erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Martinus

bouwkundig element
ID
208615
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/208615

Juridische gevolgen

Beschrijving

Georiënteerde parochiekerk toegewijd aan Sint-Martinus. Het 'oude kerkhof' rondom de kerk is circa 1975 verwijderd, onder meer voor de aanleg van het Meunyckenplein. Het Concertplein ten westen van de kerk, het actuele toegangsplein tot het kerkportaal, gaat terug op het toegangsstraatje naar de kerk vanuit de Moerestraat (inhuldiging plein in 1988). De groene kerkhofomgeving is gedeeltelijk bewaard, vooral ten noorden van de kerk met beuken en eiken. Daar zijn ook een aantal herdenkingstekens (voor de oorlog, voor de Fransmans) en enkele oude grafstenen- (in de muur van de kerk) en monumenten bewaard. Ook zijn enkele grafplaten bewaard in de noordgevel van de kerk.

Geschiedenis van de kerksite

Onder meer het vroeg-middeleeuwse patrocinium Sint-Maarten en de Germaanse plaatsnaam Koekelare laten veronderstellen dat monniken vanuit de Sint-Amandsabdij aan de Scarpe (Noord-Frankrijk) Koekelare en omstreken al in de 7de eeuw kerstenen. Op 16 april 899 wordt het abdijbezit van Koekelare nog eens bevestigd. In de tweede helft van de 9de eeuw schenkt de graaf van Vlaanderen de villa Koekelare aan het bisdom Noyon-Doornik. In 1106 schenkt de bisschop het patronaat van de Sint-Maartenskerk aan de Sint-Bertijnsabdij in Sint-Omaars (Noord-Frankrijk), met de vraag er een priorij te stichten. De herinnering aan die priorij blijft tot vandaag bewaard in de benamingen " ’s abtshof" en "Meunyckenhof". Voortaan bedienen benedictijnen de kerk van Koekelare (zie ook historische inleiding).

Over de structuur van de middeleeuwse kerk - die naast een altaar voor de patroonheilige Sint-Martinus ook altaren voor Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Pieter en Sint-Cornelius bezat - is weinig geweten. De kerkomwalling komt voor het eerst in schriftelijke bronnen voor in de 15de eeuw. Tijdens de godsdiensttroebelen van de tweede helft van de 16de eeuw wordt de kerk geplunderd en gedeeltelijk vernield. In 1572 blijkt uit een visitatieverslag dat het kerkhof gedeeltelijk met water en gedeeltelijk met hagen omringd is (de kerk was toen blijkbaar niet vernield). In 1569 is reeds een orgel aanwezig (een priester wordt als organist betaald). In 1574 wordt de bouwvallige romaanse kerktoren gesloopt. Als bisschop Karel Filip de Rodoan in 1610 op bezoek komt, is hij tevreden over een doopvont en een verzorgd kerkhof maar het tabernakel, een houten kastje in de sacristie, valt minder in zijn smaak. Het echte herstel komt pas met pastoor Jan Vander Straeten vanaf 1613. Voor de kostendekking bekomt hij op 25 juni 1616 van de aartshertogen een octrooi voor een zesjarige heffing op het lokale verbruik van bier, wijn en brandewijn. Giften, het ombuigen van jaargetijden en een lening bij de "gilde van Onser Zoeter Vrauwen", door hem heropgericht, vervolledigen de som nodig voor het oprichten van de nieuwe toren en de restauratie van het interieur (vermoedelijk enkel de kruisbeuk). De noord- en de zuidgevel van de kruisbeuk bestonden vermoedelijk nog uit veldsteen, vermoedelijk als restant van een romaanse kruiskerk. In de periode 1616-1619 wordt de koorpartij hersteld. Bisschop Triest consacreert op 28 juni 1620 de drie altaren en wijdt kerk en kerkhof. Bij die gelegenheid bevordert hij de pastoor Vander Straeten tot deken van de dekenij Gistel, waartoe Koekelare sinds 1618 behoort. In 1638 bedraagt de schuld voor het kerkherstel nog 2.400 gulden, die pas in 1673 afbetaald raakt. Het opknappen duurt trouwens tot 1719: in dat jaar worden de laatste muren van het kerkschip – ten westen van de kruisbeuk - opgeruimd. Tot 1790 bestaat de Sint-Martinuskerk uit een driezijdig koor, geflankeerd door vlak gesloten zijkoren. Hierop sluit ten westen een kruisbeuk (of het transept) met vierzijdige middentoren aan.

