Hovaeremolen ()

De Hovaeremolen of Ooievaartmolen is een stenen grondzeiler op molenberg. De graan- en oliemolen, in zijn huidige vorm daterend van rond 1921, vormt een beeldbepalend element in een bewaarde landelijke omgeving ter hoogte van de kronkelende Hovaerestraat en de Wulfaertdijk. Ten zuidwesten van de molen zijn de molenaarswoning van anderhalve bouwlaag onder pannen zadeldak en het achtergelegen nutsgebouw in kern bewaard, doch met verbouwd karakter.

Historiek

De oorspronkelijke molen zou uit de 17de eeuw dateren. Een eerste vermelding van een houten staakmolen op een molenberg of -wal op deze plek komt voor in de ommeloperkaart van 1705-1711: "(…) den muelenwal en d'erve daer den ovaremuelen staet (…) den wulfsfaertsdyck aen den noordsijde". Ook de schrijfwijze "hovaeremeulen" komt voor in de ommeloper en verwijst vermoedelijk naar de familienaam (H)ovaere. Op de Ferrariskaart (1771-1778) is de houten molen aangeduid als "den Oijevaere Molen". Op het primitief kadasterplan (circa 1835) wordt de molensite aangeduid met "hovaers molen". In een verkoopsadvertentie van 1845 luidt het "Ovaertmeulen". Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1846) wordt de molen opnieuw "Ooievaertmolen" genoemd.

In 1875 werd de graanmolen omgebouwd tot graan- en oliemolen. Hierbij werden de teerlingen vervangen door een gemetseld torenkot dat dienst deed als olieslagerij. Volgens de verkoopakte van 1876 had de molen een nieuwe staak. Een doorboorde staak was nodig om de olieslagerij aan te drijven. In de molenberg kwam er een gang naar de molenaarswoning. Het kadaster noteert in 1875-1877 een volledige reconstructie van de "Windgraenmolen" door eigenaar Karel Reynaert-Roets, koopman uit Torhout. Van 1876 tot 1968 was de molen eigendom van de familie Denecker. Vanaf 1902 of 1903 had de molen een ijzeren askop.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog richtte de Duitse bezetter de molen in als waarnemingspost. De molenaar moest ook op Duits bevel malen. In de doorgang in de molenberg werd een legerkeuken ingericht. Op 22 maart 1918 werd de molen geraakt door geallieerd geschut van achter de IJzer, dat bedoeld was voor het enkele kilometer oostelijker gelegen Duitse kanon Lange Max. Hierbij werden het wiekenkruis en de molenkast vernield. Na de oorlog werd de molen heropgebouwd als stenen bergmolen. Hierbij werd het voldoende stevig gefundeerde torenkot van 1875 hergebruikt als onderbouw. De nieuwe opbouw is afleesbaar vanaf het gecementeerde gedeelte van de molenromp (aanpassing na waterinsijpeling). Met fondsen voor oorlogsschade werden hiervoor de wieken en het binnenwerk van de stenen stellingmolen van Victor Denijs in Lichtervelde (Stationsstraat) aangekocht. In 1921 was de molen opnieuw maalvaardig. In 1932 werd een semi-dieselmotor van het merk Moës geplaatst die op windstille dagen de aandrijving overnam. In 1936-1939 lag de molen stil door het afbreken van de askop van de Roeselaarse firma Sabbe-Masselis. De askop werd in 1939 vervangen door het nu nog gebruikte exemplaar van de Plaetsemolen in Koekelare (bewaarde molenromp). In 1949 verloor de molen een houten roede, maar bleef tot 1958 in bedrijf met één roede. In 1963 werd de tweede roede verwijderd.

In 1968 werd de molen aangekocht door het gemeentebestuur. Na aankoop van de molen door de vzw Hovaeremolen in 1988 werd hij in 1996-1997 maalvaardig gerestaureerd door molenmaker Eric Vanleene uit Pollinkhove. In 1997 werden gelaste stalen roeden (Derckx uit Wessem, 25 meter) ingetrokken. In 1998 werd ook de olieslagerij opnieuw operationeel. De restauraties werden begeleid door het Brugse architectenbureau Van Biervliet. In 2015 werden molentechnische onderhoudswerken uitgevoerd door molenbouwer Vanleene. Er kwam ook een nieuwe eiken staart en de cederleien op de kap werden vervangen door geanodiseerde zinken leien. In 2016 werden binnen- en buitenschilderwerken uitgevoerd.

Beschrijving

De Hovaeremolen is op een molenberg gebouwd. Op de zuidoostelijke zijde van de molenberg zijn nog de pletstenen van de kollergang bewaard, die na de Eerste Wereldoorlog uit de molen in Lichtervelde overgebracht werden. De poort naar de overwelfde doorgang in de molenberg die vroeger op het molenaarserf uitkwam, werd bij de restauraties hermetseld aan de zuidwestzijde. Een rondboogpoort onder strek is opgenomen in een bakstenen muur, die licht boven de berg uitkomt. Nabij dit portaal zijn vier oude molenstenen bewaard.

