Bij het klooster van Poortakker hoort een aan de straat palende neogotische woning, vroeger bewoond door de aalmoezenier van het klooster. Dit gebouw verleent in het straatbeeld en bijkomend accent als herkenningsteken voor dit klooster. Deze signaalfunctie dankt het grotendeels aan zijn typologie die afwijkt van de in de straat overwegend voorkomende huizentypes. Het betreft hier namelijk een gebouw van het type diephuis en hoekhuis met een voorpuntgevel en twee zichtgevels vanop de straat. Bovendien vestigt de vierkante hoektoren aan de straatkant de aandacht extra op het voorts achterin gelegen kloostercomplex. Uiteraard laat het gebruik van dezelfde bouwstijl en hetzelfde bouwmateriaal eveneens toe onmiddellijk het wezenlijke verband te leggen met het bijbehorend klooster en zijn kapel.
Volgens de voorgevelopstand van de woning bij de bouwaanvraag van 1877 en een archieffoto te dateren omstreeks eind de jaren 1880, telde het huis aanvankelijk slechts twee bouwlagen. De verhoging van het huis met een tweede bovenverdieping en de toevoeging van de vierkante hoektoren zal wellicht deel uitgemaakt hebben van de latere vergroting van het huis die volgens archiefgegevens van het kadaster in 1906 werden geregistreerd. Daarbij was de benedenverdieping aan de voortuinzijde uitgebreid.
De woning is afgedekt door een mank zadeldak, linker dakschild met leien rechter dakschild met pannen. De dakkapellen zijn van hetzelfde type als van de kloostergebouwen. De donkere bakstenen gevels vertonen sierankers en een spaarzame toepassing van hardsteen, onder meer voor de plint, dorpels, kraagstukken van de erker, topaflijning en de afwerking steigergaten van de toren. De geveltop van de hoge en smalle voorpuntgevel zet aan op schouderstukken en op het topstuk komt een ijzeren bekroning voor. Het neogotisch karakter komt voorts voornamelijk tot uiting door de toepassing van de spitsboogvorm voor vensterbovenlichten, boogvelden en spaarvelden. De centrale erker op de tweede bouwlaag van de voorpuntgevel rust op twee bogen en geprofileerde kraagstukken. De toegangsdeur bevindt zich in de vierkante hoektoren onder leien spits met ijzeren bekroning. Torenvensters in lancetboogvormige spaarvelden vertonen een verticaliserend effect. De linkerzijgevel van vier traveeën wordt geritmeerd door spitsboogvormige spaarvelden met ingeschreven stenen kruiskozijnen. De halfronde torenachtige uitbouw van het trappenhuis tegen de derde travee onder spits tentdak behield zijn oorspronkelijke hoogte. De typische bakstenen daklijst heeft een rechte muizentand.
- Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DO002085, Poortakker (S.N. 1998).