In de 18de eeuw wordt het interieur van de kerk verrijkt. In 1715 schenken parochianen een nieuw altaar en enkele meubelen. Onder pastoor Alexander Joachim Vandekinderen (1716-1738) krijgt de kerk een nieuwe vloer. In 1763, onder pastoor Jozef Collage, installeert men een nieuwe preekstoel van de hand van Pieter de Roo uit Brugge (deze is nog bewaard). In 1771 wordt het doksaal vernieuwd en wordt een nieuw orgel geplaatst.

De aangroeiende bevolking vereist op het einde van de 18de eeuw een vergroting van de kerk. In 1777-1779 worden volgens de kerkrekeningen de toegangspijlers tot het kerkhof en het voorportaal van de kerk gebouwd. In 1779 verdwijnt het "beenhuizeke" of het knekelhuis naar een massagraf: Dit is slechts een gedeeltelijke uitvoering van de wetgeving op de kerkhoven van keizer Jozef II, op de vraag om het kerkhof te ontgraven wordt niet ingegaan. In 1790 wordt naar een plan van architect P.J. Marlier uit Brugge de kerk in classicistische zin aangepakt. Het schip wordt aan de oostzijde met twee traveeën uitgebreid, achter het zuidelijke koor wordt een nieuwe sacristie gebouwd, het oude hoofdkoor wordt gesloopt en vervangen door een neoclassicistisch koor met ronde sluiting, geflankeerd door zijkoren met rechte sluiting. Er komt een nieuw classicistisch voorportaal (afbeelding op kaart van 1799). De oude gotische kruisbeuk (of het transept) en de toren uit de eerste helft van de 17de eeuw blijven behouden. De neoclassicistische aankleding van het koor en de zijkapel worden uitgevoerd door Paul Decock, leraar aan de Brugse Academie, de sculpturen en bas-reliëfs door Liebaert uit Diksmuide. Het hoofdaltaar is versierd met twee biddende engelen en met een monumentaal tabernakel afkomstig uit het door Jozef II opgedoekte klooster van de Rijke Klaren in Brugge. Deze goederen zijn samen met andere kunstvoorwerpen uit hetzelfde klooster aangekocht door pastoor Michel Van Couter. Op 11 juli 1791 wordt het gebouw gewijd en het hoogaltaar geconsacreerd door bisschop Brenart.

De walgracht rond de kerk en kerkhof met haar vier kerkebruggen elk met een balie afgesloten, verdwijnt wellicht aan het einde van de 18de eeuw of in de eerste helft van de 19de eeuw. In elk geval is de omwalling niet meer aangeduid op de Atlas der Buurtwegen van 1846. In 1843 wordt een nieuw orgel gebouwd door Pierre (junior) Van Peteghem en zoon (Gent), in een aanwezige oude orgelkast.

In 1876-1880 dient architect F. Coppejans uit Gent een plan in voor het westwaarts verlengen van het schip met drie traveëen en een westportaal, in een neogotische stijl (plannen goedgekeurd door de Koninklijke Commissie voor Monumenten op 16 mei 1877). Tijdens de bouwwerken wordt het bouwplan nog grondig aangepast en wordt ook beslist de oude kerktoren af te breken: bij de afbraakwerken is de toren instabieler geworden. Men vraagt aan de Koninklijke Commissie om de toren (en het oude transept) te mogen afbreken en te vervangen door twee bijkomende schiptraveeën (1 juni 1880). In het plannenfonds van de KCML steekt echter reeds een plan naar ontwerp van Coppejans dat een volledige herbouw van de kerk beoogt (goedgekeurd in 1876 door de kerkfabriek en het gemeentebestuur), een verbouwing die niet uitgevoerd wordt. In 1886 worden de plannen goedgekeurd voor een doksaal en een orgel. Bouw van een nieuw orgel door Ph. Forrest (Roeselare), met hergebruik van een deel van het oude Van Pethegem pijpwerk.

