is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Romp van de Plaetsemolen met maalderij
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Windmolen Plaetsemolen
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Romp van de Plaetsemolen
Deze vaststelling was geldig van tot
De Plaetsemolen, een stenen bergmolen (olie- en korenmolen) op de hoek van de Burg. Jos. Lievensstraat met de Berkenhagestraat, verving in 1866 een vroegere staakmolen. De molensite op deze plaats werd reeds vermeld in de eerste helft van de 16de eeuw. De benaming Plaetsemolen (Ph. Vandermaelenkaart van rond 1850) of Dorpsmolen verwijst naar de ligging op nog geen halve kilometer van de kerk. Lievens molen verwijst dan weer naar de molenaars- en eigenaarsfamilie.
De monumentenbescherming van de molenromp met mechanische maalderij van 1932 (1995) is gemotiveerd vanuit de industrieel-archeologische waarde. De molen vormt een "voorbeeld van een korenwindmolen van het type bergmolen anno 1866 die in de socio-economische context van het interbellum werd omgevormd tot mechanische maalderij, aangedreven door een zeldzaam geworden monocilinder dieselmotor Claeys-Zedelgem". De molen is gelegen op een ruim hoekperceel met weide. De omgeving ten westen en ten noorden is nog landelijk. Aan de overzijde van de straat is de vroegere molenaarshoeve bewaard. Er bestaat een sterke ensemblewerking tussen de molenromp ten westen van de straat en de hoeve ten oosten.
In de eerste helft van de 16de eeuw was de molen eigendom van de heren van Zedelgem. Een boedelbeschrijving van 1528, naar aanleiding van het overlijden van Gelein van Haveskerke, heer van Zedelgem, beschreef de houten staakmolen als "eene coorne muelne...welcke Karels Anneije in pachte houdt...met een cleen huusekin daer neffens an staende...". De molen is als staakmolen aangeduid op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571, rond 1600 gekopieerd door Pieter Claeissens jr.). In de 18de eeuw tonen de kaart met de landerijen van de kartuizers van Brugge (1761) en de Ferrariskaart (1771-1778) hetzelfde beeld. Bij de opmaak van het primitief kadasterplan (rond 1830) bestond de molensite uit de molenaarswoning met landgebouwen en een korenwindmolen op een molenberg met bijhorende rosmolen. Deze rosmolen om op windstille dagen te malen was reeds aangegeven op de kaart van 1761.
Door huwelijk kwam de molensite rond 1700 in handen van de molenaarsfamilie Lievens. Joseph Lievens (1801-1883) volgde zijn vader op als molenaar op de Plaetsemolen. In 1858 ging Joseph, die sinds 1855 burgemeester was, rentenieren op de dorpsplaats. Hij liet de molen over aan zijn zoon Pieter (1835-1913). In 1866 verving deze de staakmolen door de huidige stenen bergmolen. Daarvan getuigt de gevelsteen "P. Lievens 1866". In deze olie- en korenmolen bevond de olieslagerij zich op de benedenverdieping in de berg. De rosmolen bij de molen, nog vermeld in een notariële akte van 1884, werd volgens het kadaster in 1913 omgevormd tot landgebouw. Deze buitenwerkingstelling had wellicht te maken met de stoommachine van 25 PK die Alidor Lievens (zoon van Pieter) in 1911-1912 bij de molen plaatste. Een Duitse oorlogsprentkaart van 1914-1918 toont naast de “Mühle” echter nog steeds de vierkante, mogelijk houten rosmolen onder tentdak, maar zonder staart. Op 18 oktober 1914 doodde een Duitse brigade molenaarsknecht Joannes Floré, die in de molen aan het werk was. In september 2018 werd bij de molen een gedenkteken geplaatst voor dit oorlogsslachtoffer. In 1919 kocht Jules Bogaert de molen en installeerde er een motor om ook op windstille dagen te malen. In 1932 werd een deel van de berg afgegraven en werd tegen de molenromp (ten noorden) een mechanische maalderij gebouwd. De maalderij werd aangedreven door een monocilinder dieselmotor van het Zedelgemse bedrijf Claeys. In dat jaar vielen de wieken definitief stil. Twintig jaar later (1951) werden de gebroken molenkap met balkon en de wieken verwijderd. In de daaropvolgende decennia werd de berg verder afgegraven, maar na 1982 werd deze opnieuw opgehoogd.
