onder andere de toevoeging van een nutteloze deur in de gevel van één van de klaslokalen). De uitgevoerde gevel sluit meer aan bij de indeling van het gebouw, met behoud van de symmetrie maar minder regelmatig. Zo zijn de vensters in de zijdelen anders opgevat dan die in het middenrisaliet, met een iets groter middelste venster waardoor drielichten ontstaan. De directeurswoning van deze meisjesschool is ook in de uitgevoerde voorgevel niet duidelijk herkenbaar. Het schrijnwerk in dit volume is vergelijkbaar met dat van de vleugel uit 1857 en ook vrij algemeen bewaard.
De laat 19de-eeuwse uitbreiding van de nijverheidsschool heeft aan de Lindenlei een oranjerode bakstenen lijstgevel van negen traveeën en twee bouwlagen met een middenrisaliet van drie traveeën, bekroond met een attiek en centrale hardstenen sculptuur. Deze gevel werd qua decoratie gelijkaardig afgewerkt als de voorgevel van de meisjesschool, met uitzondering van de zijpartijen die een geaccentueerde middentravee kregen, geflankeerd door vlakke pilasters. De drie traveeën die het middenrisaliet aan weerszijden flankeren, worden gescheiden door gelijkaardige pilasters. De gevels aan de noord- en westzijde van de binnenkoer zijn eenvoudige bakstenen lijstgevels van twee bouwlagen en respectievelijk twintig en vier traveeën, geritmeerd door lisenen met versnijding (pseudo-steunberen). Ook hier werden dezelfde decoratieve elementen toegepast: overhoekse baksteenfriezen en een fries met vierkante paneeltjes waarin vierlobmotief. De vensters en deuren zijn steekboogvormig, wat typisch is voor de schoolgebouwen van Charles Van Rysselberghe. Het zes- à achtdelige schrijnwerk is representatief voor de Gentse scholen (en scholenbouw in het algemeen).
Het gebouw op de binnenplaats in gebruik als sanitaire ruimte en de prefab-paviljoenen uit het midden van de twintigste eeuw aan de noordzijde verstoren de erfgoedwaarde van het complex.
Aan de Lindenlei worden de paviljoenen afgeschermd door een bakstenen muur met lisenen en bepleisterde gevelvlakken die gedecoreerd zijn met de namen van de school, belangrijke data en de verschillende afdelingen, geïllustreerd met symbolen: "Rijkshogere Technische- en Handelsschool", "gesticht in 1827/ uitgebreid in 1955", "machine- en metaalbouw", burgerlijke bouwkunde", "electro-/ sterk- en", "techniek:/ zwakstroom", "scheikunde" en "handel".
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke; Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. & Vandeweghe E. 2017: Nijverheidsschool en lagere school uit 1857-1912 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/202467 (geraadpleegd op ).
Oorlogsmonument Eerste en Tweede Wereldoorlog als hulde aan de slachtoffers verbonden aan de vroegere Nijverheidsschool, later het Koninklijk Technisch Atheneum in Gent.
Locatie: Binnenplaats van het huidige Koninklijk Technisch Atheneum gebouwd op het voormalig Sint-Agneteklooster. Datering: 1923
Al in 1919 verschenen er in de pers oproepen om namen van gesneuvelden mee te delen. Pas 3 jaar later werd een gemengd comité opgericht, de namen van slachtoffers mochten uiteindelijk binnengegeven worden tot 15 januari 1923.
Op 29 april 1923 werd er hulde gebracht aan de 29 oorlogsslachtoffers (waaronder één leerkracht) die op het gedenkteken prijken. Op 20 juli 1947 werd het monument aangevuld met nieuwe namen en opnieuw ingehuldigd.
Kunstenaar / architect: Dubar.
Het is een hardstenen beeldhouwwerk van 3 meter hoog, samengesteld uit twee verbonden pijlers. Sommige fragmenten zijn in het brons. Het bestaat uit een zittende leerling met een bloemenslinger op de knieën, een tekstplaat, twee zwaarden met halve lauwerkrans en het Belgische schild.
Het bevat de volgende tekst:
AAN ONZE HELDEN/ 1914 A NOS HEROS 1918/ ACHTERZIJDE 1914 1918/ 1940 1945/ MILITAIREN WEERSTANDERS/ BURGERLIJK SLACHTOFFERS
GEFUSILJEERDEN/ POLITIEKE GEVANGEN/ GEVALLEN IN BEVOLEN DIENST
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO00234, Oorlogsmonument.
