In 1879 dient kolenhandelaar Ad. Verset een aanvraag in voor de bouw van opslagplaatsen op zijn grond tegenover het toen nog niet uitgevoerde, maar al wel duidelijk geplande Kolendok. In oktober 1877 richtte Verset al een vraag aan het College van Burgemeester en Schepenen of hij op deze plaats een bakstenen opslagplaats voor kolen kon optrekken met één verdieping. Dat werd toen goed bevonden, op voorwaarde dat "les façades aient une hauteur et un aspect convenable".
De opslagplaats is een rode baksteenbouw onder pannen zadeldak, bestaande uit zes identieke traveeën van twee bouwlagen hoog. De lijstgevel is sober, maar verzorgd vormgegeven, in een neotraditionele stijl: houten kroonlijst doorbroken door twee uitkragende laaddeuren met driehoekig fronton, over de volledige gevel doorlopende natuurstenen vensterdorpels, segmentbogige muuropeningen die onder een doorlopende, zwarte bakstenen waterlijst zijn gevat. Elke travee heeft een brede segmentboogpoort en een smalle deur die leidt naar de verdieping en in een hardstenen omlijsting is gevat. Op de verdieping, in elke travee een smalle vensteropeningen, in de rechter travee breder gemaakt onder een ijzeren latei met rozetten.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 1879 # 1163.
- PRIMS L. & DE MEYER R. 1993: Het Zuid (Antwerpen 1875-1890). Architectuur & maatschappij, Antwerpen, 131-142, 236-237.