Enkelhuis van drie bouwlagen met drie traveeën onder mansardedak (leien), uit het vierde kwart van de 19de eeuw. Druk versierde bepleisterde gevel op hoge arduinen sokkel met imitatiebanden en steekboogvormige keldervensters; provinciale toepassing van ornamenten met Louis-Philippe-inslag. Imitatieblokwerk op begane grond, afgelijnd door zware puilijst. Steekboogvormige muuropeningen ingeschreven in rechthoekige omlijsting met oren en drup; gemarkeerde trapezoïdale sluit- en boogstenen, op licht verhoogde begane grond; neorocaille-sleutel en rozetjes in de zwikken van de bel-etage. Centraal deurvenster onder uitgewerkt gebroken driehoekig fronton, balkon met gesmeed ijzeren hek. Lekdrempels verbonden door cordons. Gelijksoortige vensters, onder meer een blind, op hoogste verdieping. Geornamenteerde penanten. Casementen op de borstwering. Zware getande kroonlijst op klossen. Uitgewerkte modillons. Œil-de-boeuf als centrale dakkapel. Nummer 24, 28 en 30 vertonen gelijkaardige, doch minder drukke bepleistering met neorococo-inslag.
Bron: D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n1 (A-G), Brussel - Gent. Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)