De bakstenen molenromp is boven de begane grond gecementeerd. Het niet gecementeerde gedeelte geeft het vroegere molenkot aan (baksteenformaat 21 x 10 x 6,5cm). Het geheel is witgeschilderd boven een donker geschilderde plint. Onderaan zijn één of meerdere ijzeren ringen in het metselwerk verankerd. De boven elkaar gestelde rondboogdeuren en -vensters zijn gevat in een geriemde bakstenen omlijsting. De vensters zijn ingevuld met houten en ijzeren ramen, met respectievelijk grote roedeverdeling en waaiervormig bovenlicht en vierkante roedeverdeling. In de romp zijn enkele gaten uitgespaard voor de rook van de vuringen die het lijnzaad opwarmen in de olieslagerij. Onder de kap is er een borstwering met stellinggaten. De gebroken kap met rechte voorwand met balkon en windwijzer (staartzijde) is sinds 2015 gedekt met zinken leien. Op de windpeluw staat de inscriptie: "C.J. INGHELBRECHT/ 1851 G. LOGGHE".

Inrichting van de molen. In de olieslagerij is de kollergang met twee natuurstenen pletstenen op het doodsbed bewaard. Dit zijn nog steeds de pletstenen die vanaf 1875 in het torenkot van de toenmalige Hovaeremolen draaiden. De houten koning verbindt de twee pletstenen. De ijzeren koningspil in het midden (afkomstig uit de molen in Lichtervelde) is voorzien van een kamwiel met 19 kammen en een schijfloop met 16 staven. De koningsspil drijft het spoorwiel van de kollergang aan en ook het verticale kamwiel op de wentelas. Deze laatste drijft de heien van de slagbank aan. Er zijn ook twee haarden of vuringen voor het opwarmen van het lijnzaad. Op de meelzolder is er een ijzeren spoorwiel met houten kammen, waarschijnlijk voor een haverpletter. Op de steenzolder zorgt een gelijkaardig kamwiel voor de aandrijving van twee koppels stenen. Op de luizolder is het luiwerk bewaard.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, Archiefnummer DW000273.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Koekelare, 1875/1.
  • BECUWE F. 2009: In de ban van Ceres. Klein- en grootmaalderijen in Vlaanderen (circa 1850-circa 1890), Relicta Monografieën 3, VIOE, Brussel, 42-43, 198.
  • CORNILLY J. 2005: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel III. Arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne, Brugge, 128.
  • DENEWET L. 1987: De Hovaeremolen te Koekelare: een beschrijving en … het wachten op zijn herstel, Molenecho's XV.4, 186-191.
  • DENEWET L. 1997: De Hovaeremolen van Koekelare opnieuw als complete molen, Molenecho's XXV.3, 162
  • DENEWET L. 1998: Zes Belgische molens ingehuldigd in 1998: 29 augustus Koekelare Hovaeremolen (olieslagerij), Molenecho's XXVI.4, 186-187.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 250-253.
  • LOOTENS J.-M. 1996: Moleneigenaars te Koekelare, in: Infogids Koekelare: de Mokker – Bovekerke – Zande 1995-1997, Koekelare, 113-127.
  • S.N. 1990: De Kooklarenoeneroute, Gemeentebestuur Koekelare, 12.
  • S.N. 1992: Hovaeremolen geveld, in De Weekbode (4 december) (foto van de vernietigde molen in 1918).
  • S.N. 1996: Koekelare daar is leven in de brouwerij, in: Infogids Koekelare: de Mokker – Bovekerke – Zande 1995-1997, Koekelare, 106.
  • VANHOOREN E. 2015: Gerestaureerde Hovaeremolen een van de vele blikvangers. Open Monumentendag zet vernieuwde "Kooklarenoene"-fietsroute in de kijker, Het Nieuwsblad 5 september.

Auteurs:  Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hovaeremolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359911 (geraadpleegd op ).


Hovaeremolen ()

Stenen graan- en lijnzaadmolen, in zijn huidige vorm daterend van circa 1921 en gelegen op de hoek met de Hovaerestraat.

Historiek

Een eerste vermelding van een (houten staak)molen op een wal op deze plek krijgen we in de ommeloperkaart van 1705-1711: "(…) den muelenwal en d'erve daer den ovaremuelen staet". Ook de schrijfwijze "hovaeremeulen" komt voor in de ommeloper. De oorspronkelijke molen zou uit de 17de eeuw dateren. Op het primitief kadasterplan (circa 1835) wordt de molensite aangeduid met "hovaers molen". In een verkoopsadvertentie van 1845 "Ovaertmeulen". Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1846) wordt de molen voor het eerst "Ooievaertmolen" genoemd. In 1875 wordt de graanmolen omgebouwd tot graan- en oliemolen. De teerlingen worden vervangen door een gemetseld torenkot dat dienst doet als olieslagerij. Wellicht krijgt de molen ook een nieuwe (doorboorde) staak. De molenwal wordt behouden, er loopt nu een gang door naar de molenaarshoeve. Het kadaster noteert in 1875-1877 een volledige reconstructie van de "Windgraenmolen" door eigenaar Karel Reynaert-Roets, koopman uit Torhout.

