is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Karakteristieke villa uit begin 20ste eeuw
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Karakteristieke villa uit begin 20ste eeuw
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Karakteristieke villa uit begin 20ste eeuw
Deze vaststelling was geldig van tot
Vakantiewoning met cottage- en eclectische elementen, uit het begin van de 20ste eeuw, in 1931 vergroot en van nieuwe bijgebouwen voorzien in dezelfde stijl als het hoofdgebouw.
Dit weekendhuis met cottage- en eclectische elementen, uit het begin van de 20ste eeuw, kadastraal geregistreerd in 1911, vergroting en nieuwe bijgebouwen in 1931 in dezelfde stijl als het hoofdgebouw. Bouwsporen in de rechterzijgevel (verspringende bouwnaad en varianten in materiaalgebruik) verraden een derde verbouwing die blijkbaar niet kadastraal herkenbaar is. Mogelijk werd nog tijdens de bouw, of kort erna, beslist het pand groter op te trekken dan initieel voorzien.
Volgens de huidige eigenaar gebouwd als ‘maison de plaissance’ of weekendhuis. Conform het kadasterarchief is het huis opgetrokken door ondernemer Hendrik Caron–De Wachter. Hij gebruikte het pand als verblijf voor weekends buiten de stad en het ontvangen van vrienden. De externe en interne organisatie van huis en tuin wijzen op de vrijetijdsfunctie en het publieke karakter van de site. Zo ligt er aan de straatzijde van het huis een terras en zijn ook de balkons aan de straatzijde gelegen. Het interieur heeft twee grote salons en een inkomhal, ideaal voor ontvangen van gasten. Slaapkamers en personeelsruimtes zijn soberder uitgewerkt en duidelijk secundair binnen het ontwerp.
Het is een romantisch, in oorsprong L-vormige villa gebruikt als vakantiewoning gelegen op de noordelijke helling van de Middenlaan.
Ten einde het hoogteverschil in het perceel te overbruggen werd de helling gestabiliseerd door keermuren met rotseerwerk. Een groot pad/oprit, geschikt voor koets of wagen, snijdt zich in de helling in en scheidt de beboomde tuin in twee delen: rechts het woonhuis en links de tuin. Een brug in rotseerwerk overspant de oprit. Een pad met treden slingert van aan het toegangshek via het terras naar de voordeur. De rijkelijke beplanting onttrekt het huis aan het zicht.
Het huis kenmerkt zich door voor de bouwperiode typische verspringende volumes, variërende traveeverdelingen met verschillende types aan ramen (recht en segmentboog) en dakvormen (mechanische pannen). Het bakstenen tweelagige gebouw is verlevendigd met gecementeerde muurbanden en aan de straatzijde opvallende uitgewerkte houten balkons met schoorstukken onder een met leien bedekt lessenaarsdakje.
De kelderverdieping met zijn gevel uit breuksteen geeft uit op het terras aan straatzijde. De houten balkons zijn bereikbaar via de gelijkvloerse (traphal) en eerste verdieping (slaapkamer). De toegangsdeur in de linker zijgevel is gelegen boven een berotste trap. Een houten luifel met leibedekking overdekt de toegang. Aansluitend staat de markante beglaasde uitkijktoren onder leien puntdak, geplaatst op een achtzijdige, niet-vrijstaande torenbasis.
Aan de rechterzijde ligt de haakse vleugel met zadeldak onder platte pannen. Met uitzondering van een kwaliteitsverschil in materiaalgebruik en de bouwnaad verraadt niets dat het hier om een wijziging/uitbreiding in het oorspronkelijke concept gaat. De rechterzijgevel is vrij sober uitgewerkt. De aangebouwde vleugel werd met een plat dak afgewerkt. Het huis behield grotendeels het authentiek buitenschrijnwerk. Vernieuwd schrijnwerk werd kwalitatief en met respect voor het gebouw uitgevoerd.
Aan de linker zijde staat het tweelaagse volume dat begin jaren 1930 werd bijgebouwd en recent gerestaureerd. Daarbij werd een identieke vormentaal gebruikt als in 1911 waardoor geen breuk in het ontwerp ontstaat. Als gevolg van de uitbreiding tijdens het interbellum kreeg het weekendhuis een U-vormig plattegrond die op de gelijkvloerse verdieping werd ingevuld met een veranda. De veranda werd bij de laatste renovatie vervangen en omgebouwd tot keuken.
De centrale plaats in het huis is de traphal die twee verdiepingen overspant en bijna de helft van de oppervlakte inneemt. Rechts van de traphal liggen het salon en de eetkamer. De inrichting van de nieuwbouw uit het interbellum doet vermoeden dat het gaat om een dienstvleugel, gebouwd op het ogenblik dat het huis meer voor permanente bewoning werd gebruikt (keuken en bijkeuken met tapijttegelvloer en geglazuurde wandtegels, bediendekamers op de bovenverdieping). Een trap in de toren zorgt voor de verbinding naar de boven- en zolderverdieping van de dienstvleugel en het uitkijkpunt van de toren. Op de bovenverdieping van het oudste volume liggen aansluitend bij de traphal twee slaapkamers gescheiden door een badkamer. In de uitbreiding liggen gescheiden over twee verdiepingen nog vier kamers die vermoedelijk dienst deden als bediendekamers.
Het volledige pand werd na jarenlange leegstand en onderverhuur verkocht in 1997 en gerestaureerd door de huidige eigenaar. De vorige huurder plaatste een balkon in de traphal en bracht marmerimitatie en schilderingen in trompe-l’oeil aan in het huis. Beide elementen zijn van goede kwaliteit en bleven bewaard.
De traphal wordt gedomineerd door de sobere maar gracieuze trap onder koepelgewelf. De vloer bestaat uit een parket in visgraatmotief. Een dubbele deur geeft toegang tot het salon. In oorsprong zouden drie dergelijke dubbele deuren verbinding gemaakt hebben tussen de traphal en het salon zodat beide bij ontvangsten samen konden gebruikt worden. De traphal geeft toegang het onderste balkon aan straatzijde. Het grote salon wordt gedomineerd door een indrukwekkende gesculpteerde en deels vergulde schouwmantel in neorenaissancestijl (leeuwenkoppen, bladwerk, pilasters). De vloer is belegd met parket in visgraatmotief. De plafonds zijn gedecoreerd met stucwerklijsten, consoles en centraal rozetten. De aansluitende eetkamer heeft gelijkaardige plafonds, een schouwmantel (eenvoudig van opzet doch typisch voor begin 20ste eeuw in roze en beige marmer) en parket in dambordpatroon. Het schrijnwerk op deze verdieping is origineel of werd naar model hermaakt waar nodig. De bovenverdieping is bijzonder sober uitgewerkt met plankenvloeren en stucplafonds met eenvoudige rozetten. Het oorspronkelijk binnenschrijnwerk bleef bewaard. Aan de achterzijde twee kamers op een half verdiep, vermoedelijk bediendevertrekken, toegankelijk van op het bordes van de trap.
De dakstructuur werd in de jaren 80 van de 20ste eeuw volledig ontdubbeld waardoor de oorspronkelijke structuur bewaard bleef, doch verstevigd.
In de tuin ligt een gebouwtje dat tijdens het interbellum aangepast werd. Naar vormgeving, materiaalgebruik en stijl past het volledig bij het hoofdvolume. Het werd nog niet gerenoveerd.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/23099/103.1, Vakantiewoning uit begin 20ste eeuw.
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Kraainem
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Karakteristieke villa uit begin 20ste eeuw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/209212 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.