De romp van de bergmolen is toegankelijk via twee overwelfde ingangen, ten zuiden en ten noorden in de met gras ingezaaide molenberg. Deze houten korfboogpoorten onder kopse baksteenlaag zijn geflankeerd door schuine steunberen, waarmee de talud van de molenberg gelijk oploopt. Bij de noordelijke toegang ligt een molensteen tegen de molenberg. De romp zet reeds aan op het maaiveld onderaan de molenberg. De conische romp met drie zolders is opgetrokken in roodbruine baksteen (formaat 21-22 x 9,5-10 x 5 cm). De rondbogige muuropeningen zijn grotendeels boven elkaar geplaatst. De laag geplaatste vensters ter hoogte van het bovenvlak van de molenberg - ter verlichting van de vroegere olieslagerij (begane grond, in de molenberg) - vormen hier een uitzondering op. De hoger geplaatste deuropeningen naar de eerste zolder of maalzolder zijn dichtgemetseld. De vensters zijn gevat onder strek en druiplijst in fijnere baksteen. De ijzeren ramen hebben een kleine roedeverdeling en straalvormige bovenlichten. In de romp zijn sporen van de schoorstenen van de vroegere vuringen in de olieslagerij afleesbaar. Bovenaan is de romp afgeboord met een borstwering met stellinggaten.
De maalderij is ten noorden tegenaan de molenromp en ten noordwesten tegenaan de noordelijke toegangspoort aangebouwd (hiervoor werd een deel van de berg afgegraven). Het is een eenvoudig, laag bakstenen gebouw onder een quasi plat dak. De gevels zijn slechts opengewerkt door een rechthoekige houten poort en een dito luik. Nabij de maalderij is een ronde waterput opgemetseld in baksteen. Water was nodig voor de nu verdwenen stoomketel. Ook voor de afkoeling van de in 1932 geplaatste dieselmotor was water noodzakelijk.
Inrichting van de molen en de mechanische maalderij. De begane grond van de molen is toegankelijk via in- en uitritten met houten poorten. Deze hebben een bakstenen overwelving in de vorm van een gedrukte rondboog. De begane grond (ingangen en vroegere olieslagerij) is gevloerd met bakstenen klinkers. Een houten trap met dito leuning leidt naar de eerste zolder of maalzolder. Op de steenzolder bevonden zich oorspronkelijk drie maalstoelen, waarvan anderhalf bewaard. Er zijn twee kamwielen met elk 29 kammen. Ook een steengalg is bewaard. Op de luizolder is het luiwerk bewaard. De aangrenzende mechanische maalderij van 1932 is overwelfd door bakstenen troggewelven op I-profielen. De horizontale monocilinder dieselmotor in de maalderij is voorzien van het opschrift "L. Claeys Zedelgem". In een niet-beperkende opsomming omschrijft het beschermingsbesluit van 1995 de inrichting van de molen en de mechanische maalderij als volgt: “met inbegrip van de aanhorigheden, van alle gaande werk met toebehoren inzonderheid de dieselmotor Claeys-Zedelgem, de maalstoelen met maalstenen en raderen, de weegschaal, de galg, de elektrische aandrijving”.
Auteurs: Vanneste, Pol; Van Vlaenderen, Patricia; Vranckx, Martien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Molenaarshoeve van de Plaetsemolen
Is deel van
Burg. Jos. Lievensstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Romp van de Plaetsemolen met maalderij [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/209306 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.