In 1909-1912 worden door architect J. Goethals uit Aalst de oude koren afgebroken en vervangen door drie diepe koren en een transept. Ook de slanke achtkantige toren wordt in neogotische stijl opgetrokken. In 1912 wordt de vernieuwde neogotische kerk met haar spitse toren (65 meter) ingewijd. Zoals de vroegere toren bezit ook deze toren uurwerken (vier torenhorloges geplaatst door het huis Michiels uit Mechelen). Ze lopen stipter, zodat het gezegde ‘Koekelare noene’ voor een klok die weinig de juiste tijd aangeeft, niet meer opgaat. De toren is de hoogste toren uit de regio en daardoor erg goed zichtbaar vanuit het omringende platteland. Het uitzicht van hedendaagse kerk wordt volledig bepaald door de twee neogotische bouwfases van 1876-1880 en 1909-1912. In het sobere neogotische interieur zijn ook enkele oudere meubels bewaard gebleven waaronder de preekstoel uit 1763 en drie biechtstoelen.

Op paaszaterdag 1918 wordt de kerkomgeving beschoten. Volgens foto's uit die periode waren tal van huizen om de kerk zwaar beschadigd tot totaal verwoest. De kerk is op de glasramen na niet beschadigd.

Beschrijving

Neogotische kerk in twee bouwfases gerealiseerd, met name in 1876-1880 en 1909-1912.

Plattegrond. Driebeukige hallenkerk met transept, koren met veelzijdige sluiting. Ten westen (portaal) springt de middenbeuk lichtjes vooruit; in de oksel van de middenbeuk en de noordbeuk ronde traptoren. Ter hoogte van de eerste travee van de noordbeuk, rechthoekige doopkapel. Het transept (hogere nok dan het schip) springt met één travee vooruit en is geflankeerd door lagere 'zijkapellen'. Ten zuidoosten, in de oksel van transept en zijkoor, sacristie. Ten noordoosten, in de oksel van transept en zijkoor, kleiner nutsgebouw met tegen het zijkoor ronde traptoren met veelzijdige torenverdieping onder dito spits. Achthoekige vieringtoren op vierkante basis, scherpe torenspits (leien).

Materialen. Rode baksteenbouw onder zadeldaken (leien, dakkapellen, aflijnende bakstenen tandlijst), sierankers. Gebruik van blauwe hardsteen voor sierelementen.

Opstanden. Sokkelvormende plint. (Overhoekse) steunberen met versnijdingen. Gekoppelde lancetvensters, samen met een oculus gevat in een spitsboognis op blauwhardstenen afzaat. De westgevels zijn opgevat als puntgevels met aandak en natuurstenen kruisbekroning. In de geveltoppen, blindnissen met verluchtingsgaten. In de middenbeuk, drie lancetvensters gevat in een bredere spitsboognis. Drie geprofileerde spitsboogportalen. De ronde traptoren is uitgewerkt met luchtgaten, spitsboogfries, leien spits. Tegen de zijgevel van de doopkapel, eenvoudige calvarie: kruis in boomstamimitatie onder lessenaarsdakje met sierlijk uitgewerkt spant en korbelen. De brede gevels van de transepten zijn opgevat als tuitgevels met rond topstuk, opengewerkt door drie lancetvensters met een grotere oculus gevat in een bredere spitsboognis. In het gevelveld, laadvenster gevat in spitsboognis en geflankeerd door dito nissen. De koren zijn opengewerkt met spitsboogvensters met natuurstenen traceringen: drielobbig maaswerk en bloemmotief; lijstwerk, onder meer druiplijst. Traptoren met verluchtingsgaten.