In de periode 1876-1968 is de molen eigendom van de familie Denecker. In 1902 of 1903 krijgt de molen voor het eerst een ijzeren askop. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt de molen door de Duitse bezetter als waarnemingspost ingericht. Op bevel moet de molen draaien voor de Duitsers. In de doorgang in de molenberg wordt een legerkeuken ingericht. Op 22 maart 1918 wordt de molen geraakt door geallieerd geschut, wat fataal is voor het wiekenkruis en de molenkast. Na de oorlog wordt de molen heropgebouwd als stenen bergmolen, met hergebruik van het oude torenkot als onderbouw, dit was immers voldoende stevig gefundeerd. Rond het voormalige torenkot wordt een molenterp aangelegd, vandaar de huidige typering als bergmolen. De nieuwe opbouw situeert zich vanaf het gecementeerde gedeelte van de molenromp (aanpassing na waterinsijpeling). Het binnenwerk wordt vervangen door dat van een stenen stellingmolen uit Lichtervelde (Stationsstraat) (betaling met fondsen voor oorlogsschade). In 1921 is de molen opnieuw maalvaardig. In 1932 wordt een semi-dieselmotor Moës geplaatst die op windstille dagen de aandrijving overneemt.

In 1936-1939 ligt de molen stil door het afbreken van de askop. De askop wordt in 1939 vervangen door een exemplaar van de "Plaetsemolen" in Koekelare (bewaarde molenromp, zie Zuidstraat nr. 9/C).

In 1949 verliest de molen een houten roede, maar blijft tot 1958 in bedrijf met één roede die in 1963 wordt verwijderd. In 1968 wordt de molen aangekocht door het gemeentebestuur. In 1973 wordt de molen als monument beschermd. In 1988 wordt de molen aangekocht door de "vzw Hovaeremolen". In 1996-1997 wordt de molen maalvaardig gerestaureerd door de uit Pollinkhove (Lo-Reninge) afkomstige molenmaker Eric Vanleene. In 1998 wordt ook de olieslagerij operationeel gemaakt.

Beschrijving

Op de noordwestelijke molenwal zijn nog de pletstenen van de kollergang bewaard (uit de molen in Lichtervelde). Witgeschilderde baksteenbouw, deels gecementeerd. Boven elkaar gestelde rondboogvensters in een geriemde omlijsting. Houten en ijzeren ramen. Gaten om de rook van de stampinstallatie (vuren voor de opwarming van het lijnzaad) door te laten.

Olieslagerij met één kollergang. Links van de gang, de oorspronkelijke pletterstenen. Oliestandaard uit de molen in Lichtervelde. Rechts twee haarden voor het opwarmen van het lijnzaad. Middenin de stampers.

Doorgang in de molenberg nu hermetseld met rondboogpoort (komt licht boven de berg uit). Bewaarde molenstenen.

Gebroken kap. Op de windpeluw inscriptie: "C.J. INGHELBRECHT/ 1851 G. LOGGHE".

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onoerend Erfgoed, Archiefnummer DW000273.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Koekelare, 1875/1.
  • Informatie Frank Becuwe.
  • BECUWE F. 2009: In de ban van Ceres. Klein- en grootmaalderijen in Vlaanderen (circa 1850-circa 1890), Relicta Monografieën 3, VIOE, Brussel, 43, 198.
  • CORNILLY J. 2005: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel III. Arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne, Brugge, 128.
  • DENEWET L. 1987: De Hovaeremolen te Koekelare: een beschrijving en … het wachten op zijn herstel, Molenecho's Vlaams tijdschrift voor molinologie: driemaandelijks orgaan van Molenzorg v.z.w. tot behoud van onze molen 15.4, 186-191.
  • DEVLIEGHER L. 1984: Molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium in West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 250-253.
  • LOOTENS J.-M. 1996: Moleneigenaars te Koekelare, in: Infogids Koekelare: de Mokker – Bovekerke – Zande 1995-1997, Koekelare, 113-127.
  • S.N. 1990: De Kooklarenoeneroute, Gemeentebestuur Koekelare, 12.
  • S.N. 1996: Koekelare daar is leven in de brouwerij, in: Infogids Koekelare: de Mokker – Bovekerke – Zande 1995-1997, Koekelare, 106.
  • Spaenhiers vzw (plaatsnaamkunde), geraadpleegd op 22 juni 2010.
  • Molenecho's (Belgisch Molenbestand), geraadpleegd op 22 juni 2010.

Bron: VANNESTE P. & BAERT S. met medewerking van BOONE B., CREYF S. & VRANCKX M. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Koekelare, Deelgemeenten Bovekerke en Zande, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL46, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hovaeremolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/131368 (geraadpleegd op ).