Auteurs: Van Branden, Gudrun
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Branden G. 2010: Nijverheidsschool en lagere school uit 1857-1912 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/134480 (geraadpleegd op ).
Voormalig Sint-Agneteklooster, thans Rijkshogere Technische en Handelschool. De Gentse orde van Sint-Agnes, gesticht in 1434, vestigde zich op de zogenaamde "Ganzendries" in 1454. Vanaf 1462 wederopbouw van het klooster, inwijding van de kerk in 1482. Reeds in 1545 was er een school in onder gebracht. Verjaagd tijdens het calvinistisch bewind, terugkeer in 1585. Wederopbouw van de kapel in 1608. Volledige heropbloei in 1624. Het complex omvatte verschillende hoven, binnenplaatsen en een boomgaard. De hoofdgebouwen waren voornamelijk opgetrokken aan de straatkant (Lindenlei, Wijngaardstraat). Naast de kerk bevonden zich rondom een vierkante binnenplaats een kloostergang met aanleunende gebouwen, onder meer refter.
Na de afschaffing van de orde in 1783 ingericht als kantoor der domeinen, douanen, en zo meer. Op de plaats van de gesloopte kerk wordt in 1785 een voedermagazijn gebouwd naar ontwerp van Louis Montoyer, na het Franse bewind omgevormd tot militaire bakkerij en rijschool (tot 1853). Op de hoek met de Coupure stichtte M. Feyericx een suikerraffinaderij met stoommachine. In 1854 vindt men er het "Werkhuis voor Liefdadigheid". Oprichting van de zogenaamde "Industriële of Nijverheidsschool" in 1826. Bouw van een nieuwe school naar ontwerp van Adolphe Pauli in 1857-59, uitgebreid met een nieuwe vleugel naar ontwerp van Charles Van Rysselberghe in 1897. Bouw van een gemeentelijke meisjesschool in 1865-66 (de huidige straatvleugel), toegevoegd aan de industriële school in 1912.
De huidige school ontvouwt volgend grondplan: een brede vleugel (nok parallel aan de straat), uitziend op de straat, en haaks erop twee vleugels die een rechthoekige binnenplaats omsluiten. Voorts onbelangrijke 20ste-eeuwse uitbreidingen.
De straatvleugel, zijnde de voormalige meisjesschool, telt twintig traveeën en twee bouwlagen onder schilddaken; opgetrokken uit bak- en Ecaussinesteen; gevelsteen vermeldt: "Ecole communale pour demoisselles MDCCCLXV". Italianiserende neoromaanse stijl aansluitend bij de reeds bestaande vleugel van de Nijverheidsschool. Lijstgevel met twee duidelijk te onderscheiden partijen. In het rechter deel: middenrisaliet aan weerszijden begrensd door vierkante lisenen en bekroond met sobere sculptuur. De drie traveeën die het risaliet flankeren worden gescheiden door gelijkaardige lisenen. Linker deel: eveneens middenrisaliet geflankeerd door lisenen met aan weerszijden drie traveeën, doch iets soberder uitgewerkt. Het horizontaal accent, de rondboogvensters met maaswerk gevat in dito-nissen en de speling met baksteenfriezen zijn reminiscenties aan de romaanse architectuur.
Vleugels op de binnenplaats, met oorlogsmonument. Achtergevel van de centrale toegang met ervoor geplaatste luifel op gietijzeren zuiltjes. Linker vleugel: de oorspronkelijke Nijverheidsschool, gebouwd in 1857 onder leiding van Adolphe Pauli. Negentien traveeën en twee bouwlagen in dezelfde neoromaanse baksteenstijl. Markerend middenrisaliet van zeven traveeën en drie bouwlagen, derde bouwlaag later toegevoegd, afgelijnd door lisenen. Vermoedelijk bevatte deze vleugel de refter en de werkplaats van het voormalige Sint-Agneteklooster: de spitsboogvormige, geprofileerde vensters en de oude balken die het interieur overwelven bleven bewaard. De rechter vleugel bouwde stadsarchitect Ch. Van Rysselberghe in 1897. Lijstgevel van twintig traveeën en twee bouwlagen geritmeerd door lisenen met versnijding.
Enkele oude huisjes in de Iepenstraat (nummer 79) en de Wijngaardstraat (nummer 55, 57) maakten eertijds eveneens deel uit van het kloostercomplex, als aparte huisjes verhuurd aan burgers.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nb Zuid-West, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1979: Nijverheidsschool en lagere school uit 1857-1912 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/20745 (geraadpleegd op ).