Voormalige, dieper gelegen roterij, volgens de inventaris van het vlaserfgoed van de Provincie West-Vlaanderen opgetrokken circa 1928. Het kadaster registreert in 1930 de bouw door vlashandelaar Aimé Van Overbeke; de roterij wordt in vruchtgebruik gegeven aan Gustaaf Van Overbeke die in 1928 ook de nabijgelegen woning laat bouwen. Een studie met betrekking tot de vlasvezelbereidingsnijverheid in Vlaanderen vermeldt dat vlasfabrikant Aimé Van Overbeke in 1941 beschikt over zes zwingelmolens en één warmwaterroterij met één rootkamer (totale rootcapaciteit van 45 m3).

Schuin ten opzichte van de straat gelegen roterij, verscholen achter een recente villa (nummer 60). De roterij is thans in gebruik als opslagplaats en is uitgebreid met verscheidene aanbouwen onder lessenaarsdak. Betonnen roterij met één rootkamer (oorspronkelijk circa vier rootkamers) en bovengelegen waterbak. Afgebroken stookplaats en schoorsteen. Opening naar de rootkamer aan de westzijde (verdwenen schuifdeur op hangrail) en insprong (kijkgat) aan de noordzijde. Afgeschuinde noordwesthoek met klimijzers. Recente schuren ten noorden van de roterij.