Sacristie en nutsgebouw met tuitgevels en kruisvensters waarvan de bovenlichten spitsbogig uitgewerkt zijn. Verbindingspoortje tussen de sacristie en het zijkoor.

Achthoekige toren met scherpe spits, aflijnende spitsboogfries. Vier zijdes met gekoppelde geprofileerde galmgaten en vier zijdes met blindboognissen (waarin verluchtingsgaten) waarboven torenuurwerken gevat in een geprofileerde oculus. Natuurstenen druiplijsten boven de galmgaten en de uurwerken.

Interieur. Witgepleisterde hallenkerk. Spitsbogige scheibogen tussen de beuken, op blauwhardstenen zuilen met knopkapiteel. Gedeeltelijk bakstenen omlijsting van de spitsboogvensters. Overwelvingen door middel van houten spitstongewelf. Ter hoogte van de kruising van het schip met het transept en in het koorgedeelte zijn de scheibogen uitgewerkt in baksteen, overwelving door kruisribgewelven, met beschilderingen. Ter hoogte van de eigenlijke 'viering' (toren), bakstenen gewelf met natuurstenen ribben en mangat, op hogere gebundelde zuilen. In de hoge koren, bakstenen gewelven met ribben op pijlers. Zwarte natuurstenen vloer met in het hoofdkoor, stermotief in contrasterende witte en zwarte tegels.

Vijf altaren. Het hoofdkoor is geflankeerd door twee even hoge zijaltaren. Bijkomend twee lagere zijaltaren ter hoogte van de transepten. Glasramen met voorstelling van heiligen in het hoofdkoor en de flankerende koren, deze in het hoofdkoor zijn een schenking van het gemeentebestuur in 1955. In het linker koor zijn de glasramen gesigneerd "R. VANDEWEGHE 1956". Neogotische zijaltaren naar ontwerp van E. Pirotte, in het zuidkoor toegewijd aan de heilige Jozef, in het noordkoor ter hoogte van het transept aan Sint-Martinus. Houten reliëfs en beelden, verguld en gepolychromeerd, Martinus geflankeerd door schilderijen met zijn levensverhaal. In het noordkoor altaar van circa 1910-1911 (plannen KCML): piëta geflankeerd door kruisgang en graflegging. In het zuidkoor ter hoogte van het transept, neogotisch altaar met calvarie. Zelfde kenmerken. Twee luiken van een neogotisch retabel door E. Pirotte, leven en mirakel van de Heilige Martinus, tweede helft 19de eeuw. Twee 16de-eeuwse antependia zijn bewaard, waarvan één het wapenschild draagt vermoedelijk van Englebert d' Espagne, in 1531-1544 abt van de Sint-Bertinusabdij. 18de-eeuws beeld Onze-Lieve-Vrouw met Kind, gekleed beeld onder 18de-eeuws baldakijn.

Eikenhouten preekstoel van 1760-1764 door Pieter Deroo (Brugge). Het klankbord is niet meer aanwezig. Opstelling ter hoogte van zuil tussen de midden- en zijbeuk. Op de kuip onder meer paneel met afbeelding van de Heilige Martinus te paard die zijn mantel deelt met een bedelaar en beeld van de heilige Martinus als bisschop. Drie bewaarde biechtstoelen: één biechtstoel door Pieter Deroo (Brugge), met jaartal "1754" in medaillon, één door Karel Farasijn (Koekelare) uit het einde van de 18de eeuw, een derde biechtstoel uit midden 18de eeuw. Deels bewaarde communiebank uit 18de eeuw.

Een aantal interessante schilderijen, onder meer een 16de-eeuws doek met afbeelding van Maria Magdalena en een 17de-eeuws doek met afbeelding van de Heilige Martinus met bedelaar.

Doopvont van 1824, zwarte arduin en deksel in koper.

Het oude orgel van 1886-1888 is bewaard op het doksaal, Ph. Forrest (Roeselare) met integratie van Van Peteghem-pijpwerk. In 1984 wordt een nieuw koororgel gebouwd door Jean Bruggeman, met integratie van een aantal registers uit het doksaalorgel.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, Archiefnr. W/01160.
  • Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Documentatiecentrum, Kaarten en plattegronden K.C.M.L.
  • Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed Archief orgelinventarisatie.
  • DEREEPER T., HEUS J., Bijdrage tot de ontwikkelingsgeschiedenis van de dorpskern van Koekelaere (tot circa 1850), in Spaenhiers. Jaarboek, jg. 4, 1996, p. 56.
  • DEREEPER T., Koekelare in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972, prentkaart 9, 10.
  • DEREEPER T., Over de heerlijkheid Zuudhove, in Spaenhiers. Jaarboek, jg. 3, 1995, p. 36.
  • DEVLIEGHER L., VAN BIERVLIET L., Bouwgeschiedenis van de Sint-Martinuskerk te Koekelare (1790-1909), in Biekorf. Westvlaams archief voor geschiedenis, archeologie, taal- en volkskunde, jg. 92, 1992, p. 5-28.
  • Koekelare daar is leven in de brouwerij, in Infogids Koekelare: de Mokker – Bovekerke – Zande 1995-1997, Koekelare, 1996, p. 105-106.
  • ROOSE-MEIER B., VERSCHRAEGEN H., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Kanton Torhout, Ministerie van Nederlandse Cultuur Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Brussel, 1976, p. 20-23.
  • SEYS R., De St.-Martinuskerk, in DECROCK J., SEYS R., Koekelare. Waar is de tijd? Pentekeningen van Jacques Decrock, Brugge, 1954, p. 50-71.
  • SEYS R., Koekelare, gisteren en op de drempel van morgen. Een verzameling foto's, prentkaarten en tekeningen, met beknopte historische en andere toelichtingen, Sint-Niklaas, 1987, p. 10-15.
  • SEYS R., Koekelare. Sint-Martinus, in MUYLAERT F. (red.), Kerken in West-Vlaanderen. Deel 1: Parochiekerken decanaten Izegem – Lichtervelde – Roeselare – Staden – Tielt – Torhout, Roeselare, 1991, p. 145-147.
  • VANHEULE L., Mariale devotie in het verleden te Koekelare, Ichtegem, 1954, p. 22-24.

Bron: VANNESTE P. & BAERT S. met medewerking van BOONE B., CREYF S. & VRANCKX M. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Koekelare, Deelgemeenten Bovekerke en Zande, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL46, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Aannemer

Aannemer Leonard Verstraete uit Rumbeke bouwde de kruisbeuk, het koor en de toren in 1909-1912.

  • Informatie verkregen van Luc Spyckerelle (januari 2021).
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Orgel

In 1843 bouwden Pierre (jr) van Peteghem en zoon (Gent) een nieuw instrument in een aanwezige oude orgelkast. In 1886-88 werd een nieuw orgel gebouwd door J.-Ph. Forrest (Roeselare), in een nieuwe gedeelde orgelkast, maar met integratie van een ruime hoeveelheid Van Peteghem-pijpwerk. In 1904 vond een herstelling plaats door J. Deprez (Gent), en in 1913 een verbouwing/herstelling door M. Delmotte (Doornik). Vanaf 1926 waren er herstellingen en onderhoud door J. Anneessens (Menen); deze firma plaatste een electro-ventilator in 1927 en onderhield het orgel tot aan de tweede wereldoorlog. In 1984 werden enkele registers uit het orgel weggenomen en verwerkt in een nieuw koororgel door J. Bruggeman (Marke). Sindsdien is het doksaalorgel buiten gebruik.

Auteurs: Roose, Patrick
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Gedenkplaten militaire oorlogsdoden

  • Is gerelateerd aan
    Grafstenen en gedenkplaten

  • Is gerelateerd aan
    Oorlogsgedenkteken

  • Is gerelateerd aan
    Roepsteen bij Sint-Martinuskerk

  • Is deel van
    Concertplein


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/208615 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.